ECLI:NL:RBDHA:2021:12314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
AWB 20/6147 en AWB 20/3707
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van uitstel voor vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die de Afghaanse nationaliteit heeft, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet, omdat hij vreesde dat terugkeer naar Afghanistan zou leiden tot een medische noodsituatie. De rechtbank heeft de aanvraag van de eiser afgewezen, na beoordeling van de medische adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA).

De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij in Afghanistan geen toegang zou hebben tot de noodzakelijke medische zorg. De rechtbank wees erop dat de BMA-adviezen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de eiser niet had onderbouwd dat de medische zorg in Afghanistan niet beschikbaar was. De rechtbank concludeerde dat de reisvoorwaarden die aan de eiser waren opgelegd, voldeden aan de eisen die voortvloeien uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

De rechtbank verwierp ook de argumenten van de eiser dat hij geen sociaal netwerk had in Afghanistan en dat hij niet in staat zou zijn om de benodigde zorg te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat hij feitelijk geen toegang had tot de voor hem vereiste medische zorg en dat de reisbeperkingen vanwege het coronavirus een tijdelijke omstandigheid waren die niet relevant was voor de beoordeling van zijn aanvraag.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Locatie Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/6147 en AWB 20/3707
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 22 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.E.A. Bakker).
Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser/verzoeker (hierna te noemen: eiser) tot het verlenen van een uitstel voor vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) afgewezen
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 7 juli 2020 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.O. Salem. Voor eiser is verder zijn begeleidster [A] verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe, gelet op de omstandigheden die zijn aangevoerd.
2. Eiser stelt de Afghaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [1990] . Op 21 januari 2020 heeft hij een aanvraag om uitstel van vertrek ingediend, omdat hij meent dat terugkeer naar Afghanistan zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Verweerder heeft de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw afgewezen, onder verwijzing naar een advies van het Bureau Medische Advisering (het BMA). Uit het BMA-advies van 26 februari 2020 volgt, voor zover hier van belang, dat eiser bekend is met een psychiatrische aandoening. Onder invloed van onzekere situaties en stress bestaan bij eiser meer depressieve klachten. In het verleden heeft zich een periode een situatie van verwardheid en verwaarlozing bestaan en heeft eiser zich een nacht laten opnemen vanwege suïcidaliteit. Bij eiser bestonden er eerder klachten van nachtmerries, slaapproblemen, concentratie- en eetlustverlies en herbelevingen. Eiser kan volgens het advies onder voorwaarden reizen, namelijk onder begeleiding van een psychiatrisch verpleegkundige. Medicatie en de noodzakelijke medische behandeling om een medische noodsituatie op korte termijn te voorkomen, is aanwezig in Afghanistan. In het aanvullende BMA-advies van 6 juli 2020 worden de conclusies van het advies gehandhaafd.
3. Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet is uitgenodigd door de BMA-arts voor een spreekuuronderzoek, terwijl vast staat dat het noodzakelijk is om eiser persoonlijk te onderzoeken. Dit blijkt uit de overgelegde brief van GGZ van 25 mei 2020, waaruit volgt dat eiser 245 minuten gratis zorg heeft ontvangen omdat de nood daartoe hoog was. Eiser verwijst in dit verband naar twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). [1] Bovendien heeft verweerder ten onrechte geen extra informatie opgevraagd, dan wel de expertise van een onafhankelijke deskundige gevraagd conform pagina 7 van het protocol BMA. Het BMA-onderzoek en advies zijn dus onvolledig. Eiser betwist daarnaast de conclusie van het BMA-advies dat hij kan reizen. Uit het advies blijkt dat eiser onder invloed van onzekere situaties en stress een noemenswaardige stijging in zijn depressieve en suïcidale klachten zal ervaren. Fysieke uitzetting zal daarom zulke gezondheidsrisico’s en mentale klachten bij eiser opleveren dat dit niet mogelijk mag worden geacht. Door de gestelde reisvoorwaarden wordt niet voldaan aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, van 16 februari 2017 (het arrest C.K.). [2] Ter zitting heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat het BMA in het aanvullende advies van 6 juli 2020 ten onrechte uitgaat van de brondocumenten. Een van de brondocumenten gaat over iemand die lijdt aan schizofrenie. Omdat eiser hier niet aan lijdt, kan verweerder zich hier niet op baseren. In het andere brondocument wordt iemand met depressie en PTSD beschreven, terwijl eiser lijdt aan PTSS. Er staat in het advies daarnaast niks vermeld over suïcidaliteit of slaapproblemen. In de brondocumenten die bij het BMA-advies van 2 februari 2020 zijn gebruikt zijn tot slot de concentratieproblemen en eetproblematiek van eiser niet meegenomen.