ECLI:NL:RBDHA:2021:11200

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.6555 en NL21.6556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Palestijnen en procesbelang bij registratie van nationaliteit onbekend

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Palestijnen, eiser en eiseres, die in Nederland asiel hebben aangevraagd. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard. Eiser, geboren in 1994, heeft de Gazastrook verlaten vanwege bedreigingen door Hamas, terwijl eiseres, geboren in 1988, van Syrisch-Palestijnse afkomst is en haar hele leven in Jemen heeft gewoond. Beide eisers hebben op 3 december 2020 asielaanvragen ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 22 april 2021 de asielaanvragen ingewilligd, maar eiseres werd geregistreerd met 'nationaliteit onbekend', wat zij betwistte. De rechtbank moest beoordelen of eiseres procesbelang had bij haar beroep tegen deze registratie.

De rechtbank oordeelde dat eiseres wel degelijk procesbelang had, omdat staatloosheid belangrijke rechten met zich meebrengt, zoals het recht op versneld naturaliseren. Eiser heeft ook procesbelang, omdat hij aanspraak maakt op een zelfstandige asielstatus. De rechtbank concludeerde dat beide eisers procesbelang hebben bij hun beroep. De rechtbank heeft vervolgens de documenten beoordeeld die eisers hebben overgelegd om hun staatloosheid aan te tonen. Eiseres had alleen een Syrisch vreemdelingenpaspoort en een kopie van een UNRWA-registratie overgelegd, terwijl eiser een identiteitskaart en een geboorteakte had overgelegd. De rechtbank oordeelde dat beide eisers niet als staatloos konden worden aangemerkt, omdat zij niet voldeden aan de vereisten voor staatloosheid.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eiser en eiseres met betrekking tot hun asielstatus en de toepassing van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiser niet onder het toepassingsbereik van artikel 1D viel, omdat hij geen daadwerkelijke bijstand van UNRWA had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de algemene situatie in de Gazastrook niet zodanig was dat asielzoekers uit dat gebied zonder meer als vluchteling konden worden aangemerkt. De beroepen van eisers werden ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.6555 en NL21.6556

