ECLI:NL:RBDHA:2020:15194

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/4479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging voorlopig verblijf en verzoek om vrijstelling griffierecht in het kader van nareis asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een mvv in het kader van gezinshereniging. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres haar identiteit niet aannemelijk kon maken met officiële identificerende documenten. Eiseres had weliswaar indicatieve documenten overgelegd, zoals een schoolpas en een UNHCR-document, maar deze werden door verweerder niet als substantieel bewijs aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet in bewijsnood verkeerde en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.

Eiseres had verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank overwoog dat eiseres geen griffierecht verschuldigd was. Tijdens de zitting op 15 oktober 2020 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl de verweerder ook een gemachtigde had. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek, omdat eiseres geen bewijsnood had aangetoond en er geen officiële documenten waren overgelegd die de familierechtelijke relatie met de referent onderbouwden.

De rechtbank verwierp ook het argument van eiseres dat het beginsel van 'equality of arms' was geschonden, omdat zij geen contra-expertise kon laten uitvoeren. De rechtbank stelde vast dat eiseres voldoende gelegenheid had gehad om ander relevant bewijs te leveren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had besloten dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de gevraagde mvv.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4479

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] ,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.C.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 13 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 13 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en referent [referent] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe. Eiseres is geen griffierecht verschuldigd.
2. Eiseres is geboren op [1990] en is van Eritrese nationaliteit. Aan referent is een verblijfsvergunning asiel verleend. Referent heeft ten behoeve van eiseres een aanvraag voor een mvv gedaan met als doel gezinshereniging in het kader van nareis asiel.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres haar identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt middels officiële identificerende documenten. Eiseres heeft volgens verweerder niet aangetoond dat zij in bewijsnood verkeert. Eiseres heeft indicatieve documenten overgelegd, namelijk een schoolpas, een UNHCR-document en een doopakte. Verweerder heeft deze documenten zowel afzonderlijk als tezamen niet aangemerkt als substantieel indicatieve stukken. Op de schoolpas staat geen recente pasfoto en geen geboorteplaats. Voor de schoolpas en de UNHCR-document geldt volgens verweerder verder dat niet is gebleken welke gegevens daaraan ten grondslag zijn gelegd. De overgelegde doopakte is door Bureau Documenten vals bevonden. Tot op heden is niet uitgelegd waarom het document vals is en is geen contra-expertise ingebracht met een andersluidend advies. Omdat eiseres niet in bewijsnood verkeert en geen substantieel indicatief bewijs heeft overgelegd die haar identiteit aantoont, is de aanvraag volgens verweerder terecht afgewezen zonder dat nader onderzoek is verricht naar haar identiteit. Ter staving van de familierechtelijke relatie met referent, zijn geen officiële familierechtelijke documenten overgelegd zoals een wettelijke huwelijksakte en heeft eiseres evenmin aangetoond dat zij in bewijsnood verkeert. De in verband met het aantonen van de familierechtelijke relatie overgelegde doopakte en kerkelijke huwelijksakte zijn beiden vals bevonden door Bureau Documenten. Voor het overleggen hiervan heeft eiseres geen verklaring gegeven. Eiseres heeft de familierechtelijke relatie niet aannemelijk gemaakt. Het overleggen van valse en/of vervalste documenten wordt door verweerder voorts beschouwd als een contra-indicatie en vormt voor haar daarom geen reden tot het doen van nader onderzoek.
4. Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel nareis moet een vreemdeling zijn identiteit en de gestelde familierelatie met referent aannemelijk maken. Verweerder hanteert bij zijn beoordeling of de vreemdeling daarin is geslaagd een vaste gedragslijn, die onder meer is uiteengezet in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 16 mei 2018 [1] en daarna verder is toegelicht door verweerder. Volgens deze gedragslijn betrekt verweerder alle verklaringen en bewijselementen, officieel en onofficieel, in onderlinge samenhang bij zijn beoordeling en houdt hij rekening met de persoon van de betrokkenen door hen in de gelegenheid te stellen een op de persoon toegespitste verklaring te geven voor het ontbreken van officiële documenten. Verder kan verweerder gesprekken houden en ander onderzoek doen als hij dat nodig vindt, maar een contra-indicatie - zoals een vervalst document - kan een reden vormen om dit niet te doen.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit ten aanzien van de vals bevonden doop- en huwelijksakte in strijd is met het beginsel van equality of arms, zoals bedoeld in het arrest Korosec tegen Slovenië. Eiseres kan geen contra-expertise laten uitvoeren omdat er geen door verweerder erkende contra-experts zijn die technisch en tactisch onderzoek uitvoeren op Eritrese documenten. Als deze er wel zouden zijn, zou het voor eiseres onmogelijk zijn om een dergelijke contra-expertise zelf te financieren. Daarom had verweerder in dit geval compensatie moeten aanbieden in de vorm van een identificerend gehoor. Dat is ten onrechte niet gebeurd.
