ECLI:NL:RBDHA:2021:12219
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot medische situatie eiseres
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. van Veelen-de Hoop, in beroep ging tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiseres daar eerder een aanvraag heeft ingediend. Eiseres betoogde dat zij niet kan terugkeren naar Duitsland vanwege haar psychische klachten en de vrees voor een onveilige situatie in Nigeria, haar land van herkomst.
De rechtbank heeft overwogen dat de medische situatie van eiseres geen aanleiding gaf om het asielverzoek in behandeling te nemen. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel stelt dat verweerder mag aannemen dat de medische zorg in Duitsland vergelijkbaar is met die in Nederland. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat zij de benodigde zorg in Duitsland niet kan krijgen. De rechtbank concludeert dat er geen objectieve gegevens zijn die de ernst van haar gezondheidstoestand en de gevolgen van een overdracht naar Duitsland onderbouwen. De enkele verklaringen van eiseres over suïcidale gedachten zijn niet voldoende om aan te nemen dat haar gezondheid in gevaar komt bij een overdracht.
De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding afgewezen, omdat de gemachtigde van eiseres niet concreet genoeg was in zijn verzoek om nadere informatie over de gezondheidstoestand van eiseres. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, met de conclusie dat de Staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.