ECLI:NL:RBDHA:2021:12865

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
NL21.8407 en NL21.8408
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse echtpaar met bekering tot het Christendom en de beoordeling van de geloofwaardigheid door de rechtbank

In deze zaak gaat het om de asielaanvragen van een Iraans echtpaar dat zich heeft bekeerd tot het christendom. De rechtbank Den Haag heeft op 22 november 2021 uitspraak gedaan over de geloofwaardigheid van hun bekeringen en de daaruit voortvloeiende problemen in Iran. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen afgewezen, omdat hij de bekeringen niet geloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de eisers en de risico's die zij lopen bij terugkeer naar Iran. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers inconsistent en ongerijmd hebben verklaard over hun motieven voor en het proces van bekering, maar dat dit niet automatisch betekent dat zij geen problemen zullen ondervinden bij terugkeer. De rechtbank heeft de besluiten van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen nieuwe besluiten te nemen, waarbij hij rekening moet houden met de geloofwaardigheid van de bekeringen en de risico's die de eisers lopen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eisers toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.8407 en NL21.8408

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], geboren op [geboortedag] 1981 en van Iraanse nationaliteit
,eiseres,
[V-nummer] , en
[eiser], geboren op [geboortedag] 1980 en van Iraanse nationaliteit, eiser
[V-nummer]
hierna tezamen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

ProcesverloopBij afzonderlijke besluiten van 28 mei 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarbij heeft verweerder tevens ambtshalve besloten dat eisers niet in aanmerking komen voor verlening van verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en dat aan hen evenmin uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Op 27 augustus 2021 heeft verweerder bericht dat hij in de zaak van eiser een aanvullend besluit gaat nemen. Verweerder heeft daarbij verzocht de zaak van eiseres aan te houden totdat het aanvullend besluit in de procedure van eiser is genomen.
Op 28 augustus 2021 heeft verweerder in de zaak van eiser een aanvullend besluit genomen.
De oorspronkelijk geplande zitting op 2 september 2021 heeft geen doorgang gevonden om zodoende eisers voldoende tijd te gunnen op het aanvullend besluit te kunnen reageren. Partijen zijn hierover op 30 augustus 2021 door de rechtbank geïnformeerd.
Op 10 september 2021 heeft verweerder schriftelijk gereageerd op vragen die de rechtbank op 30 augustus 2021 heeft gesteld.
Eisers hebben op 5 oktober, 10 oktober, 28 oktober en 30 oktober 2021 aanvullende gronden ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 november 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen A.R. Izadkhast. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser en eiseres zijn sinds 14 februari 2016 met elkaar getrouwd. Zij hebben hier te lande op 28 februari 2019 een aanvraag gedaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Het asielrelaas van eiseres
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag, samengevat weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd.
3. Eiseres is niet in een echt islamitisch gezin opgevoed. In het gezin waarin zij opgroeide geloofde men in God, maar was men niet praktiserend. Bidden en vasten deed men niet. Eiseres beschouwde zich in haar jeugd wel als moslim en heeft de islam tot aan haar 19e of 20e nog gepraktiseerd. Vanaf haar 13e begon ze wel al te twijfelen aan de islam. Toen ze zo oud was kreeg zij van een vrouw een vuistslag op haar hoofd omdat haar hoofddoek niet helemaal goed zat een en deel van haar haar te zien was. Op haar 20e, toen ze is gaan studeren, geloofde zij niet meer in de islam. Ze zou toen presentatrice zijn op een feest van haar universiteit. Na de soundcheck kreeg ze van het hoofd van de universiteit te horen dat ze geen presentatrice mocht zijn omdat ze naar zijn mening te verleidelijk klonk. Eiseres, die zangeres wilde worden, wist op dat moment dat haar wens vanwege de islam nooit in vervulling zou gaan. Op dat moment was ze klaar met de islam en heeft ze daarvan afstand genomen. Alleen haar ouders waren hiervan op de hoogte. In april/mei 2002 is haar vader overleden. Eiseres was toen 21 jaar oud.
4. Op haar 21e geloofde eiseres ook niet meer in God en een leven na de dood. Ze heeft in Iran nooit openbaar gemaakt dat ze niet meer geloofde. Ze deed net alsof ze nog geloofde. Als er ergens een gezamenlijk gebed was dan deed zij mee met de anderen en met de ramadan at ze niet in het openbaar als er anderen bij waren. Maar ze geloofde in feite alleen in zichzelf en loste haar problemen zelf op. Ze had geen aandacht voor andere mensen om haar heen. Ze was egoïstisch. Eiseres deed ook geen onderzoek naar andere geloven en religies. Ze voelde zich eenzaam, alsof ze niemand had. Eiseres ervoer een leegte.
5. In maart/april 2017 is eiseres in aanraking gekomen met het christendom. Ze is toen in de vakantieperiode naar Armenië gegaan waar haar nichtje [naam] studeerde. Haar nichtje was bekeerd tot het christendom. Eiseres vertelde haar nichtje over een droom die ze had gehad in augustus/september 2015. Toen ze die droom had, zat ze midden in een crisis omdat haar moeder psychische problemen had. Eiseres droomde dat ze tot de beslissing was gekomen om zelfmoord te plegen. In haar droom sprong ze vanaf een rots in de zee. Ze ging steeds dieper onder water totdat een hand haar naar boven trok. Eiseres begon te huilen en zag haar vader in haar droom. Hij zei: “Mijn dochter je bent je vertrouwen kwijt, je moet mij vertrouwen.” Eiseres is wakker geworden en een week later droomde haar moeder over haar eigen vader en dat ze een glaasje limonade van hem kreeg. Op dat moment voelde haar moeder zich beter.
6. Nadat eiseres over haar droom had verteld, begon haar nichtje die droom te duiden. Ze liet eerst een foto zien van Jezus die Petrus uit het water redt. Vervolgens sloeg haar nichtje de Bijbel open en begon uit Mattheus 14 voor te lezen. In dat stuk gaat het over Petrus die over het water loopt, maar op een gegeven moment zinkt omdat hij zijn geloof verliest. God geeft hem een hand en trekt hem uit het water. Tegen Petrus werd gezegd: “Waarom geloof je niet en waarom ben je je geloof verloren?” Toen zij haar nichtje tegen haar: “Voor ons, christenen, is Jezus de vader.” Het vaderschap van Jezus Christus was heel belangrijk voor eiseres omdat de relatie met haar biologische vader zeer waardevol, liefdevol en respectvol was. Zowel spiritueel als fysiek had eiseres behoefte aan het bestaan en hebben van een vader. Eiseres besefte dat ze anderhalf jaar op zoek was naar de verloren God. Ze had een brok in haar keel en barstte in tranen uit. Haar hart was er klaar voor om erachter te komen wie haar had gered. Eiseres geloofde meteen in het christendom. Ze was van binnen diep geraakt.
7. Eiseres heeft haar nichtje [naam] vervolgens gevraagd om meer over het christendom te vertellen. Haar nichtje heeft haar alles geleerd wat zij zelf had geleerd. Ze had het over een vader die haar zou redden en verlossen en van alle zondes zou vergeven. Haar nichtje zei: “Jezus is als een vader voor je. Een vader die alles doet voor zijn eigen kinderen.” [naam] sprak in de dagen daarna ook over de kruisiging en dat Jezus Christus vergeving vroeg van zijn daders. Dit maakte hele grote indruk op eiseres en sprak haar enorm aan, omdat ze haar vader al jaren kwijt was. Eiseres heeft gedurende de tien dagen dat ze bij haar nichtje verbleef als het ware haar ware liefde gevonden. Ze is verder ook met haar nichtje naar een internationale kerk gegaan, maar ze is er niet naar binnen gegaan omdat haar Engels niet zo goed is. Ze zag wel mannen en vrouwen samen in de kerk zitten. Verder hoorde eiseres van haar nichtje niets over verplichtingen voor vrouwen binnen het christelijk geloof. Eiseres wist ook dat vrouwen in het christendom vrijheid hadden.
8. In maart /april 2017 is eiseres ook gebeld door haar zus [naam] . Zij liet weten dat ze was gebeld door haar vriendin [naam] met het verzoek om aan haar (eiseres) te vragen om een Bijbel mee te nemen. Eiseres heeft vanuit Armenië een USB-stick meegenomen naar huis. Ze kon vanuit Armenië niet het Heilige Boek, de Bijbel, meenemen. Op de USB-stick stond een PDF en ‘geluiden’ over het Heilige Boek. Ze heeft haar familie verteld dat ze met [naam] over het christendom gesproken had. Haar zus [naam] zei tegen haar dat ze contact kon opnemen met een vriendin in Engeland om over het christendom te praten. Deze vriendin van haar zus heet [naam] en was jaren daarvoor bekeerd tot het christendom. Eiseres heeft met [naam] gebeld. Zij heeft eiseres het adres van een kerk in Shiraz (Iran) gegeven. Eiseres is op 23/24 april 2017 naar de kerk gegaan, maar ze mocht niet naar binnen omdat zij mensen die niet christelijk zijn niet mochten toelaten. Eiseres heeft vervolgens [naam] gebeld en met haar een afspraak gemaakt om een kopie van de USB-stick te overhandigen.
9. Van april/mei 2017 tot augustus/september 2017 heeft eiseres een groepje gevormd met [naam] en dier broer [naam] . Een paar maanden later is haar man [naam] (eiser) er ook bij gekomen. Een keer per maand hadden ze op zondagavond Bijbelstudie met [naam] . Er werden vragen gesteld, er werd samen wat gedronken en er werden liederen gezongen. Eiseres leerde dat zij zich moest overgeven aan God en het haar plicht was om goede doelen te steunen. Ze gingen weeshuizen helpen. Het belangrijkste wat eiseres aansprak in het christendom is vergeving. Het was voor haar de enige manier om iemand te vergeven waarvan zij dacht dat zij die nooit kon vergeven. Dit voert terug naar de tijd dat eiseres 21 jaar oud was en haar vader was overleden. Dat was een sombere periode. In die tijd leerde zij een jongen kennen. Hij vroeg of ze mee uitging. In juni/juli 2002 is ze met hem meegegaan naar een boomgaard. Daar is ze door hem en een vriend van hem verkracht. Eiseres had het gevoel dat ze door God gestraft werd. Vanaf dat moment geloofde ze niet meer in God. Omdat op verkrachting een taboe rust, kon ze er niet over praten. Eiseres was erg onrustig en heeft en tijdje later een zelfmoordpoging gedaan. Iedereen dacht dat dat was wegens het verlies van haar vader. Eiseres had jarenlang last van wat haar was overkomen. Ze had last van de haatgevoelens die ze met zich meedroeg. Ze was uit balans. Uiteindelijk heeft het christendom haar geholpen om de daders te vergeven. In het christendom had God zijn enige zoon opgeofferd ter vergeving van de erfzonde. Verder heeft Jezus aan het kruis om vergiffenis gevraagd voor de mensen die hem gekruisigd hadden. Eiseres koestert geen of minder wraakgevoelens meer dankzij het christendom. Voor eiseres is het belangrijk om te vergeven, omdat ook zij voor haar zonden vergeven wil worden. Vergeving bleek voor haar de enige weg naar bevrijding te zijn. Eiseres is erg veranderd. Ze is vrolijker en minder wraakzuchtig.
