ECLI:NL:RBDHA:2021:12642
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering opheffing ongewenstverklaring en toepasselijkheid Terugkeerrichtlijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de ongewenstverklaring van eiser op te heffen. Eiser, geboren op [geboortedatum] en van Albanese nationaliteit, was op 15 februari 2016 ongewenst verklaard na een veroordeling tot zes weken gevangenisstraf wegens overtreding van artikel 231, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Eiser verzocht op 16 juli 2019 om opheffing van deze ongewenstverklaring, maar dit verzoek werd bij besluit van 22 augustus 2019 afgewezen. Het bezwaar van eiser werd bij besluit van 23 maart 2020 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde.
De rechtbank overwoog dat de ongewenstverklaring van eiser niet onder de werkingssfeer van de Terugkeerrichtlijn valt, omdat eiser op 10 september 2015 de toegang tot Nederland was geweigerd vanwege een vals reisdocument. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij voldeed aan de voorwaarden voor opheffing van de ongewenstverklaring, zoals neergelegd in artikel 6.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Eiser had geen bijzondere feiten of omstandigheden aangevoerd die een tijdelijke opheffing zouden rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.