In deze zaak heeft eiseres, een jongvolwassen Eritrese, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De rechtbank heeft op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan. Eiseres stelt dat de feitelijke gezinsband met haar moeder, die in Nederland verblijft, niet is verbroken. De moeder van eiseres had eerder een mvv aangevraagd voor haar kinderen, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat de identiteit van de kinderen niet aannemelijk was gemaakt. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij als minderjarige moet worden aangemerkt op het moment van de aanvraag en dat de feitelijke gezinsband niet verbroken is, omdat zij altijd met haar moeder en broertjes en zusjes heeft samengewoond.
De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de feitelijke gezinsband is verbroken. Eiseres heeft verklaard dat zij na het overlijden van haar oma in 2017 noodgedwongen naar Asmara is gegaan om te werken, en dat zij daar kost en inwoning kreeg van het gezin waar zij werkte. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet zelfstandig heeft gekozen om te verhuizen en dat de omstandigheden van haar verblijf in Asmara niet duiden op een verbreking van de gezinsband. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de omstandigheden ten tijde van de aanvraag. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496,-.