10. Haar man [naam] (eiser) zag dat het goed met haar ging. Hij deed niet moeilijk over de bijeenkomsten die zij thuis organiseerde. Hij wilde op een gegeven moment weten hoe het kwam dat zij zich zo goed voelde. Eiseres is hem toen gaan evangeliseren. Op 25 december 2017 zijn zij beide bekeerd tot het christendom. Ze hebben toen samen het verlossingsgebed gelezen. Kerst is voor haar de belangrijkste christelijke feestdag. Dat is de geboortedag van de bron van het christendom zelf.
11. Eind april 2018 kwam [naam] , haar bovenbuurvrouw en tevens haar schoonzus langs. Ze was heel nieuwsgierig en vroeg: “Wat doen jullie daar beneden, wat is het geluid van die muziek en wat bespreken jullie?” Eiseres nodigde haar uit langs te komen. [naam] , die afkomstig is uit een streng religieuze familie, heeft een Bijbelstudie bijgewoond. Ze was positief en enthousiast voor eiseres en de anderen, maar zei dat het niks voor haar was. Ze heeft wel haar eigen familie verteld over de bijeenkomsten. Ongeveer twee maanden, in juni/juli 2018 kwam de oom van [naam] aan de deur. Op dat moment was er een bijeenkomst bij eiseres thuis en werd er naar een stuk uit de Bijbel geluisterd. Ze hoorde een harde bons op de deur. Eiseres is ervan geschrokken. Ze was bang en heeft de deur opengedaan. De oom van [naam] stond voor de deur en drong naar binnen. Hij duwde eiseres, die toen 7 weken zwanger was, weg waardoor ze is gevallen. Hij begon te schreeuwen en lelijke woorden te gebruiken. De schoonvader van eiseres, die ook boven hen woonde, heeft dit gehoord en is naar beneden gekomen. Hij heeft de oom van [naam] meegenomen. Een uur later is haar schoonvader teruggekomen. Hij liet weten dat ze niet meer dit soort bijeenkomsten mochten organiseren en dat hij de oom van [naam] een uur lang had gesmeekt om geen aangifte te doen bij de autoriteiten. Deze oom werkt zelf voor de autoriteiten. Er wordt gezegd dat hij bij de Sepah werkt, maar zeker weten doet eiseres dit niet. Eiseres heeft door de val een miskraam gehad.
12. Na dit voorval werden de Bijbelstudies bij [naam] georganiseerd. Rond september/oktober 2018 heeft [naam] hen voorgesteld in een WhatsApp-groep. Het was een groep over het christendom. De groep werd geleid door mevrouw [naam] . Tijdens de tweede bijeenkomst heeft mevrouw [naam] gezegd dat ze naar haar konden komen in Qeshm om gedoopt te worden. Zij stelde als datum 25 december 2018 voor.
13. Nog voordat de doop zou plaatsvinden zijn eiseres en haar man naar Frankrijk gereisd. Vanwege de miskraan en omdat ze een veilige plek wilde hebben waar ze door konden gaan met hun activiteiten, besloten ze naar Engeland te gaan naar een vriendin die ook bekeerd is. Ze wilden in Engeland asiel aanvragen. De reisagent had een visum voor Frankrijk geregeld. Vandaaruit zou hij hen verder helpen om in Engeland te geraken. Eiseres en haar man zijn op 1 december 2018 naar Frankrijk gevlogen. Op dat moment was het chaotisch in Frankrijk vanwege gevechten en demonstraties op straat. Hierdoor kon de reisagent hen niet verder helpen. Ze moesten van de reisagent terug naar Iran. Op 5 december 2018 zijn zij weer teruggekeerd naar Iran.
14. Rond 20 december 2018 werd niets meer van mevrouw [naam] vernomen. Eiseres heeft toen met haar mobiele telefoon een berichtje naar [naam] gestuurd. Die liet weten dat eiseres geen contact meer met haar moest opnemen. Eiseres wist gelijk dat [naam] een probleem had. Eiseres heeft het vermoeden dat [naam] afgeluisterd werd. Op 2 januari 2019 werd eiseres in de ochtend door een anoniem nummer gebeld. Zij moest diezelfde ochtend in verband met informatie over mevrouw [naam] op [adres] aanwezig zijn. Eiseres is daar heengegaan en werd vier uur achter elkaar ondervraagd over mevrouw [naam] . Eiseres moest bekennen en een verklaring ondertekenen dat zij verleid was door mevrouw [naam] . Eiseres moest een verklaring ondertekenen dat als zij dat nog een keer zou deelnemen dat soort activiteiten, bestraft zou worden.
15. Eiseres was ontzettend bang geworden. Ze heeft verder geen contact meer gehad met de anderen en heeft alle bijeenkomsten geannuleerd. Een paar dagen later heeft ze besloten om nieuwe activiteiten te starten. Ze had een memory/sd-kaart waarop heel veel dingen over het christendom op stonden. Ze ging dat kopiëren op een USB-stick en liet het achter op verschillende openbare plekken. Wat zij ook deed, was bepaalde stukken uit het heilige boek uitprinten en op verschillende openbare plekken achterlaten.
16. Op 10 februari 2019 ging eiseres op bezoek bij haar moeder. Haar man [naam] zou daar een dag later ook naartoe komen. Eiseres heeft haar man de volgende ochtend, 11 februari 2019, gebeld en hem gevraagd een zak met poppetjes, die zij had gekocht voor een liefdadigheidsorganisatie, en een rugzak waarin de memorycard en de printjes zaten, mee te nemen. Op de hoek van de straat werd haar man aangesproken door iemand van de ordediensten. Hij zag de zak met de poppetjes en was nieuwsgierig wat er allemaal in zat. Vanwege de betogingen op straat – die dag werd de dag van de Iraanse revolutie gevierd – zag haar man kans te vluchten. Om half twee die middag heeft eiseres met haar man gebeld, maar ze kreeg iemand anders aan de lijn. Ze had door dat haar man, die diabetes heeft, flauw was gevallen vanwege een te lage suikerspiegel en door iemand geholpen werd. Eiseres is naar haar man toe gegaan. Hij was al redelijk in de buurt van het huis van haar moeder. Onderweg naar de woning van haar moeder liet haar man weten dat hij het niet meer aankon en vond dat ze moesten vluchten. Het probleem was dat de rugzak bij de man van de ordedienst was achtergebleven. Haar man had zijn rugzak tijdens het fouilleren aan die man gegeven en was toen gevlucht. Op de rugzak stond een logo van de kapsalon van hotel Chamran en dat was waar de man van eiseres, samen met zijn broer [naam] , werkte. De werkplaats had 50 van die rugzakken uitgedeeld om reclame te maken.
17. Vanuit het huis van haar moeder hebben ze met een contactpersoon (reisagent) gebeld. Het was dezelfde man die eerder de reis naar Frankrijk had geregeld. Eiseres heeft vervolgens de familie van haar man gebeld met de vraag of ze volgende dag hun paspoorten konden brengen. Op 12 februari 2019 heeft eiseres tickets gekocht en heeft ze haar koffers gepakt. Diezelfde avond heeft [naam] , de broer van haar man, gebeld. Hij liet weten dat de directeur van het hotel samen met twee mensen van de ordediensten waren langsgekomen en op zoek waren naar de eigenaar van een rugzak. De namen van alle 50 mensen die de rugzak hadden gekregen, werden doorgegeven aan de autoriteiten. Eiseres en haar man konden op dat moment niets doen en alleen maar hopen dat ze niets zou gebeuren op hun vlucht. Rond middernacht zijn zij naar het vliegveld gegaan en in de ochtend van 13 februari 2019 zijn zij met het vliegtuig vanuit Shiraz via Qatar naar Nederland gevlogen. Ze zijn op 13 februari 2019 Nederland ingereisd via luchthaven Schiphol. In Nederland heeft de reisagent hun paspoorten afgenomen om de verdere reis naar Engeland te regelen. Hij heeft niets meer van zich laten weten. Eiseres heeft hem vaak gebeld, maar er werd niet opgenomen. Eiseres heeft na haar aankomst in Nederland 14 dagen in het huis van een neef van haar man verbleven. Die neef woont in Aalsmeer. Op 27 februari 2019 hebben zij en haar man zich aangemeld voor asiel.
18. Drie dagen na hun vertrek uit Iran is haar schoonbroer meegenomen door de veiligheidsdienst van Iran. Hij werd beschuldigd van samenwerking met eiseres en haar man. Hij is een nacht vastgehouden. De oom van [naam] is de volgende ochtend naar de plek gegaan waar de broer van haar man vastzat. Hij heeft eiseres en haar man aangegeven waardoor haar schoonbroer weer vrijkwam.
19. Op 13 oktober 2019 is eiseres in Nederland gedoopt in de kerk Elim. De doop is haar eeuwige belofte naar Jezus Christus toe. Ze maakt hiermee bij iedereen bekend dat ze is bekeerd tot het christendom. Bij de doop heeft dominee [naam] het verlossingsgebed voorgelezen. Twee broeders hebben haar ondergedompeld in het water. Eiseres voelde zich als herboren. Eiseres gaat verder in Nederland naar de kerk. Ze bidt en zingt in de kerk. Verder verricht ze goede daden. Daarnaast heeft zij samen met haar man en nog iemand anders een Instagrampagina. Ze schrijven daarop teksten en liederen. Het is een pagina op Instagram voor evangelisatie. Het heet Elim Community. Eiseres vindt evangelisatie belangrijk. Het staat ook in de Bijbel. Jezus heeft gevraagd om het goede nieuws aan anderen te geven. Eisers gunt andere mensen ook het goede nieuws. Ze schrijft ook teksten en gedichten voor een online magazine genaamd Agapeh.
