ECLI:NL:RBDHA:2020:4671

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
20/105
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van advocaatkosten in strafzaak ex artikel 530 Sv

Op 26 mei 2020 heeft de rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een verzoek om vergoeding van advocaatkosten ten laste van de Staat, ingediend door verzoekster, geboren in 1979. Het verzoek betreft een vergoeding van in totaal € 2.584,90 voor de kosten van het indienen en behandelen van een klaagschrift ex artikel 522a Sv en het onderhavige verzoek. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met parketnummer 09/837258-19 en heeft het verzoek op 14 april 2020 in raadkamer behandeld. Vanwege de coronamaatregelen heeft er geen mondelinge behandeling plaatsgevonden; de zaak is schriftelijk en buiten zitting afgedaan. Het verzoekschrift is op 9 januari 2020 ingekomen, waarna de officier van justitie op 18 februari 2020 een schriftelijk standpunt heeft ingenomen. De advocaat van verzoekster heeft op 21 april 2020 schriftelijk gereageerd, maar de officier van justitie heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het standpunt van de advocaat.

De rechtbank heeft het klaagschrift ex artikel 552a Sv van verzoekster gegrond verklaard bij beschikking van 26 november 2019, waarmee de zaak is geëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat enkel de kosten die verband houden met het opstellen, indienen en ter zitting behandelen van een klaagschrift voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft de kosten voor het indienen en behandelen van het klaagschrift vastgesteld op € 550,- en heeft ook voor het schadevergoedingsverzoek dit bedrag toegekend. In totaal kent de rechtbank verzoekster een bedrag van € 1.100,- toe, dat ten laste van de Staat zal worden overgemaakt.

De beslissing is genomen door mr. G.H.M. Smelt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kalkman, griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/837258-19
Raadkamernummer: 20/105
Beschikking van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
[adres] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van haar advocaat mr. J.W. Grift,
adres: Bezuidenhoutseweg 161, 2594 AG ‘s-Gravenhage.
strekkende tot een vergoeding ten laste van de Staat van de kosten van haar advocaat tot een bedrag van in totaal € 2.584,90 in verband met de kosten van het indienen en behandelen van het klaagschrift ex artikel 522a Sv en onderhavig verzoek.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
De rechtbank heeft dit verzoek op 14 april 2020 in raadkamer behandeld.
De officier van justitie heeft schriftelijk geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

De procedure in raadkamer

Als gevolg van de maatregelen die de Rechtspraak heeft getroffen in verband met het coronavirus, heeft in deze zaak geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. De rechtbank heeft aan de officier van justitie en de advocaat van verzoekster voorgesteld de zaak schriftelijk en buiten zitting af te doen. Beide partijen hebben daarmee ingestemd.
De procedure is als volgt verlopen. Het verzoekschrift is op 9 januari 2020 bij de rechtbank ingekomen. De officier van justitie heeft op 18 februari 2020 een schriftelijk standpunt ingenomen. De advocaat van verzoekster heeft op 21 april 2020 schriftelijk gereageerd op het standpunt van de officier van justitie en op schriftelijke vragen van de rechtbank van diezelfde datum. De officier van justitie is op 28 april 2020 in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het standpunt van de advocaat, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt.

Beoordeling van het verzoek

Het klaagschrift ex artikel 552a Sv van verzoekster is bij beschikking van deze rechtbank van 26 november 2019 gegrond verklaard. Met deze beschikking is de zaak geëindigd.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot behandeling van het verzoek. Het verzoekschrift is op 9 januari 2020 ingekomen ter griffie van deze rechtbank en derhalve tijdig ingediend.
Verzoekster heeft verzocht om vergoeding van:
- advocaatkosten voor indienen en behandelen klaagschrift ex artikel 552a Sv: € 2.044,90, -.
- advocaatkosten voor indienen en behandelen verzoek ex artikel 530 Sv: € 550, -.
In artikel 530, vierde lid, in verbinding met artikel 529, vijfde lid, Sv is de vergoedingsregeling van artikel 530 Sv van overeenkomstige toepassing verklaard op de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 552a Sv.
In algemene zin moet onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de werkzaamheden van de advocaat ten behoeve van zijn cliënt en anderzijds de kosten van het indienen van een klaagschrift en de behandeling daarvan ter zitting. In gevallen waarin door inspanning van de advocaat het beslag wordt opgeheven – bijvoorbeeld door veelvuldige correspondentie met de officier van justitie of de politie – zonder dat een klaagschrift is ingediend, komen de werkzaamheden van de advocaat niet voor vergoeding in aanmerking. Niet valt in te zien waarom dezelfde kosten wel voor vergoeding in aanmerking komen als een klaagschrift wordt ingediend. Voor een integrale vergoeding van alle advocaatkosten biedt de regeling van artikel 530 Sv dan ook geen basis.
Enkel de kosten die verband houden met het opstellen, indienen en ter zitting behandelen van een klaagschrift komen voor vergoeding in aanmerking. De andere werkzaamheden, zoals hiervoor bedoeld, komen echter niet alsnog indirect via het klaagschrift voor vergoeding in aanmerking.
Bij het bepalen van de kosten voor opstellen, indienen en ter zitting behandelen van het klaagschrift sluit de rechtbank aan bijde forfaitaire bedragen voor het indienen en behandelen van verzoekschriften ex artikel 533 Sv en 530 Sv (zie ook Rechtbank Limburg 28 januari 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:764). Het klaagschrift is niet dusdanig complex of omvangrijk dat er aanleiding is voor afwijking van dat forfaitaire bedrag.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om verzoekster voor de kosten van het klaagschrift ex artikel 552a Sv een bedrag van € 550, - toe te kennen. Ook voor het onderhavige schadevergoedingsverzoek zal het gebruikelijke bedrag van € 550, - worden toegekend, waarbij de schriftelijke standpuntenwisseling gelijk is gesteld met de behandeling ter zitting.

Beslissing

De rechtbank kent aan verzoekster toe ten laste van de Staat een bedrag van in totaal € 1.100, - (zegge: ELFHONDERD EURO) en bepaalt dat dit bedrag zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [naam] onder vermelding van ‘ [kenmerk] ’, wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gegeven te Den Haag op 26 mei 2020 door mr. G.H.M. Smelt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kalkman, griffier.