ECLI:NL:RBDHA:2020:6275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
NL20.4230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Oekraïense homoseksueel afgewezen, beroep gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oekraïense eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij eiser een vertrektermijn werd onthouden en een inreisverbod voor twee jaar werd opgelegd. Eiser, geboren in 1967, vreesde voor vervolging in Oekraïne vanwege zijn homoseksuele geaardheid, die hij altijd verborgen had gehouden. Hij had te maken gehad met chantage door een kennis en vreesde voor mishandeling en pesterijen als zijn geaardheid bekend zou worden.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig was. Eiser had voldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke beleving van zijn geaardheid en de problemen die hij ondervond. De rechtbank vond dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat Oekraïne als veilig land van herkomst voor eiser kon worden aangemerkt, en dat eiser niet had aangetoond dat hij bij problemen geen hulp van de autoriteiten kon inroepen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en liet de rechtsgevolgen in stand, waarbij de staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.4230

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W. Kreumer).

ProcesverloopBij besluit van 11 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond, eiser een vertrektermijn onthouden en hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.4231, door middel van een videoverbinding (Skype) plaatsgevonden op 8 juni. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Babic. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1967 en heeft de Oekraïense nationaliteit. Op
28 februari 2019 heeft eiser voornoemde aanvraag ingediend en daaraan ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Zijn geaardheid heeft eiser altijd verborgen gehouden, maar hij vreest voor mishandeling en pesterijen als dit uitkomt. Een kennis genaamd [A] heeft foto’s van eiser en [B] , de zwager van [A] , gemaakt die suggereren dat eiser homoseksueel is en heeft hem daarmee gechanteerd door hem te dwingen 700 dollar te betalen. Dit heeft eiser gedaan. Eiser vreest dat de foto’s uitkomen of dat hij opnieuw gechanteerd wordt. Ook de zelfmoord van de homoseksuele zoon van eisers collega heeft bijgedragen aan eisers vertrek, omdat eiser voor zichzelf geconcludeerd heeft niet langer te willen leven in een land waar nog steeds geen maatschappelijke veranderingen ten aanzien van homoseksuelen zijn opgetreden. De stress na het overlijden van zijn moeder in 1989, zijn broer in 1993 en zijn schoonzoon in 2016 hebben eveneens bijgedragen aan het gevoel het land van herkomst te willen verlaten.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- homoseksuele geaardheid van eiser;
- problemen die voortvloeien uit de homoseksuele geaardheid van eiser.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang gelezen met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht, maar zijn homoseksuele geaardheid en de problemen die daaruit zouden zijn voortgevloeid niet. Samengevat weergegeven stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt, nu hij geen dieper inzicht heeft verschaft in de persoonlijke beleving van zijn geaardheid en daaromtrent summier en oppervlakkig heeft verklaard, nooit voor zijn geaardheid is uitgekomen, geen relaties met andere mannen heeft gehad, geen kennis heeft over LHBTI-organisaties in Oekraïne en weinig kennis heeft over de situatie voor homoseksuelen in Oekraïne. Ten aanzien van de gestelde problemen van eiser heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser niet eenduidig heeft verklaard over het gestelde incident dat zou hebben plaatsgevonden in het huis van [A] met diens zwager [B] en dat niet wordt ingezien waarom [A] zijn zwager zou betrekken om eiser te kunnen chanteren. Hoewel de beelden gemanipuleerd zouden kunnen worden zodat [B] niet meer herkenbaar is, zijn de beelden gemaakt in het huis van [A] . Indien de beelden openbaar gemaakt zouden worden, zou dit nog steeds in het nadeel van [A] zijn. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat Oekraïne als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat het aan eiser is aannemelijk te maken dat Oekraïne ten aanzien van hem persoonlijk haar verdragsverplichtingen niet nakomt. Gelet op het feit dat enkel eisers identiteit geloofwaardig is geacht en de overige elementen niet, is eiser daar niet in geslaagd, aldus verweerder. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich bij voorkomende problemen niet tot de (hogere) autoriteiten in Oekraïne zou kunnen wenden voor hulp.
