Uitspraak
[de B.V.]te [plaats 5] ,
[gedaagde 2]te [plaats 2] ,
[gedaagde 3]te [plaats 3] , [land 1] ,
[gedaagde 4]te [land 2] ,
- de dagvaardingen van 28 december 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 7 augustus 2019, waarin een comparitie van partijen is bevolen;
- paragrafen 1 tot en met 37, 46 tot en met 66 en 94 en verder van de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende wijziging van eis;
- de akte overleggen nadere producties namens [eiseres] ;
- de akte overleggen nadere producties namens [de B.V. c.s.] ;
- de akte overlegging productie [de B.V. c.s.] ;
- het proces-verbaal van de op 10 maart 2020 gehouden comparitie van partijen.
Vorige week hebben we contact gehad inzake de heer [A] en zijn wens om aan zijn partner een periodieke uitkering na te laten.
Uw notaris, mevrouw [notaris] , heeft contact met mij gezocht om te overleggen over de aanpassing van uw testament. Zij wil met name overleggen over hetgeen u wilt nalaten aan uw partner.
levenslange uitkering partner via testament of stamrecht-B.V.” is onder meer het volgende opgenomen:
3.Mogelijkheden
4.Conclusie
Zoals zojuist met u besproken treft u bijgaand aan mijn email van afgelopen week inzake uw testament. In het bijgevoegde memo geef ik weer hoe ik tot mijn conclusie ben gekomen. De berekeningen bij het memo zijn ook bijgevoegd.
De jaarlijkse lijfrente is gelijk aan een uitkering die verkregen kan worden bij een professionele Nederlandse verzekeraar met een koopsom die gelijk is aan het heden gestorte kapitaal vermeerderd met een meervoudige jaarlijkse rente van 5% (…) tot ingangsdatum.”
Aan artikel 3.1 van de stamrechtovereenkomst zal worden toegevoegd:
Het beschikbare lijfrentekapitaal hebben wij op het moment van overlijden vastgesteld op € 1.225.257. Rekening houdende met een rekenrente van 2% en een kostenopslag van 5% heeft u volgens onze berekening recht op een jaarlijkse bruto uitkering van € 55.146. Dit resulteert in een bruto maand uitkering van € 4.595,50 en eennetto maanduitkeringvan € 2.508,41 (vanaf februari 2013) Dit bedrag kan maandelijks worden uitbetaald.
Aan mevrouw [eiseres] dient per maand € 2.919 netto aan stamrecht te worden betaald (vanaf [datum overlijden] nar rato). Dit bedrag wijkt af van een eerder e-mail , waar een bedrag van ruim € 2.500 netto werd genoemd. De oorzaak hiervan : laatste genoemde bedrag was rekening houdend met een andere belastingtariefstelling en geen toepassing van de heffingskorting als gevolg van een bestaande dienstbetrekking. Niet bekend was dat mevrouw [eiseres] was gestopt met werken. Hierdoor veranderen de genoemde posten. Hiernaast zorgt de premie zorgverzekeringswet vanaf 2013 voor een verschil. (…).”
Op 20 februari jl. heeft u met [gedaagde 3] en [gedaagde 2] gesproken over de aanpassing van de hoogte van uw stamrechtuitkeringen uit [de B.V.] Deze uitkering betreft uw recht op een stamrecht dat u hebt verkregen naar aanleiding van het overlijden van uw partner, de heer [A] . Bij het uitvoeren van de stamrechtovereenkomst is er onduidelijkheid ontstaan over het juiste bedrag van de stamrechtuitkering. (…).
Wij hebben kennis genomen van uw standpunt inzake de hoogte van de bruto uitkering van het stamrecht. Op basis van de in de stamrechtovereenkomst overeengekomen bepalingen en de waardering van het stamrecht ten tijde van het overlijden van de heer [A] volgt uit uw berekeningen een uitkering van ongeveer € 55.000 bruto. (…)
een uitkering van f 3.000 bruto na te laten. U onderschrijft deze wens van de heer [A] in uw eerdere schrijven.
Op basis van het op het moment van overlijden van de heer [A] aanwezige kapitaal van € 1.225.257 heb ik een uitkering berekend.
Zoals ik in mijn brief van 1 oktober 2015 al heb aangegeven bedraagt het stamrechtkapitaal op het moment van overlijden van de heer [A] € 1.225.257. Dit kapitaal is niet voldoende om levenslang een uitkering van € 61.047 aan mevrouw [eiseres] te kunnen doen. Op basis van het aanwezige kapitaal bedraagt de levenslange uitkering € 55.072. Ik verzoek u met deze uitkering rekening te houden. Deze uitkering is tevens in overeenstemming met de berekening van de erfgenamen.”
Nationale Nederlanden N.V. – de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [de Accountants en Belastingadviseurs] – heeft mij gevraagd bovenvermelde aansprakelijkstelling nader te beoordelen. (…).
