ECLI:NL:RBDHA:2020:14141

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
NL20.19851
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Beoordeling van interstatelijk vertrouwensbeginsel en kwetsbaarheid van asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend op 31 juli 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië als verantwoordelijk land was vastgesteld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is zonder bericht niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat Italië in beginsel als veilig wordt beschouwd voor de behandeling van asielaanvragen. Eiser heeft geen overtuigende bewijsstukken overgelegd die aantonen dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt of dat hij als bijzonder kwetsbare asielzoeker extra bescherming nodig heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zonder aanvullende garanties geen adequate zorg- of opvangvoorzieningen zal krijgen in Italië. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL20.19851
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.19852, plaatsgevonden op 10 december 2020 in Breda. Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Op 31 juli 2020 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw1. Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als op grond van de Dublinverordening2 is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.
3. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit. Hij voert aan dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat er
1. Vreemdelingenwet 2000.
2 Verordening (EU) nr. 604/2013.
sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die voor verweerder aanleiding dienen te zijn om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiser stelt tot slot dat hij moet worden aangemerkt als een bijzonder kwetsbare asielzoeker, voor wie verweerder aanvullende garanties moet vragen aan de Italiaanse autoriteiten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening kan verweerder in afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Dublinverordening, besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van deze verordening neergelegde criteria niet verplicht. Volgens paragraaf C2/5 van de Vc3 maakt verweerder terughoudend gebruik van de bevoegdheid om het asielverzoek op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, aan zich te trekken. Er wordt gebruik gemaakt van de in dit artikel neergelegde bevoegdheid als er concrete aanwijzingen zijn dat de voor de behandeling van het asielverzoek verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt of in het geval dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de verantwoordelijke lidstaat van onevenredige hardheid getuigt.
5. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Italië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Bij uitspraak van 19 december 20184 heeft de Afdeling5 geoordeeld dat, hoewel de algemene situatie en leefomstandigheden van asielzoekers in Italië bepaalde tekortkomingen kennen, verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ten aanzien van Italië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ook in recentere uitspraken heeft de Afdeling geoordeeld dat verweerder ten aanzien van Italië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan.6 Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in dit geval niet kan.
6. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen en dat bij terugkeer een situatie zal ontstaan die in strijd is met artikel 3 van het EVRM7 of artikel 4 van het Handvest8. Uit de door eiser genoemde vragen9 van het EHRM10 aan de Italiaanse autoriteiten volgt evenmin dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hierbij betrekt de rechtbank de analyse van verweerder ter zitting dat deze vragen betrekking hebben op de nieuwe wetgeving in Italië en dat deze wetgeving de voorzieningen in Italië juist zal verbeteren voor Dublinclaimanten en kwetsbare asielzoekers. De rechtbank ziet in deze uitspraak dan ook geen aanleiding om anders te oordelen dan de Afdeling heeft gedaan. Eiser betoogt dat uit zijn eigen ervaringen in Italië – dat hij gescheiden werd van zijn partner en kind en dat hij het slachtoffer is geworden van
3 Vreemdelingencirculaire 2000.
5 Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.
6 Zie uitspraken van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:986 en ECLI:NL:RVS:2020:987 en 9
september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2129.
7 Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
8 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
9 Zaaknummer 46595/19, M.T. tegen Nederland.
10 Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
een racistische aanval – blijkt dat Italië zich niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. Vooropgesteld wordt dat eiser deze stelling niet heeft onderbouwd. Bovendien ligt het op de weg van eiser om hierover te klagen bij de (hogere) Italiaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat de Italiaanse autoriteiten niet zouden kunnen of willen helpen. De stelling van eiser dat hij eerder tijdens zijn verblijf in Italië tevergeefs aangifte bij de politie heeft gedaan, is evenmin onderbouwd. Daarbij merkt de rechtbank op dat de Italiaanse autoriteiten met het fictieve claimakkoord hebben gegarandeerd de behandeling van de aanvraag van eiser overeenkomstig de verdragsverplichtingen in behandeling zullen nemen.
7. Verweerder heeft eiser terecht niet als bijzonder kwetsbare vreemdeling in de zin van het arrest van het EHRM in de zaak Tarakhel11 aangemerkt. De rechtbank overweegt hiertoe dat eiser geen medische stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij op dat gebied bijzondere behoeftes heeft. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij zonder aanvullende individuele garanties geen adequate zorg- of opvangvoorzieningen zal krijgen in Italië.
8. Nu ook niet is gebleken van (andere) bijzondere, individuele omstandigheden, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening het asielverzoek aan zich te trekken.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier.
11 ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 december 2020

Documentcode: DSR13578685

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.