In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Cypriotische onderneming, en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over een opgelegde boete van € 48.000,- wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De boete was opgelegd omdat eiseres zes vreemdelingen in dienst had zonder de vereiste tewerkstellingsvergunningen. Eiseres heeft tegen het besluit van de Staatssecretaris beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de vreemdelingen rechtmatig werkten op basis van hun verblijfs- en werkvergunningen in Spanje en Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdelingen niet gerechtigd waren om in Nederland te werken, maar dat voor drie van hen, die in Duitsland werkten, de boete ten onrechte was opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en de boete voor deze drie vreemdelingen vernietigd. Voor de overige drie vreemdelingen, die geen relevante vergunningen hadden, werd de boete gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet bevoegd was om een boete op te leggen voor de werkzaamheden van de vreemdelingen die in Duitsland werkten, omdat deze werkzaamheden onder de vrijheid van dienstverrichting vallen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om te voldoen aan de vereisten van de Wav en de complexiteit van grensoverschrijdende dienstverlening.