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

[Naam 2], eiseres,
gezamenlijk: eisers,
V-nummers: [Nummer 1] en [Nummer 2]
(gemachtigde: mr. P.Th. van Alkemade),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Jonkman).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 22 april 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers ingewilligd.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep van eiser is geregistreerd onder zaaknummer NL21.6555. Het beroep van eiseres is geregistreerd onder zaaknummer NL21.6556.
Op 11 augustus 2021 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen in de zaak van eiser. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht richt het beroep van eiser zich van rechtswege mede tegen dit aanvullend besluit.
Hiertegen hebben eisers op 22 augustus 2021 aanvullende gronden ingediend.
Verweerder heeft hierop gereageerd op 24 augustus 2021.
De rechtbank heeft de beroepen op 25 augustus 2021 op zitting te Breda behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Issa. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geb. datum] 1994 en is een Palestijn afkomstig uit de Gazastrook. Eiseres is geboren op [Geb. datum 2] 1988, van Syrisch-Palestijnse afkomst, en heeft haar hele leven in Jemen gewoond. Zij hebben op 3 december 2020 in Nederland asielaanvragen ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij de Gazastrook heeft verlaten vanwege de algemene situatie en de problemen van zijn broer. Zijn familie werd sinds begin 2018 telefonisch bedreigd door Hamas, omdat zijn broer (een docent Engels) een taalcentrum had. Zijn broer is drie dagen ontvoerd geweest, vrijgelaten en na 15 dagen weer aangehouden. Via een advocaat en een uitspraak van de rechter is hij vrijgekomen. Daarna heeft zijn broer het taalcentrum gesloten. De familie is daarna niet meer bedreigd. Na zijn vertrek uit de Gazastrook heeft eiser zijn vrouw in Turkije ontmoet.
Zij zijn op 6 juni 2020 traditioneel gehuwd in Istanboel. Eiser stelt dat hij met zijn echtgenote niet kan terugkeren naar de Gazastrook.
3. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder eiseres op grond van het landenbeleid Jemen in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. [1] Eiser is als echtgenoot in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw.
Verder heeft verweerder gesteld dat eisers niet aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw en dat eiser ook niet aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
4. Bij het aanvullend besluit van 11 augustus 2021 heeft verweerder beoordeeld of eiser onder het toepassingsbereik van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag valt.
Dat is volgens verweerder niet het geval omdat uit de verklaringen van eiser dan wel de door hem overgelegde documenten niet blijkt dat eiser persoonlijk hulp heeft ingeroepen van de UNRWA [2] dan wel deze hulp ook heeft genoten. De UNRWA-kaart die de broer van eiser heeft overgelegd volstaat niet, omdat dit een kopie is die niet kan worden onderzocht op echtheid. Verweerder heeft daarom niet verder getoetst of in het geval van eiser sprake is van een gedwongen vertrek. [3]
Verweerder heeft eiser ook niet aangemerkt als vluchteling in de van Vluchtelingenverdrag, omdat de algemene economische situatie in de Gazastrook niet zodanig is dat asielzoekers uit dat gebied zonder meer zijn aan te merken als vluchteling. Ten aanzien van de geloofwaardig bevonden problemen van eisers broer die voor eiser aanleiding zijn geweest om de Gazastrook te verlaten, heeft verweerder er op gewezen dat zijn broer heeft verklaard dat hij, noch de andere leden van het gezin, na sluiting van het taalcentrum, nog iets hebben vernomen van [Naam 3] of van de ontvoerders of Hamas. Eiser heeft dat ook verklaard.
Hoewel in de Gazastrook sprake is van een zorgwekkende situatie, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar de Gazastrook in een 15c-situatie komt te verkeren, dan wel dat de veiligheidssituatie dusdanig is, dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade, aldus verweerder.
5. Op wat eisers hiertegen hebben aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Procesbelang?
6. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit louter aangevoerd dat verweerder haar ten onrechte heeft geregistreerd met ‘nationaliteit onbekend’. Verweerder had haar moeten aanmerken als staatloos. De vraag is dan of eiseres wel procesbelang heeft bij haar beroep. De rechtbank moet dat ambtshalve beoordelen, dus los van de door partijen ingenomen standpunten.
7. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft geoordeeld dat een vreemdeling met een asielstatus geen belang heeft bij een beroep tegen de registratie van ‘nationaliteit onbekend’. [4]
8. De rechtbank is echter, anders dan de Afdeling, van oordeel dat eiseres wel degelijk procesbelang heeft bij haar beroep. Staatloosheid brengt immers belangrijke rechten met zich, zoals het recht om versneld te naturaliseren. Verder zijn de legeskosten lager en heeft een vreemdeling met een status recht op een vluchtelingenpaspoort, dat meer rechten geeft dan een vreemdelingenpaspoort.
9. Eiser heeft in beroep niet alleen aangevoerd dat hij als staatloos had moeten worden aangemerkt, waarbij hij dus een procesbelang heeft. Bovendien heeft hij aangevoerd dat hij aanspraak maakt op een zelfstandige asielstatus, anders dan de afhankelijke asielstatus die hij heeft gekregen. De rechtbank oordeelt dan ook dat een procesbelang voor eiser oplevert.
