Op 27 januari 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken SGR 19/493 en SGR 19/465, waarbij eisers, waaronder een stichting en een particulier, in beroep gingen tegen de verlening van een terrasvergunning aan de horeca-onderneming 'Bite Me!' door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De rechtbank oordeelde dat de vergunning in redelijkheid was verleend. De eisers stelden dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en de beleidsregels, omdat het terras niet recht voor de gevel van hun pand zou liggen en dat dit hun belangen zou schaden. De rechtbank overwoog dat de aanvraag voor de terrasvergunning was getoetst aan de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en dat de vergunninghouder de benodigde adviezen had ingewonnen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van weigeringsgronden zoals opgenomen in artikel 2:10 van de APV en dat de belangen van de eisers niet onevenredig waren geschaad. De beroepen van de eisers werden ongegrond verklaard, en de rechtbank wees erop dat de vergunninghouder ook een exploitatievergunning had verkregen, wat de overlast van de horeca-inrichting betrof. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.