ECLI:NL:RBDHA:2021:3349
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van werkelijke kosten raadsman in strafzaak ex art. 530 Sv
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 februari 2021 uitspraak gedaan op een verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tot vergoeding van de werkelijke kosten van de raadsman. Het verzoekschrift was ingediend op 27 oktober 2020 en betrof de kosten die de raadsman had gemaakt voor het indienen en behandelen van een klaagschrift ex artikel 552a Sv, dat op 24 april 2020 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift heeft geleid tot de teruggave van in beslag genomen goederen, ondanks dat het klaagschrift op 22 september 2020 ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelt dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de kosten van de raadsman, omdat de beklagprocedure heeft bijgedragen aan de teruggave van de goederen. De rechtbank kent een totaalbedrag van € 1.525,75 toe aan verzoeker, bestaande uit vergoedingen voor zowel het klaagschrift als de kosten van het verzoekschrift. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. D.A. Goldstoff, en is openbaar uitgesproken.