Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 5 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000(Vw 2000).
Overwegingen
[geboortedatum] 1990.
7 mei 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:3303) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, het daartegen ingediende beroep ongegrond verklaard.
2. Op 7 juni 2019 heeft eiser onderhavige asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan deze aanvraag ten grondslag gelegd dat hij nog steeds wordt gezocht in Burundi en dat de algemene situatie in Burundi is verslechterd.
5 juli 2019 heeft ingetrokken. Voorts blijkt dat verweerder bij brief van 31 maart 2020 de beschikking van 23 maart 2020 heeft ingetrokken, omdat deze ten onrechte is uitgebracht. Hierbij staat de volgende motivering: “De reden hiervan is dat u op het moment van de opheffing van de vreemdelingenbewaring geïnformeerd bent dat het voornemen van 1 juli 2019 komt te vervallen.” Dat dit ten onrechte is gebeurd, blijkt uit het vervolg van de brief van 31 maart 2020: “Bij deze doe ik u nogmaals het voornemen van 1 juli 2019 toekomen.”
Beslissing
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.