ECLI:NL:RBDHA:2021:10860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.12313
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Eritrese vreemdeling in het kader van veilig derde land Rwanda

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese vreemdeling, in beroep ging tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser op 22 juli 2021 door verweerder was afgewezen op grond van de conclusie dat Rwanda als veilig derde land kan worden beschouwd. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 27 oktober 2020 en betwist dat Rwanda voor hem een veilig land is, onder verwijzing naar vertragingen in de asielprocedure voor andere nationaliteiten en zijn eerdere verblijfsvergunning op basis van werkzaamheden.

Tijdens de zitting op 19 augustus 2021 heeft de rechtbank de argumenten van eiser en verweerder gehoord. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser een zodanige band heeft met Rwanda dat het redelijk is om daar naartoe te gaan. Eiser heeft familie in Rwanda en heeft daar eerder legaal verbleven. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser in Rwanda kan worden toegelaten en dat er geen bewijs is dat hij geen asiel zou kunnen krijgen.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geoordeeld dat de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals en is openbaar gemaakt. Eiser kan in hoger beroep gaan bij de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12313

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J.L. Leijtens).

ProcesverloopBij besluit van 22 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Solomon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1976 en heeft de Eritrese nationaliteit. Op
27 oktober 2020 heeft eiser zijn asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit omdat Rwanda voor eiser als veilig land wordt beschouwd. Eiser heeft een zodanige band met Rwanda dat het redelijk is om naar Rwanda toe te gaan en het is aannemelijk dat eiser (opnieuw) tot Rwanda wordt toegelaten.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser vindt dat Rwanda voor hem geen veilig derde land is. Verweerder heeft ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken dat in Rwanda voor andere nationaliteiten dan de Burundese sprake is van aanzienlijke vertragingen in de vaststelling van asielbescherming. Verweerder is daarbij voorbijgegaan aan de vraag welke gevolgen het vertrek van eiser uit Rwanda en de asielaanvraag in Nederland voor zijn verblijfsrecht in Rwanda hebben. Verder miskent verweerder volgens eiser dat aan hem een verblijfsvergunning is verleend op basis van werkzaamheden en hem dus geen asielbescherming in Rwanda is verleend. Tot slot dient volgens eiser hetgeen hij in de zienswijze heeft aangevoerd als herhaald en ingelast beschouwd te worden.
4. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
5. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beoordeling veilig derde land
6. De rechtbank stelt voorop dat in vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] het toetsingskader voor het tegenwerpen van een veilig derde land als volgt is uiteengezet. Verweerder moet eerst beoordelen of een vreemdeling een zodanige band heeft met het derde land, dat het voor hem of haar redelijk is daar naartoe te gaan. Daarna moet verweerder beoordelen of aannemelijk is dat de vreemdeling tot dit land wordt toegelaten. Het is aan een vreemdeling om aan te tonen dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot het land, in zijn geval niet aanwezig zijn. Als laatste moet verweerder beoordelen of de vreemdeling in dit land volgens de beginselen genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 zal worden behandeld.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit kunnen concluderen dat Rwanda voor eiser als veilig derde land beschouwd kan worden. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd doet hier niet aan af. Verweerder heeft namelijk deugdelijk gemotiveerd dat eiser een zodanige band heeft met Rwanda dat het voor hem redelijk is daarnaar toe te gaan. Zo heeft eiser daar familieleden wonen en heeft eiser eerder gedurende drieënhalf jaar legaal in Rwanda verbleven. Ook heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat aannemelijk is dat eiser tot Rwanda zal worden toegelaten. In tegenstelling tot wat eiser stelt, heeft verweerder daarbij betrokken dat eiser een vergunning heeft gekregen gelet op zijn werkzaamheden. In het bestreden besluit is gemotiveerd waarom aannemelijk is dat eiser in Rwanda verblijfsrechten heeft en dat hij opnieuw tot Rwanda zal worden toegelaten. Zo heeft eiser eerder toegang verkregen, heeft hij geruime tijd bij zijn familie verbleven en is hij in het bezit van een Rwandese Foreigner’s Identity Card. Eisers niet nader onderbouwde stelling dat hij zijn paspoort niet zou kunnen verlengen, dan wel dat daarbij relevant is dat hij nu in een asielprocedure zit, maakt dit niet anders. De rechtbank is het namelijk met verweerder eens dat eiser voornoemde stelling niet aannemelijk heeft gemaakt en daarnaast beschikt eiser over een Foreigner’s Identity Card waarmee hij vrij binnen Rwanda kan reizen. Verder heeft eiser niet aangetoond dat hij als hij terugkeert verantwoording zal moeten afleggen voor zijn keuze om Rwanda te verlaten dan wel dat het hem zal worden aangerekend dat hij Rwanda heeft verlaten.
8. Zoals verweerder stelt, is ook niet gebleken dat eiser geen asiel in Rwanda zou kunnen krijgen en heeft eiser geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit anders zou blijken. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat uit eisers eigen verklaring volgt dat hij niet eerder heeft geprobeerd een asielaanvraag in Rwanda in te dienen en dat ook in de zienswijze geen argumenten zijn aangedragen die aannemelijk maken dat eiser geen internationale bescherming in Rwanda zal (kunnen) krijgen. Het beroep van eiser op het Country Report on Human Rights Practices 2020 Rwanda van USDOS, waaruit blijkt dat voor andere nationaliteiten dan de Burundese sprake is van aanzienlijke vertragingen in de vaststelling van asielbescherming, maakt dit niet anders. Uit deze informatie blijkt namelijk niet dat het voor eiser niet mogelijk is asiel in Rwanda te verkrijgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Herhalen zienswijze
9. Eiser heeft verder verzocht zijn zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Verweerder heeft in het bestreden besluit op die zienswijze gereageerd. Voor zover eiser in beroep niet heeft aangegeven waarom de reactie van verweerder tekortschiet, kan de beroepsgrond al hierom niet slagen.
Conclusie
10. De beroepsgronden slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk heeft mogen verklaren.
11. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3380 en ECLI:NL:RVS:2017:3381.