10. De slotsom is dus dat beide eisers procesbelang hebben bij hun beroep.
Staatloos?
11. Eisers stellen dat zij beiden als staatloos hadden moeten worden aangemerkt. Beoordeeld moet worden of eisers voldoende documenten hebben overgelegd waaruit hun staatloosheid blijkt.
12. Uit Werkinstructie 2019/12, paragraaf 2.4., volgt dat de vreemdeling kan worden aangemerkt als staatloos als hij minimaal één document uit elk van de drie volgende documentgroepen kan overleggen:
1. Een identiteitsdocument (reisdocument of identiteitskaart);
2. Een geboorteakte of een gelijkwaardig document (voor het vaststellen van de afstamming);
3. Een aanvullend bewijsstuk waaruit de status van staatloze Palestijn blijkt (zoals de UNRWA-registratie). Dit dient een origineel document te zijn.
13. Eiseres heeft bij haar aanmelding alleen een Syrisch vreemdelingenpaspoort voor Palestijnen en een kopie van een UNRWA-familieregistratie overgelegd, zodat zij niet als staatloos kan worden aangemerkt. Eiser heeft bij zijn aanmelding alleen een identiteitskaart en bij zijn eerste gehoor een geboorteakte en een kopie van een UNRWA-kaart op zijn telefoon overgelegd, zodat ook hij niet in aanmerking komt voor een vermelding als staatloos. De in beroep overgelegde e-mail van de UNRWA van 6 augustus 2021 waarin de registratie van eisers bij de UNRWA wordt bevestigd kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat dit geen originele registratie is. Verweerder heeft eisers daarom terecht geregistreerd met ‘nationaliteit onbekend’.
Zelfstandige asielvergunning eiser?
14. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij wel degelijk onder het toepassingsbereik van artikel 1D van het vluchtelingenverdrag valt. Subsidiair stelt eiser dat hij als vluchteling dient te worden beschouwd, omdat hij te vrezen heeft voor de (feitelijke) autoriteiten in de Gazastrook, te weten de Hamas-beweging. Door de weigering van zijn broer om samen te werken met Hamas, is het hele gezin bedreigd. Daarnaast is in de Gazastrook sprake van een uitzonderlijke situatie waardoor hij alleen al door daar te zijn het risico loopt op ernstige schade. Uit de recente gebeurtenissen in de Gazastrook blijkt dat het genoemde risico op schade niet alleen reëel is, maar zich ook weer heeft gemanifesteerd, aldus eiser.
15. De Afdeling heeft in drie uitspraken van 19 februari 2019 [5] onder meer geoordeeld dat uit de arresten Bolbol [6] en El Kott [7] volgt dat een vreemdeling is uitgesloten van de werking van het Vluchtelingenverdrag als die vreemdeling direct voorafgaand aan of kort vóór het indienen van een asielverzoek daadwerkelijk bijstand van UNRWA heeft ontvangen, voor zover die bijstand niet is opgehouden om redenen buiten de invloed en onafhankelijk van de wil van die vreemdeling. Verder volgt uit het arrest Alheto [8]
dat als een vreemdeling bij UNRWA is geregistreerd, onderzocht moet worden of die vreemdeling daadwerkelijk bescherming of bijstand van UNRWA ontvangt. De enkele omstandigheid dat de vreemdeling is geregistreerd bij UNRWA leidt nog niet tot toepasselijkheid van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag, aldus de Afdeling.
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van de verklaringen van eiser mocht concluderen dat eiser niet direct voorafgaand of kort voor het indienen van zijn asielaanvraag daadwerkelijk bijstand heeft ontvangen van de UNRWA. Eiser heeft immers verklaard [9] dat de UNRWA zich alleen bemoeit met scholen en ziekenhuizen en dat zij daarnaast geen hulp of bescherming bieden. Hieruit blijkt niet dat eiser de UNRWA daadwerkelijk om hulp heeft gevraagd. Uit de kopie van de UNRWA-registratiekaart kan ook niet worden afgeleid dat eiser bescherming of bijstand heeft ontvangen. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag niet op eiser van toepassing is.
17. Het beroep op het Vluchtelingenverdrag slaagt ook niet. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat de algemene economische situatie in de Gazastrook niet zodanig is dat asielzoekers uit dat gebied zonder meer zijn aan te merken als vluchteling.
Verder heeft verweerder er terecht op gewezen dat het niet aannemelijk is dat eiser en zijn familie nog steeds in de negatieve belangstelling staan van de Hamas-beweging. Eiser en zijn broer hebben immers verklaard dat zij na sluiting van het taalcentrum niets meer hebben vernomen van Hamas.
18. Daarnaast heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar de Gazastrook een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft dat in het aanvullend besluit van 11 augustus 2021 voldoende gemotiveerd uiteengezet. Eiser heeft dat in beroep niet weerlegd. De stelling dat de situatie in de Gazastrook zo uitzonderlijk is dat de loutere aanwezigheid van elke willekeurige burger – en dus ook van eiser – in dat gebied al leidt tot een reëel risico op ernstige schade, is onvoldoende onderbouwd. Dat zich daar recentelijk gewelddadige incidenten hebben voorgedaan, is daarvoor onvoldoende.
Slotsom
19. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beroepen ongegrond zijn
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.J.A.B. Koens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees.
3.Werkinstructie (WI) 2020/19 Palestijnen, pagina 24.
4.Zie de uitspraak van 7 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3385.
6.ECLI:EU:C:2010:351.
7.ECLI:EU:C:2012:836.
8.ECLI:EU:C:2018:327.
9.Rapport van nader gehoor, pagina 8.