ECLI:NL:RBDHA:2020:4671
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van advocaatkosten in strafzaak ex artikel 530 Sv
Op 26 mei 2020 heeft de rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een verzoek om vergoeding van advocaatkosten ten laste van de Staat, ingediend door verzoekster, geboren in 1979. Het verzoek betreft een vergoeding van in totaal € 2.584,90 voor de kosten van het indienen en behandelen van een klaagschrift ex artikel 522a Sv en het onderhavige verzoek. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met parketnummer 09/837258-19 en heeft het verzoek op 14 april 2020 in raadkamer behandeld. Vanwege de coronamaatregelen heeft er geen mondelinge behandeling plaatsgevonden; de zaak is schriftelijk en buiten zitting afgedaan. Het verzoekschrift is op 9 januari 2020 ingekomen, waarna de officier van justitie op 18 februari 2020 een schriftelijk standpunt heeft ingenomen. De advocaat van verzoekster heeft op 21 april 2020 schriftelijk gereageerd, maar de officier van justitie heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het standpunt van de advocaat.
De rechtbank heeft het klaagschrift ex artikel 552a Sv van verzoekster gegrond verklaard bij beschikking van 26 november 2019, waarmee de zaak is geëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat enkel de kosten die verband houden met het opstellen, indienen en ter zitting behandelen van een klaagschrift voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft de kosten voor het indienen en behandelen van het klaagschrift vastgesteld op € 550,- en heeft ook voor het schadevergoedingsverzoek dit bedrag toegekend. In totaal kent de rechtbank verzoekster een bedrag van € 1.100,- toe, dat ten laste van de Staat zal worden overgemaakt.
De beslissing is genomen door mr. G.H.M. Smelt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kalkman, griffier.