4. Eiser kan zich met deze beslissing niet verenigen en stelt – samengevat weergegeven – dat het bestreden besluit onzorgvuldig is en ondeugdelijk is gemotiveerd. Ten aanzien van het ongeloofwaardig achten van zijn geaardheid, stelt eiser dat verweerder ten onrechte vanuit zijn eigen referentiekader heeft beoordeeld of eisers verklaringen wel voldoende gedetailleerd zijn. Eiser voert verder aan dat zijn verklaringen voldoende gedetailleerd en uitgebreid zijn en wijst er voorts op dat verweerder op meerdere plaatsen heeft volstaan met een verwijzing naar het voornemen en aldus de zienswijze onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Daarnaast stelt eiser dat de beelden die [A] van hem heeft gemaakt met als doel om hem te chanteren, ook gemanipuleerd kunnen worden wat de plaats van opname van die beelden betreft. Eiser bestrijdt voorts dat Oekraïne voor hem een veilig land van herkomst is, omdat hij daar te vrezen heeft vanwege de beelden die van hem zijn gemaakt en omdat hij niet voor zijn seksuele oriëntatie durft uit te komen. Eiser wordt aldus in zijn recht op seksuele oriëntatie beperkt.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Homoseksuele geaardheid
5.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet wordt gevolgd in zijn verklaringen aangaande zijn gestelde homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiser geen dieper inzicht heeft verschaft in zijn persoonlijke beleving van zijn homoseksuele geaardheid, maar enkel summier en oppervlakkig heeft verklaard. Gelet op het aantal jaren dat eiser stelt homoseksueel te zijn, mag van hem worden verwacht dat hij uitvoerig kan verklaren omtrent zijn geaardheid en zijn invulling daarvan. Verwacht mag worden dat er sprake is geweest van een (denk)proces waarin eiser zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij verwacht of verlangt en op welke wijze eiser daar aanvulling aan kan en wil geven. Volgens verweerder heeft eiser door middel van zijn verklaringen geen dieper inzicht geboden in zijn geaardheid of zijn invulling daarvan.
5.2.
De rechtbank overweegt dat uit het rapport van het nader gehoor onder meer blijkt dat eiser heeft verklaard dat het een shock voor hem was toen hij voor het eerst ontdekte dat hij zich aangetrokken voelde tot mensen van hetzelfde geslacht (pagina 12). Ook werd hij daardoor angstig, omdat hij opgroeide in een gezin met een vader die hem en zijn twee broers probeerde op te voeden als sterke en stoere kerels. Eiser besefte dat hij niet aan het verwachtingspatroon van zijn vader kon voldoen en besloot daarom dat hij zijn gevoelens voor andere mannen niet moest toelaten, wat een voortdurende innerlijke strijd opleverde die eiser gedurende zijn hele leven met zichzelf al aan het voeren is (pagina 12). Eiser voelde zich daardoor gesplitst en was aan het overleven (pagina’s 12 en 13). Eiser heeft verder verklaard dat hij zijn hele leven met zichzelf aan het worstelen is en dat hij zichzelf steeds probeert te breken (pagina 13). Vanuit het gevoel dat hij geen keuze had, heeft eiser zich als heteroseksueel voorgedaan (pagina 13). Eiser heeft verklaard dat hij zich probeerde te dwingen om gevoelens voor meisjes te hebben, omdat hij zo is opgevoed (pagina 13). Eiser heeft verklaard dat het hem gelukt is om door het leven te gaan als heteroseksueel in de ogen van anderen, omdat hij een dochter en een kleinkind heeft (pagina 15). Eiser dacht dat als hij gelovig zou worden, dit hem zou helpen om op een andere manier door het leven te gaan en de homoseksuele gevoelens van zich af te schudden (pagina 14). Eiser heeft verklaard dat hij zich in 2003 heeft laten dopen, dat hij ongeveer vijf jaar geleden is hij gestopt met het verkondigen van zijn religie en dat hij sinds tweeënhalf jaar ook is gestopt met bezoeken van de bijeenkomsten (pagina 16). Eiser heeft verder verklaard dat het niet zo is dat je van de een op de andere dag weet dat je homoseksueel bent, maar dat het een proces van zelfbewustwording is (pagina 22). Toen eiser nog jong was, was er niet zoveel informatie ter beschikking hierover, waardoor eiser zijn gevoelens moeilijker kon plaatsen en eerst in de war was. Eiser heeft verklaard dat hij bepaalde levenservaring heeft opgedaan en de relatie met zijn ex-vrouw heeft meegemaakt, waardoor hij zijn gevoelens nu wel beter kan vergelijken en plaatsen (pagina 22). Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser gegeven zijn achtergrond met zijn verklaringen voldoende inzicht geboden in de persoonlijke beleving van zijn geaardheid en zijn invulling daarvan en zijn deze verklaringen niet aan te merken als summier en oppervlakkig. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dan ook niet.
5.3.
Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat eiser ook ten aanzien van zijn aantrekking tot [C] tijdens de militaire dienst summier heeft verklaard en enkel heeft aangegeven aangetrokken te zijn tot zijn karakter en zijn manier van doen en laten, wat volgens verweerder bijdraagt aan de ongeloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele geaardheid. Ook dit standpunt volgt de rechtbank niet, gelet op de verklaringen van eiser over zijn gevoelens voor [C] . Uit het rapport van het nader gehoor blijkt namelijk dat eiser heeft verklaard dat hij in militaire dienst (1985-1987) voor het eerst merkte dat hij homoseksuele gevoelens had, toen hij na zes maanden goed contact met [C] merkte dat hij niet alleen maar met hem wilde praten, maar ook de behoefte had om hem een knuffel te geven en zijn hand vast te houden, hetgeen echter niet is gebeurd. Aan de andere kant probeerde eiser dat soort gevoelens weg te houden (pagina 12). Pas na het huwelijk van eiser (1989-1997) ontstond bij hem het besef dat hij daadwerkelijk homoseksueel was (pagina 13). Op de vraag of hij ooit verliefd is geweest, heeft eiser verklaard dat hij denkt dat hij tijdens zijn diensttijd verliefd op [C] is geweest, maar dat hij maar beperkte omgang met hem had (pagina 14). Eiser heeft verder verklaard dat hij zijn gevoelens nooit met [C] heeft gedeeld (pagina 16) en dat hij zichzelf goed in de gaten hield om de grens van wat maatschappelijk geaccepteerd wordt tussen heteromannen niet te overschrijden (pagina 17). Hoewel verweerder kan worden gevolgd in de stelling dat eiser over zijn aantrekking tot [C] summier heeft verklaard, is dat, gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat eiser zijn gevoelens naar [C] nooit heeft geuit, geen reden om het relaas op dit punt ongeloofwaardig te achten.
5.4.
Verweerder heeft verder gesteld dat de omstandigheid dat eiser na zijn huwelijk nog een relatie met een vrouw is aangegaan, bevreemdingwekkend is en de ongeloofwaardigheid van zijn gestelde homoseksuele geaardheid onderschrijft. Ook dit standpunt volgt de rechtbank niet, gelet op de toelichting van eiser daarover. Uit het rapport van het nader gehoor blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij zich onder andere tot het christendom heeft gewend vanwege zijn homoseksuele gevoelens, omdat hij hoopte dat zijn religie hem zou helpen op een andere manier door het leven te gaan (pagina 16). Eiser heeft verklaard dat in de tijd dat hij met zijn religie bezig was, hij een vrouw genaamd [D] heeft leren kennen met wie hij een relatie kreeg. Eiser en [D] hebben geen seksueel contact gehad, vanwege hun geloofsovertuiging (pagina 18). Eiser heeft verklaard dat hij destijds zijn best deed zijn leven in te richten als een heteroseksueel persoon en dat hij besloten had met [D] te gaan trouwen (pagina 18). Eén dag voor de huwelijksdatum heeft eiser tegen [D] gezegd dat hij niet met haar kon trouwen en dat het hem speet. Eiser heeft verklaard dat hij in die tijd gemengde gevoelens had en dat hij het huwelijk meer met zijn verstand wilde dan met zijn gevoel (pagina 19). Hij stelde zijn beslissing steeds uit, tot het moment dat hij het niet meer kon uitstellen. Eiser heeft over het beëindigen van zijn relatie verklaard dat hij vanuit de Bijbel gezien niets verkeerd deed, omdat hij nog niet met [D] getrouwd was, maar dat het menselijk gezien niet leuk was (pagina 19).
Problemen die voortvloeien uit de homoseksuele geaardheid
5.5.
Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat eiser zijn gestelde problemen die voortvloeien uit zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiser over het gestelde incident met [B] in het huis van [A] tijdens het nader gehoor niet eenduidig heeft verklaard. Uit het rapport van het nader gehoor blijkt dat eiser in eerste instantie heeft verklaard dat toen [B] de kamer binnenkwam met een handdoek om zijn middel, naast eiser kwam zitten en zei dat eiser net zoals hij is, eiser tegen [B] zei: “Wat ben jij aan het doen? Wat zeg jij nou tegen mij?”, waarop [B] in tranen uitbarstte (pagina 6). Later in het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij op dat moment tegen [B] zei: “Hou op, straks komt [A] weer terug”, waarop [B] in tranen uitbarstte (pagina 35). Verder blijkt uit het rapport van het nader gehoor dat eiser in eerste instantie heeft verklaard dat toen [B] opstond, de handdoek van zich af gooide en eiser probeerde te benaderen, eiser tegen [B] zei: “Nee, je moet stoppen en de kamer verlaten.”, waarop [B] de kamer verliet (pagina 6). Later in het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij op dat moment tegen [B] zei: “ [B] , wil je alsjeblieft rustig aan doen. Ik smeek je.”, waarop [B] zijn handdoek oppakte en wegliep (pagina 35). Naar het oordeel van de rechtbank verschillen deze verklaringen van eiser niet zodanig, dat verweerder zich daardoor op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser tegenstrijdig, niet eenduidig en niet concreet heeft verklaard over dit incident.
