In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers, beide gevestigd in Malta, en de Raad van Bestuur van de Kansspelautoriteit. De eisers kregen bestuurlijke boetes opgelegd van respectievelijk € 210.000 en € 200.000 voor het aanbieden van online kansspelen zonder vergunning, in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen (Wok). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers in de periode van 14 juni 2017 tot en met 11 oktober 2017 kansspelen aanboden via een in Nederland toegankelijke website. De eisers betwistten de bevoegdheid van de Kansspelautoriteit om deze boetes op te leggen en stelden dat de opgelegde boetes onrechtmatig waren, onder andere omdat zij van mening waren dat het totaalverbod op online kansspelen in strijd was met artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De rechtbank oordeelde echter dat de Kansspelautoriteit bevoegd was om de boetes op te leggen en dat het verbod op online kansspelen niet in strijd was met het VWEU. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de eisers over de onrechtmatigheid van de prioritering van handhaving en de hoogte van de boetes. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eisers ongegrond.