ECLI:NL:RBDHA:2020:4017
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor familie- of gezinslid met procesbelang en DNA-onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, twee Eritrese kinderen, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hadden een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij hun moeder, die rechtmatig verblijf heeft in Nederland, te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen omdat de staatssecretaris van mening was dat de familierechtelijke relatie niet was aangetoond en dat er geen bewijs was van de identiteit van de eisers. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat eisers geen procesbelang meer hadden bij de beoordeling van hun beroep, omdat zij inmiddels een nieuwe aanvraag voor een mvv-nareis hadden ingediend, waarbij DNA-onderzoek naar de biologische band tussen hen en hun moeder was aangevraagd. De rechtbank stelde vast dat het middelenvereiste niet geldt voor de afgifte van een mvv-nareis, maar dat de aanvraag van eisers als een aanvraag voor een mvv voor het verblijfsdoel 'familie en gezin' was behandeld. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen en dat eisers niet in een materieel gunstiger positie konden komen door de beoordeling van het onderhavige beroep.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J.L.E. Bakels, in aanwezigheid van griffier G.A. Verhoeven. De uitspraak is gepubliceerd op rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.