6. De stelling dat eiseres geen contra-expertise kan laten verrichten naar de documenten die Bureau Documenten vals heeft bevonden, betekent niet dat zij hiervoor moet worden gecompenseerd vanwege het beginsel van 'equality of arms'. De rechtbank volstaat met de verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 19 augustus 2020, waarin de ABRvS de vragen over wanneer, hoe en door wie een vreemdeling wegens strijd met dit beginsel moet worden gecompenseerd, heeft beantwoord [2] . Omdat eiseres in dit geval de mogelijkheid heeft gehad om ander relevant bewijs te leveren en er geen aanwijzingen zijn dat het rapport niet klopt, slaagt de beroepsgrond niet.
7. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat er wel degelijk substantieel indicatief bewijs is overgelegd met betrekking tot haar identiteit. Zij heeft buiten de UNHCR-registratie in elk geval een schoolpas overgelegd, met pasfoto. Dit identificeert eiseres en zou in elk geval voldoende moeten zijn voor het doen van nader onderzoek.
8. De omstandigheid dat de doopakte en de kerkelijke akte vals zijn bevonden en er dus sprake is van een contra-indicatie, betekent niet dat er geen andere verklaringen of bewijsmiddelen meer bij de beoordeling kunnen worden betrokken. [3] De rechtbank is evenwel van oordeel dat de vraag of de schoolpas in combinatie met het UNHCR-document in het kader van het staven van haar identiteit voldoende is, in dit geval in het midden kan worden gelaten, nu er slechts vervalste documenten zijn overgelegd om de familierechtelijke relatie te onderbouwen. Omdat in de nareisprocedure de identiteit van de nareiziger én de familierechtelijke relatie met referent vast dienen te staan, is de uitkomst van deze beoordeling niet relevant voor vraag of verweerder nader onderzoek moet aanbieden. Zie in dit verband ook de werkinstructie van verweerder [4] .
9. Het betoog van eiseres dat niet valt in te zien waarom verweerder geen identificerend interview heeft aangeboden wanneer het gaat om de vaststelling van de identiteit, nationaliteit en familierechtelijke relatie slaagt niet. De rechtbank overweegt dat uit de vorenstaande overwegingen volgt dat verweerder niet ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om geen nader onderzoek te doen. Immers is geen bewijsnood aangenomen en zijn er geen (onvervalste) documenten overgelegd die de familierechtelijke relatie onderbouwen, zodat de aanvraag terecht is afgewezen zonder nader onderzoek te doen.
10. Ter zitting heeft referent een identiteitsbewijs aan de rechtbank willen tonen met een daarbij behorende vertaling. Hiermee heeft referent willen aantonen dat hij pas op 25 jarige leeftijd een identiteitsbewijs heeft gekregen. Dit zou in tegenspraak zijn met wat daarover in het bestreden besluit genoemde ambtsbericht 2018 staat vermeld. Omdat referent pas eerst op zitting met deze stukken komt en verweerder tegen het overleggen hiervan bezwaar heeft gemaakt, heeft de rechtbank deze stukken geweigerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden om referent in de gelegenheid te stellen deze stukken alsnog over te leggen omdat deze niet nodig zijn voor de beoordeling van het bestreden besluit. De stukken hebben betrekking op de vraag of sprake is van bewijsnood en dat geen sprake is van bewijsnood, is door eiseres in beroep niet betwist. Bovendien is voor het aannemen van bewijsnood een op de persoon van eiseres toegespitste verklaring nodig. Hiervan is geen sprake en op grond van het identiteitsdocument van referent kunnen ook geen conclusies worden getrokken ten aanzien van de algemene situatie in Eritrea.
11. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar. De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van het horen in bezwaar mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de gemaakte bezwaren niet tot een andersluidend besluit kunnen leiden. Daarbij moet de inhoud van het bezwaarschrift worden beoordeeld, in samenhang met hetgeen in eerste instantie door eiseres is aangevoerd en met de motivering van het in bezwaar bestreden besluit. Gelet op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hij wegens kennelijke ongegrondheid van het bezwaar van het horen mocht afzien.
12. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft kunnen besluiten dat eiseres niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv.
13. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2020.
de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

]Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

2.ECLI:NL:RVS:2020:1903, onder r.o. 5.2.
3.ABRvS 16 september 2018, ECLI:NL:RVS:2019:3146
4.zie werkinstructie 2012/13 nader onderzoek in de nareisprocedure