20. Eiseres heeft verder op 28 oktober 2021 aan verweerder en de rechtbank een eigen geschreven brief in het Engels doen toekomen, waarin zij zegt dat er op 8 september 2021 drie politiemannen naar de woning van haar moeder zijn gekomen. De mannen zijn de woning binnengedrongen en hebben het huis doorzocht. Zij lieten weten dat ze geïnformeerd waren dat er anti-islamitische activiteiten in de woning plaatsvonden en opdracht hadden het huis te doorzoeken. Ze hebben haar zus nog gevraagd of ze nieuws hadden van haar (eiseres). Nadat de mannen na twee uur zoeken geen bewijs konden vinden zijn ze weer weggegaan. Tegen haar zuster is toen gezegd dat ze indien nodig zouden terugkomen. Haar moeder is door deze gebeurtenis erg ziek en rusteloos geworden. Haar zus heeft daarom besloten om op 10 september 2021 met hun moeder naar Turkije te gaan. Eiseres heeft dit later van haar moeder en zus vernomen.
Het asielrelaas van eiser
21. De ouders van eiser zijn moslim. Zijn moeder deed alleen mee aan de islamitische verplichtingen zoals het dagelijks gebed en vasten. Zijn vader deed mee aan alle verplichtingen. Zijn vader en moeder hadden hier vaak discussies over. Vader was degene die alles bepaalde in huis. Toen eiser 14 jaar oud was moest hij van zijn vader meedoen met het gebed en vasten. Eiser ervoer dit als zwaar en heeft tegen zijn vader gezegd dat hij het niet kon. Zijn vader dreigde dat hij naar de hel zou gaan als hij het niet zou doen. Uit angst hiervoor deed eiser wat hem gevraagd werd. Eiser was bang voor de dood en het hiernamaals en heeft dit altijd met zich meegedragen.
22. Eiser kon geen contact maken met de islam. Er zijn veel dingen gebeurd waardoor hij twijfel heeft gekregen. Vanaf zijn 14 e of 15e is zijn geloof in de islam langzaam afgenomen. Hij praktiseerde tot zijn 16e of 17e nog wel af en toe het islamitische geloof of deed alsof. Toen eiser op zijn 23e diabetes kreeg is hij gestopt met praktiseren. Hij had eerder altijd van zijn vader gehoord dat God liefdevol en rechtvaardig was, maar door wat hij toen van zijn vader vernam bleek het tegenovergestelde. Zijn vader had in het ziekenhuis God om vergeving gevraagd. Hij vroeg eiser ook om vergeving omdat hij meende dat eiser ziek was geworden door de zondes die hij (de vader) had begaan. Eiser vond het niet rechtvaardig dat hij werd gestraft voor iets wat iemand anders zou hebben gedaan en vroeg zich af wat voor een God dit was. Toen eiser uit het ziekenhuis kwam heeft hij het islamitische geloof los gelaten. Hij had niets meer te verliezen. Hij geloofde nog wel in God. Hij was er nog steeds bang voor. De God waarin hij geloofde, was een God die hij op basis van zijn eigen verstand en kennis had vormgegeven. Later begreep eiser dat hij voor zichzelf een God had gemaakt. De God waarin hij eerder geloofde, die van de islam, was te agressief en met vergelding bezig. Dat heeft hij losgelaten en hij heeft een eigen God gecreëerd. Eiser is niet op zoek gegaan naar andere religies.
23. Nadat eiser niet meer geloofde in de islam, werden zijn angsten minder. Het was wel moeilijk als hij in de problemen kwam. Sommige van die problemen kon hij niet alleen oplossen, maar hij had ook geen geloof meer dat hem kon helpen. Hij probeerde zijn eigen God om hulp te vragen, maar omdat het zijn eigen creatie was, had hij er niets aan en moest hij op zijn eigen benen staan. De God die hij zelf had gemaakt voldeed niet aan de verwachtingen. Eiser was niet tevreden. Hij had behoefte aan iets oppermachtigs, een kracht die boven hem uitsteeg. Hij had een gids nodig. Hij kon die niet vinden totdat hij met het christendom in aanraking kwam.
24. Op 21 maart 2017 is hij samen met zijn vrouw (eiseres) naar Armenië gereisd. Zijn vrouw had een droom. Deze droom heeft zij met haar nicht [naam] besproken. Toen ze haar droom had uitgelegd, gaf [naam] als reactie dat de droom leek op een stuk uit het Heilige Boek. Dat stuk gaat over het moment dat Petrus over het water loopt, hij zijn geloof verliest en in het water zakt. Jezus heeft toen zijn hand gepakt en hem omhoog getild. Het horen van dit verhaal was voor eiser interessant. Het maakte hem ook nieuwsgierig. Hoe kon het dat zijn vrouw zo een droom had en dat [naam] een vergelijking zag met een verhaal uit een christelijk boek. [naam] legde uit dat dit maar een betekenis had, namelijk dat Jezus in je dromen kwam voor je verlossing. Door dit gesprek kwamen eiser en zijn vrouw er achter dat [naam] bekeerd was.
25. Na deze gebeurtenis heeft [naam] een memorycard aan hen gegeven met Bijbelteksten en informatie over het christendom erop om mee te nemen. Eiser en zijn vrouw moesten dit kopiëren voor [naam] , een vriendin van de zus van zijn vrouw. Zijn vrouw wilde een Bijbel meenemen naar Iran, maar dat heeft [naam] ontraden vanwege de controles aan de grens. In Iran heeft zijn vrouw de memorycard gekopieerd en aan [naam] gegeven. Toen kwam zij erachter dat [naam] was bekeerd tot het christendom. Zijn vrouw heeft toen met haar afgesproken om Bijbellessen te organiseren, de ene maand bij hun thuis en de andere maand bij [naam] . De vrouw van eiser was hierin erg geïnteresseerd. Eiser was toen nog niet bezig met het christendom en was niet van plan om zich te bekeren. Hij was in het begin ook bang voor de gevolgen van het feit dat zijn vrouw hiermee bezig was. Zij liet echter weten dat ze blij was met haar keuze en dit graag wilde doorzetten. Ze heeft hem steeds uitgelegd hoe haar God was. Ze heeft aan hem doorgegeven wat ze van haar nicht [naam] had geleerd tijdens de Bijbellessen. Ze vroeg ook waar hij bang voor was. Eiser liet weten dat hij bang was voor de dood en wat hem dan te wachten stond. Vanwege zijn ziekte moest hij daar veel aan denken. Zijn vrouw zei toen iets wat hij heel interessant vond, ook omdat hij altijd op zoek was naar iets. Ze zei: “Als ik jou vertel dat je nooit doodgaat en dat je in een diepe slaap terecht komt en daarna het eeuwige leven hebt.” Dat ze vertelde dat hij niet dood zou gaan en al zijn zonden zouden worden vergeven, was het belangrijkste wat hem heeft aangetrokken. Langzaamaan begon hij te begrijpen wat haar God betekende. Hij zag ook veel veranderingen bij haar. Ze was eerst een streng en egoïstisch persoon en bovendien niet makkelijk in de omgang, maar hij zag dat ze vrolijker, vriendelijker en rustiger was geworden. Ze stelde voor om popjes of melkpoeder te kopen om aan liefdadigheidsdoelen te schenken. Die veranderingen hebben hem geraakt. Hij wilde ‘in dezelfde stroom water komen’ als zijn vrouw. Toen heeft hij op 26 of 27 augustus 2017 besloten om ook mee te doen met de Bijbellessen. Hij wilde ook weten hoe de sfeer bij een Bijbelstudie was. Tijdens de Bijbelstudie heeft hij basiskennis opgedaan over het christendom.
26. Twee maanden later wist eiser dat Jezus zijn God was. Zijn moeder vertelde toen dat ze borstkanker had. Ze hebben voor haar gebeden en ze is uiteindelijk genezen. De arts zei dat de tumor niet was uitgezaaid en dat het een wonder was. Dit moest het werk van God zijn. De beetje twijfels die eiser nog had toen hij deelnam aan de Bijbelstudie werden door deze gebeurtenis weggenomen. In december 2017/januari 2018 zijn hij en zijn vrouw bekeerd. Op die dag hebben hij en zijn vrouw in bijzijn van [naam] , [naam] en [naam] via de telefoon, het verlossingsgebed opgelezen. Door het afleggen van deze belijdenis is men christen. Eiser had het gevoel van blijdschap en dat hij vrijgelaten werd. Eiser vindt nederigheid, vergevingsgezindheid en liefde het belangrijkste in het christendom. Hij is veranderd. Daarvoor was hij hooghartig, arrogant en altijd boos.
27. In april/mei 2018 heeft zijn schoonzus [naam] zich aangesloten bij de groep. [naam] woonde op de vijfde verdieping in hetzelfde gebouw. Ze kon de liederen horen die beneden werden gezongen tijdens de Bijbelstudie. Ze was geïnteresseerd en wilde het een keer van dichtbij meemaken. Ze mocht van zijn vrouw een Bijbelstudie bijwonen. [naam] heeft maar een keer deelgenomen. Daarna kwam ze niet meer terug. In juni/juli 2017 kwam de oom van [naam] ’s avonds langs toen er bij eiser thuis een Bijbelstudie was. Hij stampte op de deur. Hij duwde de deur naar binnen en de vrouw van eiser ging tegen de grond. Als gevolg daarvan heeft de vrouw van eiser een miskraam gekregen. De oom van [naam] begon te schreeuwen en te schelden. Als gevolg hiervan is de vader van eiser, die in hetzelfde pand woont, naar beneden gekomen. Hij heeft de oom van [naam] mee naar boven genomen. Na een uur kwam zijn vader weer naar beneden. Hij had de oom van [naam] gesmeekt om geen aangifte te doen. Hij zei dat eiser en de anderen moesten ophouden waar ze mee bezig waren. Vanaf dat moment waren er geen bijeenkomsten meer in de woning van eiser, maar alleen nog bij [naam] thuis.
28. In september/oktober 2018 kwamen eiser en zijn echtgenote via [naam] in contact met mevrouw [naam] . Zij gaf leiding aan een groep van honderd gelovigen. Ze hebben twee keer via WhatsApp contact met haar gehad. Tijdens het laatste gesprek vertelde zij dat ze eiser en zijn vrouw in december 2018/januari 2019 zou kunnen dopen als ze naar Qeshm zouden komen. Door voorvallen die later plaatsvonden, is het hen niet gelukt om zich daar te laten dopen.
29. Na het incident met de oom van [naam] en de miskraam, waren eiser en zijn echtgenote er geestelijk slecht aan toe. Ze hebben toen besloten om te emigreren. Een tussenpersoon heeft hen geadviseerd om een Frans visum aan te vragen. Eiser heeft dat visum ook verkregen. Eiser en zijn vrouw zijn op 1 december 2018 naar Frankrijk gevlogen. De tussenpersoon zei dat hij hen niet verder kon helpen, omdat er protesten van de gele hesjes waren in Frankrijk. Hij zei dat ze terug moesten keren naar Iran en dat hij het geld terug zou betalen. Op 5 december 2018 zijn eiser en zijn vrouw teruggekeerd naar Iran.
