ECLI:NL:RBDHA:2020:5891
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak met Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.G. Wiebes, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Dalhuisen, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank overweegt dat de eiser niet heeft aangetoond dat er in Italië sprake is van systematische tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem. De rechtbank stelt vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat Nederland mag uitgaan van de veronderstelling dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft geen overtuigende informatie overgelegd die zou aantonen dat zijn situatie anders is dan die van andere asielzoekers in Italië. De rechtbank wijst erop dat eiser ook geen medische stukken heeft overgelegd die zijn kwetsbaarheid onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan in een tijd waarin vanwege de coronamaatregelen geen openbare zitting kon plaatsvinden, maar de rechtbank heeft aangegeven dat de uitspraak alsnog openbaar zal worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.