ECLI:NL:RBDHA:2021:10860
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de asielaanvraag van een Eritrese vreemdeling in het kader van veilig derde land Rwanda
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese vreemdeling, in beroep ging tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser op 22 juli 2021 door verweerder was afgewezen op grond van de conclusie dat Rwanda als veilig derde land kan worden beschouwd. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 27 oktober 2020 en betwist dat Rwanda voor hem een veilig land is, onder verwijzing naar vertragingen in de asielprocedure voor andere nationaliteiten en zijn eerdere verblijfsvergunning op basis van werkzaamheden.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2021 heeft de rechtbank de argumenten van eiser en verweerder gehoord. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser een zodanige band heeft met Rwanda dat het redelijk is om daar naartoe te gaan. Eiser heeft familie in Rwanda en heeft daar eerder legaal verbleven. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser in Rwanda kan worden toegelaten en dat er geen bewijs is dat hij geen asiel zou kunnen krijgen.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geoordeeld dat de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals en is openbaar gemaakt. Eiser kan in hoger beroep gaan bij de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.