30. Op 2 januari 2019 werd zijn echtgenote telefonisch opgeroepen om te verschijnen op het adres van de inlichtingendienst van de Sepah in Shiraz. Eiser denkt dat ze zijn afgetapt. Zijn vrouw had eerder een bericht naar [naam] gestuurd om erachter te komen of er een doopceremonie was ingepland in Qeshm. Ze hadden niets meer gehoord van mevrouw [naam] . [naam] liet toen weten dat ze geen contact meer met haar moesten opnemen. De echtgenote van eiser moest op het bureau van de Sepah dingen uitleggen over de groep van mevrouw [naam] en wat haar relatie met haar was. Zijn vrouw werd bedreigd. Uit vrees en angst heeft zij haar spijt betoont. Ze moest een verklaring ondertekenen en zij kreeg te horen dat haar dossier open zou blijven staan. Nadat zij de verklaring had ondertekend is zij vrijgelaten. Hierna hebben eiser en zijn vrouw geen bijeenkomsten meer gehouden en ook geen contact meer gehad met de anderen. Op een gegeven moment besloot zijn echtgenote andere activiteiten te ontplooien. Ze was bang maar vond dat ze niet stil kon blijven zitten. Ze maakte van de memorycard een USB-stick (flash). Hij en zijn vrouw luisterden naar het Heilige Boek en schreven de woorden op papier. Dit werd geprint en die prints (flyers) werden in publieke ruimtes en ook in parken en bussen neergelegd. Eiser en zijn echtgenote hadden een doel en dat was andere mensen te evangeliseren.
31. Op 11 februari 2019, de dag van de Revolutie, werd eiser thuis gebeld door zijn vrouw met de vraag een rugzak mee te nemen naar haar moeder waar zij verbleef. Onderweg werd eiser op straat geroepen door een agent. Eiser had een plastic afvalzakje met poppen in zijn hand en dat vond de agent verdacht. Hij vroeg waar eiser heen ging. Op een gegeven moment wilde hij ook in de rugzak kijken. Daarin zat de USB-stick en flyers. Toen de agent de rits wilde optrekken, nam eiser direct de benen en verdween in de menigte demonstranten op straat. Hij heeft zich verscholen in een steeg. Nadat hij verder liep naar het huis van zijn schoonmoeder is hij flauwgevallen vanwege zijn bloedsuikerspiegel. Later toen hij bijkwam, zag hij zijn echtgenote en een paar mensen om hem heen staan. Hij vertelde zijn vrouw dat de rugzak door een agent was ingenomen. Hij liet haar weten dat hij niet meer tegen de stress en de spanningen kon en dat ze moesten vluchten. Het probleem was dat op de rugtas een logo zat van de kapsalon van hotel Chaman in Shirza, waar hij werkte. Er waren niet veel van deze rugtassen (50) en ze diende als reclame.
32. Eiser en zijn vrouw hebben hun contactpersoon gebeld. Hij zei dat hij hen naar Nederland kon brengen en dat hij hen dan zou helpen verder te reizen naar Engeland. Doordat het visum voor Frankrijk nog geldig was konden eiser en zijn echtgenote dat gebruiken om Iran te verlaten. Zijn vrouw heeft op 12 februari 2019 de tickets geregeld. Die avond werd eiser gebeld door zijn broer. Hij vertelde dat de directeur van het hotel met twee agenten langs was geweest, die op zoek waren naar de eigenaar van een rugtas. De directeur van de kapsalon had hen verteld dat er slechts vijftig rugtassen waren. De agenten hebben toen gevraagd de namen van de bezitters op te schrijven. Zijn broer heeft hem geadviseerd te vluchten, omdat hij werd gezocht.
33. Eiser heeft Iran op 13 februari 2019 op legale wijze verlaten. Hij is diezelfde dag samen met zijn vrouw in Nederland aangekomen. Hij kreeg van zijn reisagent te horen dat hij zijn paspoort in een envelop moest doen en aan een man moest geven. Eiser begreep dat als hij dat zou doen, die man de reis naar Engeland kon regelen. Een week na aankomst in Nederland ging eiser met zijn vrouw naar de Dam in Amsterdam om zijn paspoort te overhandigen. Er kwam een man op hen af die zei dat hij gestuurd was door de reisagent. Hij herkende eiser en zijn vrouw. Het is eiser uiteindelijk niet gelukt om in Engeland te komen. Een dag voordat het visum verliep heeft hij nog geprobeerd om contact op te nemen met zijn reisagent, maar die nam niet op. Eiser heeft zijn paspoort nooit teruggekregen, Toen heeft hij hier te lande een asielaanvraag ingediend.
34. Een aantal dagen na aankomst in Nederland heeft eiser vernomen dat zijn broer door de recherche op zijn werk is aangehouden en meegenomen naar het bureau voor verhoor. De oom van [naam] , die een baan heeft bij de overheid, is bij de recherche langs geweest en heeft gezegd dat de broer van eiser onschuldig was. Hij heeft gezegd dat eiser en zijn vrouw de schuldigen zijn. De broer van eiser is toen vrijgelaten.
35. Eiser is op 13 oktober 2019 in Nederland gedoopt. Hij gaat iedere week naar de kerk Elim te Doorn. Dit is een evangelische kerk. Eiser regelt de stoelen voor de dienst en neemt de preken op. Die preken zet hij op YouTube. Eiser beheert dat YouTubekanaal. Ook het account op Instagram (Elim.community) is aan hem overgelaten door de voorganger van de kerk. Eiser doet dat samen met zijn vrouw. Mensen uit Iran en andere landen volgen dit.
De relevante elementen in het asielrelaas van eiseres
36. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- afwending van de islam;
- bekering tot het christendom;
- problemen vanwege de bekering.
De relevante elementen in het asielrelaas van eiser
37. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevant elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- afwending van de islam;
- bekering tot het christendom;
- problemen vanwege de bekering tot het christendom.
Standpunt verweerder
38. Over de geloofwaardigheid van de relevante elementen heeft verweerder zich, samengevat weergegeven, op het volgende standpunt gesteld. Verweerder heeft geen reden te twijfelen aan de door eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Daarbij weegt verweerder mee dat eiseres haar originele shenasnameh (geboorteboekje) en huwelijksakte heeft overgelegd. Verweerder acht eveneens geloofwaardig dat eisers zich hebben afgewend van de islam. Verweerder acht daarentegen niet geloofwaardig dat eisers zich hebben bekeerd tot het christendom. Nu de gestelde bekering tot het christendom niet wordt gevolgd, doet dit afbreuk aan de gestelde problemen die eisers stellen te hebben ondervonden vanwege hun bekering. Nog los daarvan zijn de verklaringen van eisers hierover op zichzelf ook ongeloofwaardig.
39. Ten aanzien van het afstand nemen van de islam heeft verweerder overwogen dat eisers hebben verklaard dat niemand behalve hun familie weet van hun afwending en dat zij nummer persoonlijke problemen hebben ondervonden vanwege het afstand nemen van de islam. Derhalve acht verweerder niet aannemelijk dat eisers bij terugkeer hebben te vrezen voor vervolging vanwege hun afwending van de islam. Verweerder acht evenmin aannemelijk dat zij vanwege het plaatsen van liederen, gedichten en interviews op sociale media hebben te vrezen voor vervolging. Daarbij wordt gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1336), waaruit volgt dat niet aangenomen kan worden dat alle Iraniërs van wie informatie op internet te vinden is reeds daarom in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten staan. Naar de mening van verweerder hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat deze berichten bekend zijn geworden bij de Iraanse autoriteiten. Hierbij neemt verweerder in aanmerking dat de namen van eisers niet worden genoemd op Elim Community. Eiseres is daarop enkel in beeld te zien en eiser is enkel de beheerder van dit account op Instagram. Op de pagina van het onlinemagazine Agapeh wordt eiseres weliswaar bij naam genoemd, maar dit vormt geen aanleiding om te veronderstellen dat zij in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten staat. Daarbij acht verweerder van belang dat de Instagrampagina’s van Elim Community en Agapeh respectievelijk 30 en 400 volgers heeft. Voor zover eisers menen dat zij bij terugkeer naar Iran vanwege deze berichten op sociale media in de negatieve aandacht komen, mag van hen worden gevergd dat zij deze berichten verwijderen.
40. De decision van het United Kingdom Upper Tribunal van 20 februari 2020 (PS (Christianity-risk) Iran CG [2020] UKUT 00046 (IAC)), waarnaar eisers hebben verwezen in hun beroepsgronden, leidt verweerder niet tot een andere conclusie. Hierin stelt het Upper Tribunal immers onder verwijzing naar diverse bronnen dat de Iraanse autoriteiten zich er bewust van zijn dat Iraanse asielzoekers in Europa onwaarachtige asielmotieven aanvoeren om te trachten in aanmerking te komen voor een asielvergunning. In punt 110 overweegt het Upper Tribunal: “
The Iranian authorities know very well that many Iranians leave the country to seek asylum in the West, and that when they do so, they advance protection claims that by their nature will involve some criticism of the Iranian State. The Tribunal rejected the contention that is was reasonably likely that the Iranians would frame this as propaganda against the regime. On the contrary, the evidence before them indicated that an Iranian who had made up a story in order to claim asylum could re-enter the country without difficulty. It is only where ‘particular concerns’ arise that the subject will be sent for further questioning, and it is in this second-line questioning where the potential for ill-treatment will arise.””
En in punt 114: “(…) The returnee will be asked to sign the undertaking. There being no reason for him to refuse, he will do so. He will explain that yes, he attended church in the United Kingdom, and yes, he may have been baptized, but in fact it was all a charade to try and get asylum so that he could settle and work in the United Kingdom. The Iranian security service are no doubt well aware that people make such claims (the Iranian embassy in London only need read certain newspapers to know that this is a concern).”
Indien de bekering van een vreemdeling niet geloofwaardig is geacht, verwacht het Upper Tribunal in punt 115 niet dat deze bij terugkeer groot gevaar loopt, aldus verweerder.
41. Verweerder wijst bovendien naar het Country Report Iran van 14 april 2020 van het Australische Department of Foreign Affairs and Trade (DFAT). Hierin staat onder meer het volgende vermeld:

5.29 Authorities pay little attention to failed asylum seekers on their return to Iran. (…)Questioning usually takes between 30 minutes and one hour, but may take longer where the returnee is considered evasive in their answers and/or immigration authorities suspect a criminal history on the part of the returnee. Arrest and mistreatment are not common during this process. A well-placed source was not aware of voluntary returnees being prosecuted for criticizing the Islamic Republic, converting to Christianity or proselyting while abroad on their return to Iran.
5.30.
International observers report that Iranian authorities have little interest in prosecuting failed asylum seekers for activities conducted outside Iran, including in relation to protection claims. (…) The treatment of returnees, including failed asylum seekers, depends on the returnees ‘profile before departing Iran and their actions on return.
