ECLI:NL:RBDHA:2021:12219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
NL20.21903
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot medische situatie eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. van Veelen-de Hoop, in beroep ging tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiseres daar eerder een aanvraag heeft ingediend. Eiseres betoogde dat zij niet kan terugkeren naar Duitsland vanwege haar psychische klachten en de vrees voor een onveilige situatie in Nigeria, haar land van herkomst.

De rechtbank heeft overwogen dat de medische situatie van eiseres geen aanleiding gaf om het asielverzoek in behandeling te nemen. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel stelt dat verweerder mag aannemen dat de medische zorg in Duitsland vergelijkbaar is met die in Nederland. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat zij de benodigde zorg in Duitsland niet kan krijgen. De rechtbank concludeert dat er geen objectieve gegevens zijn die de ernst van haar gezondheidstoestand en de gevolgen van een overdracht naar Duitsland onderbouwen. De enkele verklaringen van eiseres over suïcidale gedachten zijn niet voldoende om aan te nemen dat haar gezondheid in gevaar komt bij een overdracht.

De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding afgewezen, omdat de gemachtigde van eiseres niet concreet genoeg was in zijn verzoek om nadere informatie over de gezondheidstoestand van eiseres. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, met de conclusie dat de Staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL20.21903
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

In het besluit van 22 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL20.21904, plaatsgevonden op 5 januari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Mgbejume. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiseres daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend.
2. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij stelt zich op het standpunt dat zij niet kan terugkeren naar Duitsland en dat verweerder haar asielaanvraag in behandeling moet nemen. Eiseres heeft psychische klachten zoals slaapproblemen, somberheid, nachtmerries en stemmen in haar hoofd. Ook heeft zij suïcidale gedachtes bij de wetenschap dat zij moet terugkeren naar Duitsland. Duitsland zal haar namelijk terugsturen naar Nigeria, een land waar haar leven niet veilig is. Volgens eiseres kan zij niet worden overgedragen voordat verweerder het Bureau Medische Advisering (BMA) om een advies heeft gevraagd. Ter onderbouwing verwijst zij naar haar patiëntdossier en het arrest C.K. e.a. tegen Slovenië1.
1. Het arrest van het Europees Hof van Justitie van 16 februari 2017 (ECLI:EU:C:2017:127).
Verder heeft eiseres op de zitting verzocht om de beroepsprocedure aan te houden om in de gelegenheid te worden gesteld nadere medische stukken in te dienen.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de medische situatie van eiseres geen aanleiding heeft hoeven zien om het asielverzoek in behandeling te nemen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat de medische zorg in Duitsland vergelijkbaar is met die in Nederland. Niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres de door haar benodigde zorg in Duitsland niet kan krijgen. Daarom is ook niet aannemelijk gemaakt dat Nederland het meest aangewezen land is om eiseres te behandelen. Daar komt bij dat verweerder de Duitse autoriteiten informeert over de medische situatie van eiseres. Daarmee is voldoende gewaarborgd dat eiseres ook na overdracht de door haar benodigde voorzieningen zal ontvangen.
4. Verder is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat eiseres vanwege haar medische gesteldheid niet kan worden overgedragen aan Duitsland. Hoewel uit het dossier blijkt dat eiseres psychische klachten heeft, geeft het geen informatie over de gevolgen van een overdracht voor haar gezondheidstoestand. Verder blijkt niet dat het risico op een mogelijke achteruitgang van haar psychische gezondheidstoestand als gevolg van de overdracht als reëel of hoog is ingeschat. Om te kunnen concluderen dat hiervan sprake is, heeft de rechtbank objectieve gegevens nodig waaruit de bijzondere ernst van haar gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht blijkt2. Die zijn er op dit moment niet. De enkele verklaringen van eiseres zelf dat zij denkt aan de dood en om een einde aan haar leven te maken als zij terug moet naar Duitsland, hoe ernstig dat ook is, is onvoldoende. Verweerder heeft daarom terecht geen nader onderzoek verricht naar de gezondheidstoestand van eiseres en de gevolgen daarvoor van een overdracht. Er is geen sprake van een situatie zoals bijvoorbeeld aan de orde was in de uitspraak van de ABRvS van 3 november 20173. Verweerder heeft het BMA dan ook niet hoeven inschakelen.
5. De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding af. De gemachtigde van eiseres spreekt de hoop uit dat zij nadere informatie kan krijgen over de gezondheidstoestand van eiseres. Dit verzoek is naar inhoud en tijd niet concreet genoeg en daarom wijst de rechtbank dit verzoek af. Bovendien dateert de laatste medische informatie van
24 november 2020. Eiseres had eerder pogingen kunnen ondernemen om haar medische situatie zo nodig te actualiseren.
6. De rechtbank komt tot de eindconclusie dat verweerder de asielaanvraag van eiseres heeft kunnen afwijzen, omdat Duitsland verantwoordelijk is. In wat eiseres heeft aangevoerd, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag alsnog in behandeling te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 30 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2580).

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
07 januari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. B. Fijnheer S. Westerhof
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.