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet heeft onderbouwd of aannemelijk heeft gemaakt dat de BMA-arts eiser in het kader van een zorgvuldige voorbereiding persoonlijk had moeten onderzoeken alvorens verweerder te adviseren. Ook volgt de rechtbank eiser niet in het standpunt dat verweerder gehouden was om extra informatie op te vragen dan wel de expertise van een onafhankelijke deskundige te vragen. De verwijzing naar de brief van GGZ, de uitspraken van de ABRvS en pagina 7 van het protocol BMA is hiervoor onvoldoende. Een dergelijke verplichting vloeit uit deze stukken niet voort. De rechtbank acht van belang dat verweerder de door eiser overgelegde brief van 25 mei 2020 aan het BMA heeft voorgelegd, waarna het aanvullende BMA-advies is uitgebracht. Daarnaast is het BMA-advies gebaseerd op gegevens en stukken die bij de behandelaars van eiser zijn opgevraagd en aan het BMA zijn verstrekt. Van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit of een onvolledig advies is dan ook geen sprake. Eiser verschilt verder met de arts van het BMA van mening over of hij kan reizen, maar heeft dit niet nader onderbouwd. De BMA-arts heeft bij het advies meegewogen dat bij eiser onder invloed van stress depressieve klachten kunnen ontstaan, maar dat medicatie dit kan tegenhouden. Eiser heeft in dit verband geen nadere informatie overgelegd, zoals een advies van een onafhankelijke deskundige, waarin de conclusies van de BMA-arts gemotiveerd worden weersproken of die concrete aanknopingspunten bevatten om aan de juistheid en volledigheid van het BMA-advies op dit punt te twijfelen. Met de door het BMA geformuleerde reisvoorwaarden is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de voorwaarden die voortvloeien uit het arrest C.K..
5. Ten aanzien van de brondocumenten die aan het BMA advies ten grondslag liggen overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS [3] moet verweerder, als hij een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er op grond van artikel 3:2 van de Awb van vergewissen dat dit advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is (‘vergewisplicht’). Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten aanwezig zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies. De rechtbank overweegt ten aanzien van het eerste BMA-advies dat daarin op pagina 3 de klachten en symptomen van eiser zijn vermeld. Daarover heeft de BMA-arts op basis van de brondocumenten vastgesteld dat een psychiater aanwezig is in Kabul. Eiser heeft niet met een brief van zijn behandelend arts of op een andere manier aangetoond dat de aanwezigheid van de psychiater voor hem niet toereikend is. Het aanvullende BMA-advies van 6 juli 2020 is vervolgens uitgebracht naar aanleiding van aanvullende medische informatie van eiser, waarin staat dat er bij eiser sprake is van een toename van zijn klachten, waardoor de depressieve stoornis en PTSS meer op de voorgrond is gekomen. Ook is sprake van suïcidale gedachtes. Er hebben meer steunende gesprekken met eiser plaatsgevonden en er is een verandering in medicatie. De BMA-arts geeft hierover aan dat reeds in het BMA advies van 26 februari 2020 is aangegeven dat psychiatrische behandeling aanwezig is in een privékliniek, waarbij reeds rekening is gehouden met een mogelijke verergering van de klachten van eiser. Uit het BMA-advies blijkt dat de twee brondocumenten vervolgens zijn geraadpleegd naar aanleiding van de nieuwe medicatie die aan eiser is voorgeschreven. Naar het oordeel van de rechtbank is wat eiser heeft aangevoerd onvoldoende om aan de juistheid en volledigheid van het BMA-advies op deze punten te twijfelen en het deskundigenadvies van het BMA ten aanzien van de beschikbaarheid van de behandeling te weerleggen. Deze beroepsgronden slagen niet.
6. Eiser voert verder aan dat hij bij brief van 12 maart 2020 al voldoende objectieve gegevens heeft overgelegd, waarmee hij heeft aangetoond dat behandeling en medicatie (voor hem) in Afghanistan niet beschikbaar zijn. Daarmee stelt eiser te hebben aangetoond dat overdracht naar Afghanistan zal leiden tot schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser verwijst verder naar de door hem overgelegde e-mail van 4 maart 2020 en het nieuwbericht van The Telegraph, van 13 oktober 2020, ‘Food shortages in Afghanistan as coronavirus worsens coutry’s humanitarian crisis’. De vraag naar zorg in Afghanistan is in het al gebrekkige zorgsysteem in Afghanistan veel groter dan het aanbod. Dit is verergerd door de uitbraak van het coronavirus. Verweerder heeft onvoldoende aandacht besteed aan de gevolgen van het coronavirus voor eiser bij overdracht aan Afghanistan. Eiser verwijst verder naar het reisadvies voor Afghanistan van het Nederlandse ministerie van buitenlandse zaken. Momenteel geldt code rood voor reizen naar Afghanistan. Daarnaast is de conclusie in het BMA-advies dat psychiatrische behandeling of medicatie voor eiser beschikbaar is in een privékliniek in Kabul irreëel, omdat eiser