5.31 (…)
DFAT assesses that, unless they were the subject of adverse official attention prior to departing Iran (e.g. for their political activism), returnees are unlikely to attract attention from the authorities, and face a low risk of monitoring, mistreatment or other forms of official discrimination.”
42. Vanwege de ongeloofwaardig geachte onderdelen van hun relazen is verweerder van mening dat niet is gebleken dat eisers in de negatieve belangstelling staan van de Iraanse autoriteiten dan wel bij terugkeer zouden komen te staan. Zoals door eisers zelf is verklaard, is naast hun familie niemand bekend met hun afvalligheid. Zij hebben hun afvalligheid niet actief uitgedragen en hebben hier ook geen problemen mee ervaren. Aangezien hun bekering niet geloofwaardig is, mag eveneens worden aangenomen dat zij bij terugkeer evenmin activiteiten op dat vlak zullen verrichten waardoor zij in de negatieve belangstelling zouden komen te staan.
De beoordeling: de beroepen zijn gegrond
43. Verweerder heeft – mede naar aanleiding van de beroepsgronden waarin is verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 12 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:977) – een gebrek geconstateerd in het besluit ten aanzien van eiser en daarom een herstelbesluit genomen. In dit aanvullend besluit heeft verweerder een nadere motivering gegeven over de weging van de drie elementen uit Werkinstructie (WI) 2019/18 en hoe die weging in het geval van eiser tot stand is gekomen. Verweerder meent dat het gebrek met dit aanvullend besluit is hersteld. Ofschoon zijn gemachtigde ter zitting naar voren heeft gebracht dat dit aanvullend besluit niet eens genomen had hoeven worden, omdat de weging tussen de drie elementen niet had hoeven plaatsvinden nu eiser geen genoegzame verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij op het element de motieven voor en het proces van bekering (pijler 1) niet goed kan verklaren, laat dit onverlet dat verweerder een herstelbesluit heeft genomen en zijn gemachtigde dit herstelbesluit ter zitting uitdrukkelijk heeft gehandhaafd. Dit heeft tot gevolg dat het beroep van eiser alleen al om die reden gegrond is en het bestreden besluit van eiser voor vernietiging in aanmerking komt. Of het aanvullend besluit dient te worden gezien als een ‘subsidiair’ standpunt, zoals door gemachtigde van verweerder ter zitting is betoogd, komt de rechtbank later op terug.
44. In de zaak van eiseres heeft verweerder in zijn schriftelijke reactie van 10 september 2021 eveneens een aanvulling gegeven op het ten aanzien van haar genomen besluit van 28 mei 2021. Verweerder heeft geconstateerd dat gedurende de besluitvorming onduidelijkheid is ontstaan over de tegenwerping dat eiseres niet kan verklaren hoe Johannes is gestorven. In de zienswijze en het bestreden besluit van eiseres wordt immers gesproken over Johannes de Doper, terwijl uit het nader gehoor geconcludeerd zou kunnen worden dat eiseres de apostel Johannes bedoelt. Verweerder laat weten dat de tegenwerping omtrent de kennis van eiseres, zoals die in het bestreden besluit is opgenomen, derhalve niet langer wordt gehandhaafd.
45. Naar de mening van verweerder maakt dit het bestreden besluit ten aanzien van eiseres niet anders, nu reeds op andere punten is overwogen dat zij de kennis van de Bijbel niet persoonlijk heeft gemaakt. Bovendien heeft eiseres in de visie van verweerder geen genoegzame verklaring kunnen geven waarom zij inconsistent, ongerijmd en algemeen heeft verklaard over de motieven en het proces van bekering. Volgens verweerder kan eiseres in dat geval ingevolge WI 2019/18 en de Afdelingszitting van 12 mei 2021 [
Rechtbank: Bedoeld zal zijn de Afdelingsuitspraak van 12 mei 2021], ECLI:NL:RVS:2021:977, rechtsoverweging 5.7, de ongeloofwaardigheid van de bekering niet met kennis en activiteiten compenseren.
46. De rechtbank stelt aldus vast dat verweerder thans zowel ten aanzien van eiser als eiseres (primair) het standpunt inneemt dat hij niet toekomt aan de vraag of het door hem geconstateerde gebrekkige verklaringen op het element motieven voor en proces van bekering (pijler 1) gecompenseerd kunnen worden met overtuigende verklaringen op de elementen kennis (pijler 2) en activiteiten (pijler 3), aangezien eisers geen genoegzame verklaringen hebben gegeven waarom zij niet goed over hun motieven voor en het proces van bekering hebben kunnen verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met deze schriftelijke aanvulling op het besluit ten aanzien van eiseres in zoverre ook een ander standpunt ingenomen dan zoals dat verwoord in het besluit van 28 mei 2021. In die zin heeft verweerder in de zaak van eiseres eveneens een herstelbesluit genomen. Dit betekent dat ook het beroep van eiseres reeds om die reden gegrond is en het bestreden besluit van 28 mei 2021 dient te worden vernietigd.
Bestaat er aanleiding om de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten geheel of gedeeltelijk in stand te laten?
47. Dit plaats de rechtbank voor de vraag of er ingevolge artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten geheel of gedeeltelijk in stand te laten vanwege hetgeen namens verweerder ter zitting naar voren is gebracht en/of de aanvullende besluiten dan wel herstelbesluiten die verweerder in beide zaken heeft genomen. De rechtbank zal dit beoordelen aan de hand van de beroepsgronden en hetgeen eisers ter zitting hebben aangevoerd. Deze gronden, zijn voor zover van belang, verwerkt in onderstaande overwegingen en worden niet apart weergegeven.
Over de bekeringscoördinator
48. Eisers stellen voorop dat de bestreden besluiten reeds voor vernietiging in aanmerking komen omdat daaruit niet blijkt dat een bekeringscoördinator is geraadpleegd, laat staan op welke wijze hij of zij bij de besluitvorming is betrokken en invloed heeft gehad op de uitgebrachte besluiten. De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog. In paragraaf 8 van WI 2019/18 staat dat op elke locatie bekeringscoördinatoren aanwezig zijn. In elke zaak waarin een bekeringsmotief speelt dient voor het besluit genomen wordt een bekeringscoördinator te worden geraadpleegd. Daarnaast kunnen de coördinatoren ook worden benaderd voor vragen over deze zaken. In WI 2019/18 wordt niet voorgeschreven dat van deze raadpleging een melding in het besluit moet worden opgenomen of dat verweerder in het bestreden besluit uitsluitsel geeft over het door de bekeringscoördinator ingenomen standpunt of gegeven advies. Verweerder heeft in zijn schriftelijke reactie van 10 september 2021 bevestigd dat bij het besluitvormingsproces van beide eisers een bekeringscoördinator is betrokken. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Hiermee heeft verweerder gehandeld conform zijn werkinstructie inzake bekeerlingen. Het betoog van eisers dat er op deze manier bestuursrechtelijk niets te toetsen valt, volgt de rechtbank niet. Immers, de bestreden besluiten en de daarin gegeven motiveringen, die tot stand zijn gekomen in samenspraak met een bekeringscoördinator, liggen thans ter toetsing voor. Mocht daaraan inhoudelijk gezien een gebrek kleven dan ziet de rechtbank niet in waarom het voor eisers nog relevant is om te weten of dit is veroorzaakt door de beslisser, de bekeringscoördinator of door beiden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om van verweerder te verlangen dat hij uitsluitsel geeft over het door de bekeringscoördinator ingenomen standpunt of advies. De rechtbank volgt hiermee ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 28 mei 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:5143) waarnaar verweerder heeft verwezen in zijn schriftelijke reactie van 10 september 2021. Dat uit een recent rapport van WODC volgt dat de bekeringscoördinatoren niet geselecteerd zijn op basis van hun vooropleiding of vanwege een bepaalde specifieke kennis en dat zij geen specifiek deskundigenprogramma aangeboden hebben gekregen of (bij)scholing hebben gevolgd, maakt het vorenstaande niet anders. Met het inschakelen van de bekeringscoördinator wordt in ieder geval vorm gegeven aan het vierogen-beginsel, waartoe overigens, ofschoon uit een oogpunt van zorgvuldigheid wellicht wenselijk, geen wettelijke verplichting bestaat (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 5 september 2019, ECLI, NL:RVS:2019:2986).
Ten aanzien van de verklaringen van eiseres over het motief voor en het proces van bekering (pijler 1)
49. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder niet ten onrechte van mening dat eiseres over het motief voor en het proces van bekering niet overtuigend heeft verklaard. Zo heeft verweerder terecht geconstateerd dat eiseres wisselend heeft verklaard over wanneer zij is bekeerd tot het christendom. Enerzijds heeft zij verklaard dat zij overtuigd was van het christendom toen zij voor het eerst met het christendom in aanraking kwam in maart/april 2017 dankzij haar nichtje [naam] . Anderzijds heeft zij verklaard dat zij zichzelf als christen beschouwde vanaf 25 december 2017 toen zij bekende dat ze in het Heilige Boek geloofde. Dat dit gebed dat zij op 25 december 2017 heeft uitgesproken ook wel het zondaarsgebed wordt genoemd en dat daarvoor, aldus de heer [naam] van de Elim kerk, geen kennis van de Bijbel noodzakelijk is, maakt dit niet anders. De stelling van eiseres dat verweerder ten onrechte uitgaat van de premisse dat een bekering als een donderslag bij heldere hemel komt, wordt niet gevolgd. Eiseres heeft immers zelf verklaard dat zij al van het christendom overtuigd was toen haar nichtje [naam] daar over vertelde.
50. De verklaringen van eiseres over het moment dat ze in aanraking kwam met het christendom en direct bekeerde toen ze [naam] over haar droom in 2015 vertelde, heeft verweerder niet ten onrechte ongerijmd geacht. Verweerder heeft de stelling van eiseres dat zij op zoek was naar wie de reddende persoon in haar droom was, ongerijmd kunnen achten met de eerdere verklaring van eiseres dat het haar vader was in haar droom. De stelling in de zienswijze, dat het onjuist is dat eiseres de man in haar dromen met zekerheid kon duiden als haar vader omdat dromen zo niet in elkaar zitten, heeft verweerder niet ten onrechte niet gevolgd omdat deze verklaring niet rijmt met hetgeen eiseres in haar nader gehoor naar voren heeft gebracht. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat eiseres ook niet eenduidig heeft verklaard over die droom. Afgaande op haar verklaringen in het nader gehoor zou zij haar nicht hebben verteld over de droom die zij in 2015 had gehad, terwijl eiseres in haar Engelstalige brief van 28 oktober 2021, waarin zij uitlegt waarom zij christen is geworden, schrijft dat ze twee jaar later toen ze voor haar vakantie naar Armenië reisde weer eenzelfde droom had en zodoende besloot om daar met haar nicht [naam] over te praten. Zeker nu die droom zo’n belangrijke gebeurtenis zou zijn geweest in het motief van eiseres om zich te bekeren, had van haar verwacht mogen worden dat zij hierover consistent zou hebben verklaard.
