ECLI:NL:RBDHA:2020:14377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
NL20.8388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na intrekking door verweerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling. Echter, op 24 juni 2020 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en de asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling genomen. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat hij geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser had immers bereikt wat hij met het beroep beoogde, namelijk dat zijn asielaanvraag inhoudelijk werd behandeld. De rechtbank heeft ook overwogen of verweerder veroordeeld moest worden tot vergoeding van de proceskosten, maar concludeerde dat dit niet het geval was. Verweerder was niet tegemoetgekomen aan eiser, omdat de asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling werd genomen vanwege veranderde omstandigheden, namelijk de verstreken overdrachtstermijn aan Kroatië.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, en deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op dezelfde datum, 26 augustus 2020, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk in de vorm van verzet binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.8388
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Drenth), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. Ch. R. Vink).

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat hij Kroatië verantwoordelijk heeft geacht voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 24 juni 2020 heeft verweerder te kennen gegeven dat hij het bestreden besluit heeft ingetrokken en de asielaanvraag inhoudelijk in behandeling zal nemen.
Naar aanleiding hiervan heeft eiser het beroep gehandhaafd en verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak.
Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk. Hij heeft namelijk onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met het beroep beoogt doordat verweerder de asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen. De vraag of verweerder moet worden veroordeeld tot vergoeding van de in beroep
zaaknummer: NL20.8388 2
gemaakte proceskosten, geeft onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan1.
4. Wel moet worden beoordeeld of verweerder toch tot vergoeding van de proceskosten moet worden veroordeeld. Daarvoor kan aanleiding bestaan als hij aan de eisende partij tegemoetgekomen is. In dat geval kan verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb worden veroordeeld in de proceskosten. Van tegemoetkomen is geen sprake als een in beroep bestreden besluit is gewijzigd wegens veranderde omstandigheden2.
5. In dit geval heeft verweerder de asielaanvraag van eiser alsnog inhoudelijk in behandeling genomen, omdat de uiterlijke termijn voor de overdracht aan Kroatië is verstreken. Dat is een veranderde omstandigheid die zich ten tijde van het bestreden besluit niet voordeed. Verweerder is met het alsnog inhoudelijk in behandeling nemen van de asielaanvraag dan ook niet tegemoetgekomen aan eiser. Daarom bestaat geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 26 augustus 2020 door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
1. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 26 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1423.
2 Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816.
zaaknummer: NL20.8388 3
De uitspraak is bekendgemaakt op:
26 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.