Op 29 januari 2013 had ik een afspraak met de heer en mevrouw [A] . Deze afspraak was in [plaats 1] . Omdat de heer [A] erg ziek was en niet meer lang te leven zou hebben, en ik naar hem toe ging voor zijn testament wilde ik zeker weten dat voordat ik weg ging er iets geregeld was. Omdat hij ervoor had gekozen om een en ander via het stamrecht te regelen, wilde ik graag zeker weten dat dit geregeld was. Tijdens een telefonisch gesprek met de accountant (ik dacht de dag ervoor, maar het kan ook op een andere dag zijn geweest) had ik aangegeven dat ik graag zeker wilde weten dat de gewijzigde stamrecht overeenkomst voor 29 januari 2013 getekend was. Omdat het kort dag was en ik naar de heer [A] zou gaan is toen besloten dat ik de overeenkomst mee zou nemen om te laten tekenen. ’s Morgens heb ik nog gebeld met het accountantskantoor, omdat ik de overeenkomst nog niet ontvangen had. Zij hebben toen de overeenkomst aan mij gemaild (vlak voordat ik moest vertrekken), zodat ik deze kon printen en kon meenemen naar [plaats 1] .
Ik heb veelvuldig met [A] gesproken. [A] vond dat [eiseres] moest stoppen met werken, maar vond wel dat hij ervoor moest zorgen dat [eiseres] - zoals hij gekscherend zei - niet onder de brug hoefde te slapen. Daar voelde hij zich verantwoordelijk voor. Hij heeft mij gevraagd of die € 3.000,= netto per maand voldoende zou zijn.”
Wij, ondergetekenden en jarenlange golfvrienden van [A] , hebben [A] tussen Kerst en Oud en Nieuw bij jou thuis bezocht en troffen hem daar in bed aan. Ondanks zijn slechte fysieke toestand verkeerde hij in een goede geestelijke gesteldheid. (…). Individueel is er contact geweest met hem tot aan zijn dood. Hij heeft zelf 2 dagen voor zijn overlijden nog gebeld met [G] en ook in dat gesprek was hij helemaal helder. (…)
Het was zijn intense wens [eiseres] goed achter te laten. Die verantwoordelijkheid voelde hij voor haar, zo is zij op zijn advies bijvoorbeeld ook eerder met pensioen gegaan en heeft haar hierbij geholpen.
bis-Vo). Er is sprake van een rechtsverhouding met internationale aspecten, de hoofdvordering is ingesteld na 10 januari 2015 en de zaak valt dan binnen het materieel toepassingsgebied van deze verordening. Ingevolge artikel 26 Brussel I bis-Vo is de rechtbank bevoegd nu [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn verschenen en inhoudelijk verweer hebben gevoerd.
Hij[noot rechtbank: [A] ]
heeft te kennen gegeven dat hij een bedrag van € 3.000,-- per maand wil nalaten aan zijn partner.” Vervolgens heeft de notaris geschreven dat deze uitkering kan worden geregeld via het testament. Ook in de e-mail van [de Accountants en Belastingadviseurs] van 23 januari 2013 is gerefereerd aan de wens van [A] om iets aan [eiseres] na te laten: “
Ik begrijp (…) dat u uw partner een periodieke uitkering van € 3.000 (netto) per maand wilt nalaten.” In het daarbij gevoegde memo heeft [de Accountants en Belastingadviseurs] het volgende geschreven: “
Uw notaris, (…) heeft mij gevraagd om te beoordelen of de levenslange uitkering aan uw partner via uw testament of via uw stamrecht B.V. dient te worden vormgegeven.” Uit de overgelegde correspondentie blijkt derhalve slechts de wens van [A] om een uitkering aan [eiseres] na te laten.
het aangaan van pensioenovereenkomsten, stamrechtovereenkomsten en lijfrente-overeenkomsten, alsmede het medewerken aan de uitvoerig daarvan.” Dit betekent dat handelingen die erop zijn gericht dat [de B.V.] dit doel kan uitvoeren niet in strijd met haar vennootschappelijke belang kunnen zijn. De stelling van [de B.V. c.s.] dat dit wel zo is omdat [de B.V.] hierdoor nog voor langere tijd uitkeringen moet doen aan een tot dan voor haar onbekende derde is vergezocht en gaat niet op. Deze stelling impliceert immers dat [de B.V.] eerder belang zou hebben bij het beëindigen van haar activiteiten dan bij het voortzetten van haar activiteiten in overeenstemming met haar doelomschrijving.
In deze situatie passen wij uw stamrechtovereenkomst aan zodanig dat bij uw overlijden het recht op uitkering overgaat op uw partner. Deze uitkering is voor uw partner wel belast met inkomstenbelasting.” In een e-mail van 28 januari 2013 heeft [de Accountants en Belastingadviseurs] het volgende hierover geschreven: “
Mijn advies is om uw stamrechtovereenkomsten bij [de B.V.] aan te laten passen, zodanig dat uw partner recht krijgt op een uitkering. Dit kan waarschijnlijk middels een addendum op de stamrechtovereenkomst. In ons telefonisch overleg gaf u mij de indruk dat u dit in gang wilt zetten.” In haar verklaring van 8 december 2016 heeft de notaris verklaard dat [A] ervoor had gekozen om de uitkering aan [eiseres] via het stamrecht te regelen en dat ze contact had opgenomen met [de Accountants en Belastingadviseurs] omdat ze graag zeker wilde weten dat de gewijzigde stamrechtovereenkomst was getekend, als het testament zou worden verleden.