51. Verder is verweerder niet ten onrechte van mening dat niet valt in te zien dat eiseres zich in één avond bekeerd heeft tot een religie waarmee zij tot die avond nog niet in aanraking was gekomen, zonder dat zij hieraan voorafgaand onderzoek deed naar de positie van vrouwen in het christendom. Dit, terwijl die positie van de vrouw in de islam de reden was dat zij zich van de islam afwendde. Dat eiseres geen onderzoek meer hoefde te doen omdat ze al hoogte was van de positie van vrouwen in het christendom vanwege eerdere bezoeken aan “christelijk” Armenië en toegang tot internet, hoefde verweerder niet tot een andere conclusie te leiden. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat ze daarvoor op zoek was naar een religie met een andere kijk op vrouwen, laat staan om die reden al geïnteresseerd was geraakt in het christendom. Bovendien heeft eiseres verklaard dat ze vanaf haar 21e niet meer in een God geloofde maar in zichzelf geloofde en niet op zoek was naar een God of religie. In dat licht is moeilijk voorstelbaar dat zij in één avond in de christelijk God zou hebben geloofd en het christendom zou hebben omarmd dan wel zich daar meteen toe aangetrokken zou voelen. Dat eiseres in de periode daarvoor in een crisis verkeerde vanwege de psychische stoornis van haar moeder en na haar droom in 2015 op zoek was naar de betekenis van die droom, betekent niet dat sprake is geweest van een periode van passieve bekering, nu gesteld noch gebleken is dat eiseres de verklaring van die droom zocht in het christendom voordat haar nichtje [naam] die duiding eraan gaf. Eiseres heeft immers verklaard dat zij tot dat moment niet meer in een God geloofde en niet op zoek was naar een God of religie. Dat er volgens eiseres een onderscheid moet worden gemaakt tussen het geloof in God en de eventuele juistheid van de christelijke leer, laat verder onverlet dat eiseres heeft verklaard dat zij direct na het gesprek met [naam] in het christendom en de god van het christendom is gaan geloven. De stelling van eiseres dat verweerder geen oog heeft gehad voor hoe haar leven eruit zag voordat zij zich tot het christendom bekeerde, komt de rechtbank niet begrijpelijk voor. Verweerder heeft immers gekeken uit wat voor een gezin eiseres komt en wanneer en waarom zij zich heeft afgekeerd van de islam. Verweerder heeft in dat verband geloofwaardig geacht dat eiseres zich al op jonge leeftijd heeft afgewend van de islam en daar eens temeer afstand van heeft genomen toen zij is verkracht.
52. De redenering van verweerder dat eiseres in verband met haar verkrachting niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom vergiffenis voor haar persoonlijk zo belangrijk is, volgt de rechtbank evenwel niet. Volgens verweerder is het denkbeeld dat eiseres vergiffenis nodig zou hebben gebaseerd op een islamitisch denkbeeld, een religie en visie waar eiseres al lang geleden afstand van zou hebben genomen. De rechtbank ziet evenwel met eiseres niet in waarom het voor haar niet als een bevrijding kan voelen om haar daders te vergeven en dat zij het ook belangrijk vindt dat zij voor haar zonden, wraakgevoelens, wordt vergeven. Verweerder legt niet uit waarom een slachtoffer van verkrachting zich in zijn algemeenheid bevrijd wil voelen van allerlei nare gedachtes die daarmee samenhangen. Bovendien is niet onvoorstelbaar dat een slachtoffer – of dit nu wel of niet voortkomt uit enige religie en of dat al dan niet terecht is – zichzelf ook schuldig kan voelen over wat er is gebeurd. Het standpunt van verweerder dat het merkwaardig is dat eiseres de verkrachting in religieuze termen als zonde verwoordt, omdat zij toen niet meer geloofde in God of de islam, ziet eraan voorbij dat eiseres is opgegroeid in een islamitische samenleving die haar zelfbeeld heeft gevormd en dat los daarvan ook niet-gelovigen termen als ‘zonde’ of ‘zondig’ gebruiken. Voor de stelling van verweerder ter zitting, dat het vreemd is dat als vergiffenis voor eiseres zo belangrijk was zij zich pas 14 jaar na de verkrachting tot het christendom heeft bekeerd, is geen basis te vinden in het bestreden besluit of de schriftelijke reactie van 10 september 2021. Bovendien is niet in geschil tussen partijen dat de droom en de duiding van die droom voor eiseres de aanleiding is geweest om zich te bekeren en dat dit punt niet van doorslaggevend belang is voor verweerder om de motieven voor en het proces van bekering niet geloofwaardig te achten. Dit neemt niet weg dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet valt in te zien dat eiseres (ook) de oom van [naam] heeft vergeven die haar een miskraam zou hebben bezorgd, nu verweerder het voorval met de oom van [naam] , zoals hierna blijkt, niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
53. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder niet ten onrechte van mening is dat eiseres wisselend heeft verklaard over of zij op zoek was naar een God. Zo heeft eiseres enerzijds verklaard dat zij vanaf haar 21e atheïst was, dat zij niet in een God maar in zichzelf geloofde en niet op zoek was naar een God of religie, en anderzijds verklaarde dat zij wel op zoek was naar en God en deze vond in het christendom.
54. De verklaringen van eiseres over de gang van zaken na het bezoek aan haar nicht in Armenië, heeft verweerder niet ten onrechte vreemd gevonden. Gelet op het feit dat bekering in Iran strafbaar is, valt niet in te zien dat eiseres een USB-stick met christelijk materiaal voor [naam] zou hebben meegenomen, terwijl ze er pas achter kwam dat [naam] christelijk was toen zij terug in Iran was en de USB-stick aan haar overhandigde. Dat de familie van [naam] niet de islam praktiseert, zoals eiseres later stelt, werpt hier geen ander licht op. Ook valt niet in te zien dat kennelijk bij een niet-familielid ( [naam] ) al bekend was dat eiseres bekeerd was dan wel al in het christendom geloofde, omdat anders niet is te volgen dat [naam] via een zus van eiseres zou hebben durven vragen om vanuit Armenië een Bijbel mee te nemen.
55. Ook de verklaring van eiseres, dat zij Bijbelstudies is gaan organiseren omdat zij andere ook verlossing gunde, heeft verweerder niet ten onrechte niet gevolgd. Immers, [naam] en haar broer waren al bekeerd en in die zin verlost. Ook de stelling van eiseres dat het geen compleet plaatje is als je alleen naar de kerk gaat zonder de Bijbel te bestuderen, is niet te volgen. Eiseres ging in Iran immers niet naar de kerk. Met welke reden eiseres desondanks een groot risico nam om fysiek Bijbelstudie te organiseren in haar woning, waar ook haar islamitische schoonfamilie woonde, is niet inzichtelijk gemaakt.
56. Voorts heeft verweerder niet ten onrechte zijn twijfels over de verklaringen van eiseres over de evangelisatie van haar echtgenoot, eiser. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat hij haar vroeg waarom het zo goed met haar ging, waarop zij hem ging evangeliseren. Uit de verklaringen van eiser blijkt evenwel dat hij met haar in Armenië was, zij tegelijkertijd kennis maakte met het christendom en er samen voor kozen het risico te nemen het christelijke materiaal van [naam] mee te nemen naar Iran. Niet ten onrechte stelt verweerder zich op het standpunt dat niet valt in te zien dat eiseres haar echtgenoot geëvangeliseerd heeft toen hij haar vroeg waarom het zo goed met haar ging, terwijl hij erbij zou zijn geweest toen zij zich bekeerde in maart/april 2017 en zij samen vanuit Armenië christelijk materiaal zouden hebben meegenomen.
Tussenconclusie met betrekking tot pijler 1
57. De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder, behoudens zijn argumentatie voor waarom hij het vreemd vindt dat vergevingsgezindheid eiseres zo aanspreekt in het christendom en eiseres vergeven wil worden (zie rechtsoverweging 52), voldoende valide argumenten heeft aangedragen om de verklaringen van eiseres over haar motieven en het proces van bekering (pijler 1) ontoereikend te achten.
Ten aanzien van eisers verklaringen over de motieven en het proces van bekering (pijler 1)
58. Zoals uit het hiervoor overwogene volgt heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres haar motieven voor en het proces van haar bekering niet aannemelijk heeft gemaakt. Al om die reden is niet geloofwaardig dat eiser is bekeerd tot het christendom. Eiser heeft immers gesteld dat hij door eiseres geïnteresseerd is geraakt in het christendom en door haar is geëvangeliseerd. Los daarvan heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser over zijn proces van bekering en zijn motieven voor bekering niet alleen summier en oppervlakkig, maar ook tegenstrijdig en ongerijmd heeft verklaard.
59. Eiser heeft verklaard dat hij sinds zijn 23e niet meer in de God van de islam gelooft en toen een eigen God heeft gecreëerd tot hij in maart/april 2017 in aanraking kwam met het christendom. Verweerder mocht van eiser verlangen dat hij diepgaand en persoonlijk zou moeten kunnen toelichten waarom hij sinds zijn 23e het hebben van een God belangrijk vond, eens temeer nu hij niet tevreden was met zijn persoonlijke God en een innerlijke strijd ervoer. Niet ten onrechte is verweerder van mening dat eiser op dit punt is blijven steken in algemeenheden. Eiser komt in feite niet veel verder dan dat hij een leegte ervoer, bang was voor het hiernamaals en een licht nodig had om de weg te leiden. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom zijn vrees voor het hiernamaals en zijn overtuiging dat je altijd in je leven een licht nodig hebt, voor hem persoonlijk betekenden dat een God in zijn leven belangrijk was in die periode. Niet valt in te zien dat eiser eerst in zijn zienswijze, terwijl hem hier tijdens het nader gehoor drie keer naar is gevraagd, aanvoert dat zijn ziekte en het feit dat hij zijn vader zag huilen, redenen waren waarom God voor hem in die periode belangrijk was.
