ECLI:NL:RBDHA:2020:14377
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na intrekking door verweerder
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling. Echter, op 24 juni 2020 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en de asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling genomen. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat hij geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser had immers bereikt wat hij met het beroep beoogde, namelijk dat zijn asielaanvraag inhoudelijk werd behandeld. De rechtbank heeft ook overwogen of verweerder veroordeeld moest worden tot vergoeding van de proceskosten, maar concludeerde dat dit niet het geval was. Verweerder was niet tegemoetgekomen aan eiser, omdat de asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling werd genomen vanwege veranderde omstandigheden, namelijk de verstreken overdrachtstermijn aan Kroatië.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, en deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op dezelfde datum, 26 augustus 2020, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk in de vorm van verzet binnen zes weken na bekendmaking.