ECLI:NL:RBDHA:2020:5055
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublinverordening en asielaanvraag: geen onderzoek door Bureau Medische Advisering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Nigeriaanse eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser betwistte dit en voerde aan dat zijn medische problemen niet voldoende waren onderzocht door de autoriteiten, en dat overdracht aan Italië zou leiden tot een aanzienlijke verslechtering van zijn gezondheid.
De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet had aangetoond dat er bijzondere individuele omstandigheden waren die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigden. De rechtbank wees erop dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd van zijn medische toestand en dat de medische voorzieningen in Italië in het algemeen vergelijkbaar zijn met die in andere lidstaten. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij niet de benodigde medische zorg in Italië zou kunnen ontvangen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de beslissing van de Staatssecretaris voldoende gemotiveerd en zorgvuldig was. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens-Kleijn. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.