60. Bovendien heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over de persoonlijke God waarin hij 14 jaar lang geloofde. Zo heeft eiser verklaard dat zijn angsten minder werden toen hij zijn eigen God creëerde. De God van de islam, waarin hij eerder geloofde, had hij losgelaten omdat die te agressief en met vergelding bezig was. Desalniettemin heeft eiser verklaard dat hij niet tevreden was met de God die hijzelf had gecreëerd. Gelet op deze verklaringen is verweerder terecht van mening dat dit niet valt te rijmen met de persoonlijke God waarin hij was gaan geloven
dezelfdeGod was als voor wie hij vreesde. Eiser heeft dus enerzijds een duidelijk onderscheid gemaakt tussen zijn persoonlijke God en de islamitische God en heeft anderzijds verklaard dat hij voor dezelfde God bleef vrezen. Dit klemt temeer nu hij heeft gesteld dat het besef dat hij niet meer bang hoefde te zijn voor God een nadrukkelijke rol heeft gespeeld in zijn proces van bekering. Het zou als het ware het beginpunt hebben gevormd van het proces van bekering. Immers, vanaf het moment dat hij dit via zijn vrouw begreep, is hij naar zijn zeggen al zijn wensen aan God gaan richten en zich gaan verdiepen in het christendom.
61. Verder is verweerder terecht van mening dat eiser ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over zijn eerste aanraking met het christendom. Daartoe is het volgende redengevend. Eiser heeft verklaard dat hij, na zijn afwending van de islam, “zoveel schade had ondervonden van de islam [dat hij] niet meer geneigd was om terug te gaan naar andere geloven”. Ook had hij nooit meer onderzoek gedaan naar andere geloven. Gelet op de periode van veertien jaar dat eiser niet meer geïnteresseerd was in andere religies, had van hem verwacht mogen worden dat hij persoonlijk, diepgaand en gerijmd zou hebben verklaard waarom hij zich bij de eerste aanraking met het christendom wel daarin is gaan interesseren en zich daarin is gaan verdiepen. Dat verweerder een academische analyse verwacht, zoals eiser stelt, is niet het geval. Verweerder mag van iemand die nadenkt over de keuzes die hij maakt in het leven, gewoonweg meer reflectie en diepgang verwachten. Niet ten onrechte meent verweerder dat eiser daarin niet is geslaagd. Eiser heeft in dit verband verklaard dat hij in Armenië voor het eerst in aanraking kwam met het christendom toen zijn vrouw een droom vertelde aan haar nicht [naam] . Deze nicht gaf daarop aan dat de droom correspondeerde met een verhaal uit de Bijbel en dat de vrouw van eiser in haar droom God of Jezus had gezien. Eiser zou hierdoor nieuwsgierig zijn geworden en de interpretatie van [naam] interessant hebben gevonden. Niet ten onrechte vindt verweerder dat deze houding niet zondermeer te rijmen valt met de verklaring van eiser dat hij in de veertien jaren daarvoor een afkeer had van religies en daar niets te maken wilde hebben. Eiser maakt niet inzichtelijk waarom hij toen op dat moment openstond voor een religie. Zijn verklaring dat hij getuige was van veranderingen in het gedrag van zijn vrouw, biedt hiervoor evenmin een verklaring, nu dit niet verklaart waarom hij initieel in Armenië al geïnteresseerd en nieuwsgierig was.
62. Voorts heeft verweerder niet ten onrechte opgemerkt dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij uitgebreid en persoonlijk zou kunnen verklaren over wat hij vond van het (gestelde) feit dat zijn echtgenote deze droom had gehad. Niet ten onrechte stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser daarin niet is geslaagd. Eiser komt niet veel verder dan dat hij het interessant vond en tegelijkertijd nieuwsgierig was. Wat hij persoonlijk van die droom vond en hoe hij zijn nieuwsgierigheid heeft getracht te bevredigen, maakt hij niet duidelijk. Gelet op die gestelde nieuwgierigheid valt niet in te zien waarom eiser niet zelfstandig op onderzoek is uitgegaan nu hij toegang zou hebben gehad tot de memorycard met daarop beeld- en geluidsmateriaal. Juist door daar zelfstandig naar te luisteren, had hij meer informatie kunnen krijgen om voor zichzelf te bepalen of dit geloof goed voor hem was. Bovendien is verweerder niet ten onrechte van mening dat eiser niet duidelijk maakt waarom hij na zijn terugkeer uit Armenië wel informatie van zijn echtgenote en [naam] is gaan verkrijgen over het christendom, terwijl hij anderzijds aangeeft dat hij bang was vanwege het feit dat zijn vrouw zich bezighield met het christendom. Daar komt bij dat, zoals verweerder terecht opmerkt, dat niet valt in te zien dat eiser vanwege bijgeloof in de islam bang zou zijn geweest, omdat eiser tevens heeft verklaard dat hij de islam allang had verlaten en niet meer in de God van de vergelding geloofde. De gestelde angst spoort bovendien niet met het (gestelde) feit dat hij wel instemde met het meenemen van de memorycard uit Armenië met alle risico’s van dien.
63. Verweerder heeft daarnaast stilgestaan bij eisers verklaring dat er in Armenië bij hem een licht was aangegaan in zijn hoofd toen hij tijdens de gesprekken tussen [naam] en zijn vrouw hoorde over de vele positieve eigenschappen van haar God. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat eiser niet uitlegt wat deze specifieke positieve eigenschappen precies zijn en hoe deze hem op dat moment aanspraken, terwijl dit impact op hem moet hebben gehad. Eiser blijft op de vlakte als hem wordt gevraagd welke verhalen hem persoonlijk aanspraken. Hij komt in feite niet veel verder dan de droom die zijn vrouw heeft gehad en de vergelijking met het verhaal van Petrus die gered werd door Jezus toen hij in het water zakte.
64. Voorts is verweerder niet ten onrechte van mening dat eiser niet helder maakt waarom hij de gedragsverandering van zijn vrouw toeschreef aan het christendom. Dit had wel van hem verwacht mogen worden nu hij dit aanvoert als één van de motieven om zich ook in het christendom te verdiepen. Een ander belangrijk motief hiervoor zou zijn geweest dat hij leerde over het eeuwige leven en dat hij niet bang hoefde te zijn voor de dood. Volgens eiser was dit het belangrijkste wat hem aantrok voordat hij deelnam aan de Bijbelstudies. Eiser heeft expliciet bevestigd dat hij, nadat hij hierachter kwam en dit zeker wist, is gaan deelnemen aan de Bijbelstudies op 26 of 27 augustus 2017 (nader gehoor pagina 24). Anderzijds heeft eiser verklaard dat hij zich sinds december 2017/januari 2018 – dat was na de genezing van zijn moeder - definitief als christen beschouwde toen zijn vrouw hem had verteld over waarom hij geen vrees hoefde te hebben door de dood (nader gehoor, pagina 15-16). Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat niet valt in te zien dat eiser het feit dat hij erachter kwam dat men in het christendom niet bang hoeft te zijn voor de dood enerzijds aanvoert als reden om Bijbelstudies te gaan volgen, terwijl hij anderzijds aangeeft dat hij hierover pas hoorde in december 2017/januari 2018.
65. Bovendien kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat eiser betrekkelijk weinig naar voren brengt over de inhoud van de Bijbelstudies die hij zou hebben gevolgd. Eiser weet eigenlijk alleen te verklaren dat hij leerde wie Jezus Christus was, wat God doet en wat de Heilige Geest doet. Evenmin heeft eiser uitgebreid en persoonlijk weten te verklaren waarom hij bleef deelnemen aan de Bijbelstudies. Verweerder wijst er terecht op dat eiser het antwoord hierop schuldig blijft. Ook over waarom de relatie vader-zoon in het christendom voor hem zo belangrijk is, biedt weinig inzicht in de beleving van eiser en het proces dat hij zou hebben doorgemaakt. Hierover heeft eiser enkel verklaard, dat de beste relatie een relatie tussen een vader en een kind is en dat zijn vader – kort gezegd – een koning was met wie je niet direct in contact kon komen. De verklaring van eiser dat hij door deze vader-zoon relatie van zijn hoofdprobleem, zijn angst voor God, is bevrijd, maakt een en ander nog niet duidelijk.
66. Daarnaast heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiser wisselend heeft verklaard over impact die de bekering op zijn leven heeft gehad. Eiser heeft aangevoerd dat één van de effecten van zijn bekering is, dat hij voor zijn bekering niet iemand was die geliefd was om risico’s te nemen. Verweerder merkt terecht op dat dit niet strookt met zijn verklaringen over de risico’s die hij nam voor zijn bekering. Zo heeft eiser verklaard dat hij zich bewust was van het risico van het meenemen van de memorycard met informatie uit de Bijbel vanuit Armenië, maar dat hij dit risico toch heeft genomen ondanks dat hij op dat moment nog niet bekeerd was en pas net in aanraking was gekomen met het christendom. De latere stelling van eiser dat zijn vrouw geen tegenspraak duldde, zou enige betekenis hebben gehad als eiser op dat moment bezwaar zou hebben gemaakt tegen het meenemen van de memorycard. Hiervan is echter gesteld noch gebleken. Ook heeft eiser over de Bijbelstudiebijeenkomsten verklaard dat hij op de hoogte was van de risico’s die dit met zich meebracht, maar dat hij dit desondanks deed.
67. Voorts heeft verweerder stilgestaan bij de verklaring van eiser dat nederigheid en liefde uit het christendom voor hem belangrijk zijn. Volgens verweerder is eiser er niet in geslaagd om dit nader te specificeren en persoonlijk te maken. Verweerder geeft aan dat eiser tot tweemaal toe herhaalt dat Jezus Christus heeft voorgeschreven dat de belangrijkste persoon zich moet gedragen als de kleinste en zich moet inzetten voor iedereen. In de optiek van verweerder blijkt hieruit niet waarom juist dit voor eiser zo belangrijk is. Wanneer deze vraag voor de derde keer wordt voorgelegd, verklaart eiser over hoe hij als christen niet meer arrogant en hooghartig is. In de visie van verweerder is ook dit geen antwoord op de vraag waarom juist hij nederigheid en liefde zo belangrijk vindt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit niet ten onrechte heeft geconcludeerd.
68. Verder heeft verweerder van belang kunnen achten dat eiser niet weet te verklaren met welke delen van het christendom hij het minder eens is. Zeker nu eiser stelt dat hij een weloverwogen proces van bekering heeft doorgemaakt en dit proces begon vanuit een zekere afkeer van religies, had van hem verwacht mogen worden dat hij kan reflecteren op wat hem minder aanspreekt in het christendom. Bovendien heeft verweerder op juiste gronden vastgesteld dat eiser over de effecten van zijn bekering tegenstrijdig heeft verklaard. Eiser zou ontslag hebben genomen bij de neef voor wie hij werkte, omdat deze oneerlijk zou zijn geweest (nader gehoor pagina 33) en vervolgens in een kapsalon zijn gaan werken. Bij aanvang van zijn asielprocedure heeft eiser evenwel op zijn klantformulier ingevuld dat het laatst door hem uitgeoefende beroep “hoofd administratie van een bedrijf”, te weten een ingenieurs-consultancy-bureau, was. Ten overvloede wordt nog overwogen dat eiser het in zijn eerste gehoor evenmin heeft gehad over werk in een kapsalon, maar alleen heeft gesproken over werk bij een neef die een zaak heeft in huishoudelijke apparaten.
