In deze zaak heeft eiseres, een Georgische nationaliteit, beroep ingesteld tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die haar was opgelegd op 8 augustus 2020 op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel werd op 10 augustus 2020 opgeheven, maar eiseres verzocht om schadevergoeding, stellende dat de maatregel onrechtmatig was. De rechtbank heeft partijen gevraagd in te stemmen met het achterwege blijven van een zitting vanwege de coronamaatregelen, wat door beide partijen werd goedgekeurd. Eiseres diende op 18 augustus 2020 haar beroepsgronden in, waarna verweerder op 21 augustus 2020 een verweerschrift indiende. Het onderzoek werd op 24 augustus 2020 gesloten.
De rechtbank oordeelde dat de beoordeling zich beperkte tot de vraag of eiseres recht had op schadevergoeding, aangezien de vrijheidsbeperkende maatregel was opgeheven. Eiseres voerde aan dat haar geen schriftelijk ondertekende toegangsweigering was uitgereikt, maar de rechtbank stelde vast dat de beoordeling van de rechtmatigheid van de toegangsweigering buiten het kader van deze procedure viel. Eiseres had geen administratief beroep ingesteld tegen de toegangsweigering, waardoor de rechtbank moest uitgaan van de rechtmatigheid daarvan. Gezien deze overwegingen verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.