ECLI:NL:RBDHA:2021:3349

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
RK20/2845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van werkelijke kosten raadsman in strafzaak ex art. 530 Sv

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 februari 2021 uitspraak gedaan op een verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tot vergoeding van de werkelijke kosten van de raadsman. Het verzoekschrift was ingediend op 27 oktober 2020 en betrof de kosten die de raadsman had gemaakt voor het indienen en behandelen van een klaagschrift ex artikel 552a Sv, dat op 24 april 2020 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift heeft geleid tot de teruggave van in beslag genomen goederen, ondanks dat het klaagschrift op 22 september 2020 ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelt dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de kosten van de raadsman, omdat de beklagprocedure heeft bijgedragen aan de teruggave van de goederen. De rechtbank kent een totaalbedrag van € 1.525,75 toe aan verzoeker, bestaande uit vergoedingen voor zowel het klaagschrift als de kosten van het verzoekschrift. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. D.A. Goldstoff, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: -
Raadkamernummer: RK20/2845
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van zijn advocaat mr. P.J. Hoogendam, adres: Bordewijklaan 50, 2591 XR te Den Haag.

Inleiding

De raadkamer heeft beslist op het onderhavige verzoekschrift, ingekomen op 27 oktober 2020, tot vergoeding van de kosten die door de raadsman zijn gemaakt voor het indienen en behandelen van een klaagschrift ex artikel 552a Sv dat is ingediend op 24 april 2020 (kenmerk: RK20/1250).

De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit verzoek op 9 februari 2021 in raadkamer behandeld en heeft kennis genomen van (een deel van) het proces-verbaal van de politie, Eenheid Den Haag, met nummer PL1500-2020105956.
Verzoeker is - hoewel goed opgeroepen - niet in raadkamer verschenen; wel aanwezig was zijn advocaat, mr. Hoogendam.

Het verzoek

Het verzoek strekt tot vergoeding van de kosten raadsman voor het indienen van het klaagschrift ex artikel 552a Sv (€ 1.149,50) en de kosten voor het indienen en behandelen van dat klaagschrift. De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen goederen niet zouden zijn teruggegeven zonder het indienen van het klaagschrift.
Tot slot worden de kosten voor het indienen en behandelen van het onderhavige verzoekschrift verzocht.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft opgemerkt dat het klaagschrift weliswaar ongegrond is verklaard, maar dat die beklagprocedure er wel toe heeft geleid dat de in beslag genomen goederen werden teruggegeven. Daarom heeft verzoeker in beginsel recht op vergoeding van de schade die hij heeft geleden, waaronder de kosten voor rechtsbijstand. Die vergoeding moet worden vastgesteld aan de hand van forfaitaire bedragen (vgl. Rb. Den Haag 26 mei 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4671). Gelet op de afwezigheid van klager en diens raadsman bij de raadkamerzitting in de beklagzaak kan een bedrag van € 280,- worden toegewezen. Daarnaast kan een bedrag van € 550,- worden toegewezen als vergoeding voor het indienen en behandelen van het onderhavige verzoekschrift.

Het oordeel van de rechtbank

Indien een op grond van artikel 552a Sv ingediend klaagschrift vóór de behandeling daarvan heeft geleid tot een beslissing tot teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp, waarna het klaagschrift is ingetrokken en een behandeling daarvan en een rechterlijke beslissing daarover zijn uitgebleven, is dat in materiële zin gelijk te stellen met de situatie waarin het beklag gegrond is verklaard. In dit geval kan de betrokkene tot drie maanden na de beslissing tot teruggave een verzoek doen tot vergoeding van de kosten van zijn raadsman (HR 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1056).
De rechtbank stelt vast dat klager een klaagschrift ex artikel 552a Sv heeft ingediend op 24 april 2020 en dat de officier van justitie op 3 september 2020 per e-mail heeft toegezegd dat de in beslag genomen goederen zullen worden teruggegeven.
Weliswaar is het klaagschrift op 22 september 2020 door de raadkamer ongegrond verklaard, maar met de officier van justitie en de raadsman gaat de rechtbank ervan uit dat het klaagschrift heeft geleid tot teruggave van de in beslag genomen goederen, nu de beslissing tot teruggave is genomen enkele dagen voor de behandeling van het klaagschrift in raadkamer (vgl. Rb. Den Haag 1 oktober 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:10606). Dat het klaagschrift uiteindelijk ongegrond is verklaard, lijkt mede het gevolg te zijn van het feit dat verzoeker – gelet op de beslissing tot teruggave – niet ter zitting is verschenen om zijn verzoek nader toe te lichten.
De rechtbank acht dan ook gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman voor het indienen van het klaagschrift ex artikel 552a Sv.
Ten aanzien van de hoogte van de vergoeding heeft het gerechtshof Amsterdam overwogen dat de feitelijke, juridische en organisatorische complexiteit van klaagschriften op de voet van artikel 552a Sv per geval kan verschillen. Als gevolg daarvan zal ook de benodigde rechtsbijstand variëren. De wetgever heeft het mogelijk willen maken dat een verzoeker op de voet van artikel 591a (oud) Sv zijn gehele schade vergoed kan krijgen, indien daartoe gronden van billijkheid bestaan (Hof Amsterdam 31 januari 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:252). De rechtbank neemt daarom tot uitgangspunt dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de werkelijk gemaakte advocaatkosten, voor zover daartoe gronden van billijkheid bestaan.
Uit de urenspecificatie van de advocaat blijkt dat de verzochte kosten zijn gemaakt nadat de advocaat het klaagschrift op 24 april 2020 heeft ingediend. De kosten bestaan voor een deel uit e-mailcorrespondentie van de advocaat met zijn cliënt, met de officier van justitie en met de rechtbank. Van deze kosten mag worden aangenomen dat zij mede hebben geleid tot de beslissing tot teruggave van de inbeslaggenomen goederen. Dit geldt niet voor de besprekingen met verzoeker die de advocaat op 15 juni 2020 (1 uur) en 7 juli 2020 (0,5 uur) heeft gevoerd. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarom deze besprekingen nodig waren na indiening van het klaagschrift. Deze posten zal de rechtbank daarom in mindering brengen op de gevraagde vergoeding.
De gevraagde vergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 975,75. Dit bedrag bestaat uit € 280,00 incl. btw als vergoeding voor het indienen van het klaagschrift ex artikel 552a Sv en € 695,75 als vergoeding voor de kosten van de raadsman die zijn gemaakt totdat de beslissing tot teruggave werd genomen (2,3 uren x uurtarief € 250,00 + 21% btw).
De rechtbank acht bovendien gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker voor de kosten van indiening en behandeling van het onderhavige verzoek ex artikel 530 Sv het gebruikelijke bedrag van € 550,00 toe te kennen.
Uit het voorgaande volgt dat een totaal bedrag van € 1.525,75 voor vergoeding in aanmerking komt.

Beslissing

De rechtbank kent aan verzoeker toe ten laste van de Staat een bedrag van in totaal € 1.525,75 (zegge: vijftienhonderdvijfentwintig euro en vijfenzeventig eurocent), en wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. B.A. Sturm, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. D.A. Goldstoff, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 februari 2021.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing en mitsdien de betaling ten laste van de Staat der Nederlanden door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:
€ 1.525,75 (zegge: vijftienhonderdvijfentwintig euro en vijfenzeventig eurocent), ten gunste van verzoeker, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer [rekening nummer] , ten name [rekeningnaam] , onder vermelding van ‘ [dossiernummer] ’.