5.6.
Voorts heeft verweerder overwogen dat niet wordt ingezien waarom [A] zijn zwager [B] zou betrekken om eiser te kunnen chanteren, nu dit in het nadeel van [A] zou zijn als de beelden openbaar gemaakt worden. Hoewel verweerder eiser in het bestreden besluit is gevolgd in zijn stelling dat de beelden gemanipuleerd kunnen worden zodat enkel eiser in beeld is, maakt dit het volgens verweerder niet minder bevreemdend nu de beelden zijn gemaakt in het huis van [A] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser terecht aangevoerd dat, nu verweerder eiser is gevolgd in zijn stelling dat de beelden gemanipuleerd kunnen worden, de beelden ook zodanig gemanipuleerd kunnen worden dat niet herkenbaar is dat de beelden in het huis van [A] zijn gemaakt.
5.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit de verklaringen van eiser zoals die zijn afgelegd tijdens het nader gehoor onvoldoende kenbaar heeft betrokken en tevens onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser zijn gestelde geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen niet aannemelijk heeft gemaakt. Hierdoor is er sprake van een motiveringsgebrek. Het bestreden besluit is daarom genomen in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.8.
Het beroep is derhalve gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en zal onderzoeken of in het kader van finale geschilbeslechting aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.
Veilig land van herkomst
5.9.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat Oekraïne, met uitzondering van de gebieden die niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan, in het algemeen een veilig land van herkomst is. Zoals verweerder in de bestreden besluitvorming terecht heeft geconcludeerd, moet er daarom van uit worden gegaan dat de autoriteiten bescherming bieden tegen vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraken van de Afdeling van 20 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:550) en van 14 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2474). Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming bij eventuele problemen voor hem gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is.
5.10.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Oekraïne in zijn geval niet veilig is. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij bij voorkomende problemen niet de hulp van de (hogere) autoriteiten in Oekraïne kan inroepen, noch dat de (hogere) autoriteiten in Oekraïne deze bescherming niet willen of kunnen bieden. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat eiser geen aangifte heeft gedaan van de chantage door [A] , omdat hij de politie niet vertrouwt en bang is dat zijn sociale omgeving van de chantage op de hoogte zou worden gebracht. Voor zover eiser zich hiermee op het standpunt stelt dat het bij voorbaat kansloos is om bescherming te vragen van de autoriteiten in Oekraïne, is de rechtbank van oordeel dat eiser dat onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Dat eiser een oordeel van zijn sociale omgeving vreest, maakt evenmin dat niet van eiser verlangd kan worden dat hij zich bij voorkomende problemen tot de autoriteiten wendt voor bescherming.
De omstandigheid dat verweerder in zijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 11 juni 2018 met als onderwerp 'Herbeoordeling veilige landen van herkomst tweede en derde tranche', kenmerk 2280767, LHBTI uit Oekraïne heeft aangewezen als een groep die verhoogde aandacht vraagt, zoals ook door verweerder is aangehaald in het bestreden besluit, doet aan het vorenstaande niet af. Uit de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1613) volgt dat deze aanwijzing slechts tot doel heeft de beslismedewerker erop te wijzen dat bij deze personen de aanwijzing van een veilig land van herkomst in individuele gevallen mogelijk niet kan worden tegengeworpen. Dit leidt niet tot een ander beoordelingskader, nu van een vreemdeling uit die groep, zoals van andere vreemdelingen, wordt verwacht dat hij aannemelijk maakt dat Oekraïne in zijn geval niet veilig is. Daarvan is, zoals uit het voorgaande blijkt, onvoldoende gebleken.
5.11.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Hieruit volgt eveneens dat verweerder eiser terecht een vertrektermijn heeft onthouden en een inreisverbod voor de duur van twee jaar heeft opgelegd. De rechtbank ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
5.12.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt de rechtbank verweerder in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Frieling, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment, voor zover nodig, alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.