geen vermogen of inkomsten heeft of banden met familie. Uit het asielgehoor van 7 augustus 2016 blijkt dat eiser niet op goede voet met zijn familie staat. Eiser verwijst in dit verband naar een uitspraak van deze rechtbank, van 14 januari 2020. [4] Eiser bevindt zich in dezelfde omstandigheden als die zijn meegewogen in deze uitspraak, omdat eiser ook een ontheemde is zonder sociaal netwerk en financiële middelen, terwijl een veilige woonsituatie belangrijk is voor eiser. Uit het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), van 1 oktober 2019 (het arrest Savran) [5] volgt bovendien dat uitzetting strijdig is met artikel 3 van het EVRM als er geen sociaal netwerk is in het land van herkomst en hiertoe geen toereikende oplossing is geboden, bestaande uit een contactpersoon. Verweerder heeft dan ook ten onrechte geen contactpersoon aangewezen waarop eiser in Afghanistan zou kunnen terugvallen. Eiser wijst verder op het arrest van het EHRM, van 13 december 2016 (het arrest Paposhvili). [6] Eiser heeft tot slot een brief van zijn verpleegkundige en psycholoog overgelegd van 25 november 2020, waarin zijn mentale toestand wordt beschreven.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij in Afghanistan feitelijk geen toegang heeft tot de voor hem vereiste medische zorg. Het reisadvies voor Afghanistan van het Nederlandse ministerie van buitenlandse zaken en de nieuwsartikelen zijn daarvoor onvoldoende. Uit de stukken blijkt weliswaar dat medische zorg is afgeschaald, daaruit volgt echter niet dat er voor de problemen van eiser geen adequate zorg wordt verleend of dat de voor eiser benodigde behandeling niet meer beschikbaar is. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat de reisbeperkingen vanwege het coronavirus een omstandigheid van tijdelijke aard is en niet ziet op de persoonlijke medische omstandigheid van eiser. Dit valt daarom niet onder het toetsingskader van artikel 64 van de Vw.
8. Ten aanzien van het standpunt van eiser dat behandeling voor hem niet toegankelijk is omdat hij geen middelen en sociaal netwerk heeft, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de uitspraak van de ABRvS, van 12 juli 2019 [7] volgt dat uit het arrest Paposhvili wordt afgeleid dat het aan de vreemdeling is om aan te tonen wat de kosten van de voor hem noodzakelijke behandeling in het land van herkomst zijn. Daarnaast is het aan de vreemdeling om, als hij stelt dat deze behandeling om financiële of andere redenen voor hem feitelijk niet toegankelijk is, dat aannemelijk te maken. Met betrekking tot de toegang tot zorg in een privékliniek en de kosten voor de medische behandeling is de rechtbank daarom van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat het voor eiser niet mogelijk is om de behandeling te verkrijgen. Allereerst heeft eiser niet aangetoond wat de kosten van de voor hem noodzakelijke behandeling zijn. Zo stelt eiser wel dat de kosten in een privékliniek veel hoger zijn, dit is echter niet inzichtelijk gemaakt. Daarnaast heeft eiser wel gesteld dat de behandeling om financiële redenen niet toegankelijk is, maar heeft dit niet nader onderbouwd. Bovendien is, anders dan eiser stelt, niet gebleken dat eiser een ontheemde is en dat de voor hem noodzakelijke behandeling daarom feitelijk niet toegankelijk is. De uitspraak van deze rechtbank van 14 januari 2020, waar eiser naar heeft verwezen, is niet vergelijkbaar met de situatie van eiser, omdat in die zaak wel was gebleken dat sprake was van een ontheemde. Daarnaast is de uitspraak niet vergelijkbaar omdat eiser, anders dan in die uitspraak, heeft aangegeven eerder in Kabul te hebben gewoond waar ook de voor hem benodigde zorg aanwezig is.
9. De rechtbank ziet in het beroep van eiser op het arrest Savran geen reden om anders te oordelen. Anders dan in de zaak Savran staat niet vast dat eiser geen sociaal netwerk heeft in Afghanistan. Dat eiser tijdens een asielgehoor zou hebben verklaard dat hij niet op goede voet staat met zijn familie is daarvoor onvoldoende. Verweerder heeft dan ook geen contactpersoon voor eiser in Afghanistan hoeven aanwijzen. Het arrest Savran heeft daarnaast naar het oordeel van de rechtbank geen verandering gebracht in de bewijslastverdeling zoals die uit het arrest Paposhvili volgt. Verweerder heeft ten aanzien van de brief van GGZ van 25 november 2020 zich tot slot terecht op het standpunt gesteld dat de inhoud daarvan ziet op de gezondheidssituatie van eiser na het bestreden besluit en in de brief bovendien geen relevante wijzigingen ten aanzien van de gezondheid van eiser wordt vermeld. Verweerder heeft op grond van het voorgaande dan ook mogen concluderen dat de noodzakelijke medische behandeling in Afghanistan voor eiser toegankelijk is.
10. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
11. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.ABRvS, van 25 juli 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY5703 en van 19 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:826.
2.ECLI:EU:C:2017:127
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:826.
5.ECLI:CE:ECHR:2019:1001JUD005746715
6.ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD004173810