Tussenconclusie met betrekking tot pijler 1
69. De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder voldoende heeft beargumenteerd waarom hij de verklaringen van eiser over zijn motieven het proces van bekering (pijler 1) ongeloofwaardig, inconsistent en vaag acht.
70. Over de aanvullende gronden van beroep van 3 oktober 2021 en 10 oktober 2021 overweegt de rechtbank als volgt. In de gronden heeft eiser zich -kort samengevat- op het standpunt gesteld dat verweerder in het aanvullende besluit niet inhoudelijk heeft gemotiveerd dat zijn verklaringen over zijn motieven voor en het proces van bekering ongerijmd, wisselend, summier en onpersoonlijk zijn. Eiser geeft aan dat het aanvullend besluit louter stellingen van verweerder bevat die niet nader zijn onderbouwd aan de hand van zijn verklaringen en om die reden kan het besluit geen standhouden. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het aanvullende besluit heeft aangegeven dat het een aanvullende motivering betreft van het bestreden besluit. Verweerder heeft een gebrek geconstateerd op pagina 14 in de derde alinea en die passage komt te vervallen. Verder staat in het aanvullend besluit dat in het voornemen gemotiveerd is weergegeven dat eiser op het onderdeel motieven voor en het proces van bekering onvoldoende heeft verklaard, waarna een samenvatting wordt gegeven van de belangrijkste overwegingen en conclusies uit het voornemen en bestreden besluit. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de overwegingen uit het bestreden besluit, waarvan het voornemen deel uit maakt, met het aanvullend besluit niet zijn gewijzigd. Dat in het aanvullende besluit niet alle motivering uit het bestreden besluit en het voornemen letterlijk wordt herhaald, betekent niet dat sprake is van een gebrek in de motivering. Zoals uit de voorgaande overwegingen blijkt heeft verweerder voldoende gemotiveerd aangegeven waarom de verklaringen van eiser over zijn motieven het proces van bekering ongeloofwaardig zijn. Het betoog van eiser kan dan ook niet slagen.
Over de door eisers gestelde problemen die zij in Iran hebben ondervonden
71. De omstandigheid dat eisers niet overtuigend dan wel aannemelijk hebben verklaard over hun motieven voor en hun proces van bekering, doet bij voorbaat afbreuk aan de geloofwaardigheid van de problemen die zij als gevolg van hun gestelde bekering zeggen te hebben ondervonden in Iran. Bovendien heeft verweerder die problemen ook op zichzelf niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht, hetgeen op zijn beurt niet alleen afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van hun motieven voor en proces van de bekering, maar ook aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen in algemene zin. De geloofwaardigheid van hun verklaringen worden immers integraal gewogen. Daar komt nog bij dat de gestelde problemen volgens eisers onlosmakelijk verbonden zijn met het proces van bekering dat zij in Iran hebben doorgemaakt en de activiteiten die zij in dat verband hebben ontplooid.
72. Niet ten onrechte vindt verweerder het vreemd dat eiser heeft verklaard dat hij op 1 december 2018 met zijn vrouw naar Frankrijk is gevlogen om Iran te ontvluchten en dat zij vervolgens op 5 december 2018, zonder in Frankrijk asiel aan te vragen, weer zijn teruggekeerd naar Iran. De stelling van eisers dat er toen nog geen sprake was van een acute dreiging in Iran, is moeilijk te rijmen met de verklaring van eiseres dat zij na de gebeurtenissen met de oom van [naam] naar een veilige plek wilden gaan waar ze in vrijheid door konden gaan met hun activiteiten / het christendom (pagina 8 nader gehoor eiseres). Daarnaast heeft eiseres in haar Dublingehoor verklaard dat het visum, dat geldig was van 29 augustus 2018 tot 24 februari 2019, was aangevraagd met als doel om in Engeland asiel aan te vragen. Ten overvloede wordt in dit verband nog overwogen dat niet aanstonds valt in te zien dat eisers later met dit zelfde visum, dat dus al gebruikt zou zijn voor hun reis naar Frankrijk, ook nog een keer naar Nederland konden reizen.
73. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte ook bij de problemen die eisers zouden hebben ondervonden met de oom van [naam] vraagtekens geplaatst. Gelet op de risico’s die mensen in Iran kunnen lopen als zij zich bekeren en de strafbaarstelling van het organiseren van dergelijke bijeenkomsten, valt inderdaad niet in te zien dat de Bijbelstudiegroep vereringsliederen zou hebben gezongen die in het gehele gebouw hoorbaar waren. Dit klemt temeer, nu eiser heeft gezegd dat hij zich bewust was van de risico’s die deze bijeenkomsten met zich mee konden brengen. Niet valt in te zien waarom de studiegroep op dit punt geen voorzichtigheid betrachtten. Ten overvloede wordt overwogen dat dit temeer klemt nu uit de verklaringen van eiser volgt dat zijn vader in het zelfde pand woonde en zijn vader iemand is die zich strikt aan de islamitische regels en verplichtingen houdt.
74. Verder vindt verweerder het niet ten onrechte onlogisch dat [naam] , die niet christelijk is en afkomstig is uit een fanatiek-religieuze familie waarvan een oom bij de autoriteiten werkt, zonder meer mee zou mogen doen aan de bijeenkomsten omdat ze nieuwsgierig en/of geïnteresseerd was wat zich tijdens die bijeenkomsten afspeelden. Het enkele feit dat de voorganger had gezegd dat het beter was om de vijand in huis te hebben dan een gelovige buiten de deur, verklaart nog niet waarom eisers dit risico voor lief hebben genomen, zeker niet nu eiser op de hoogte was van de risico’s bij ontdekking. Dat het zijn schoonzus betrof, doet aan dit potentiële risico niet af. Uit de verklaringen van eisers volgt ook niet dat ze [naam] eerst hebben gepolst en hebben verzocht om discreet met de situatie om te gaan, ook niet nadat [naam] besloot te stoppen omdat het niets voor haar was en uit een heel strenge religieuze familie komt. Bovendien heeft verweerder het niet ten onrechte vreemd geacht dat eiseres weet dat [naam] haar streng religieuze familie zou hebben verteld over de bijeenkomsten. In dit licht valt ook niet in te zien waarom eisers gewoon zijn doorgegaan met die bijeenkomsten en waarom de oom van [naam] , die volgens eiseres voor de Sepah werkt, dan pas twee maanden later woedend aan de deur van eisers staat.
75. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser wisselend heeft verklaard over waarom de oom van [naam] op dat moment aan de deur stond. In eerste instantie heeft eiser verklaard dat deze oom de stemmen van de Bijbelstudiegroep had gehoord, maar in tweede instantie heeft eiser verklaard dat hij dit niet weet waarom de oom van [naam] op dat specifieke moment langskwam en voor hem een raadsel was.
76. Voor wat betreft de problemen die eisers stellen hebben ondervonden vanwege de contacten met mevrouw [naam] heeft verweerder in ieder geval terecht geconstateerd dat de verklaring dat [naam] (vermoedelijk) afgeluisterd werd, is gebaseerd op een niet nader onderbouwd vermoeden. Verder heeft verweerder de gang van zaken niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht. Niet valt in te zien dat eiseres betrokken raakte bij een actie van de Iraanse autoriteiten om een anti-islamitische organisatie op te pakken, waarvan eiseres toegaf dat ze daar mensen van kende, en vrij is gekomen door enkel een verklaring te tekenen waarin zij beloofde niet meer aan zulke activiteiten mee te doen.
77. Over de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden tijdens de Dag van de Revolutie, waarbij zijn rugzak met het logo van de kapsalon in handen zou gekomen van de Iraanse autoriteiten, merkt verweerder terecht op dat dit niet geloofwaardig is omdat eiser over zijn laatste werkzaamheden in Iran wisselend heeft verklaard (zie rechtsoverweging 68). Bovendien is verweerder niet ten onrechte van mening dat niet valt in te zien dat eisers in februari 2019 bezig zouden zijn geweest met het verspreiden van flyers op openbare plekken, terwijl eiseres een maand daarvoor nog bij de Sepah zou moeten komen, haar spijt moest betuigen en een verklaring moest ondertekenen. Dit valt des te minder in te zien nu de problemen vanwege de Bijbelstudiegroep eerder voor eisers aanleiding zou zijn geweest om het land te verlaten en naar Engeland te gaan. Niet ten onrechte komt het verweerder onaannemelijk voor dat eisers, nadat eiseres in de belangstelling kwam te staan van de Sepah, niet de noodzaak voelden om Iran te verlaten, maar in plaats daarvan juist extra risicovolle evangelisatieactiviteiten zouden hebben ondernomen. De omstandigheid dat eisers bovendien niet precies wisten wat er op die flyers stond, terwijl ze de teksten er zelf op zouden hebben gezet, maakt hun relazen niet sterker.
78. De door eisers gestelde problemen heeft verweerder eens temeer onaannemelijk kunnen achten, nu eisers in december 2018 en in februari 2019 legaal zouden zijn uitgereisd en daarbij geen problemen hebben ondervonden. Het feit dat zij destijds in Frankrijk geen asiel hebben aangevraagd en in Nederland pas twee weken na aankomst nadat de geldigheidsduur van hun Franse visum was verstreken, roept bij verweerder niet ten onrechte twijfels op over de betrouwbaarheid van de door hen afgelegde verklaringen. Die handelwijzen duidt in ieder geval niet op daadwerkelijk vrees voor vervolging in Iran en de noodzaak van internationale bescherming.
79. De brief van eiseres van 26 oktober 2021 over de huiszoeking die zou hebben plaatsgevonden in de woning van haar moeder omdat de Iraanse autoriteiten waren geïnformeerd dat er in die woning anti-islamitische activiteiten plaatsvonden, maakt de problemen niet alsnog aannemelijk. Die verklaringen zijn op geen enkele wijze nader onderbouwd en bovendien niet afkomstig van ten opzichte van eiseres objectief te verifiëren bronnen. Ten overvloede wordt overwogen dat ook niet valt in te zien waarom de Iraanse autoriteiten eerst op 8 september van dit jaar een huiszoeking zouden doen in de woning van haar moeder, terwijl eiseres en eiser al op 13 februari 2019 uit Iran zijn vertrokken en de oom van [naam] al vrij snel na hun vertrek de autoriteiten zou hebben verteld dat niet de broer van eiser maar zij de schuldigen zijn. Bovendien heeft eiseres nooit melding gemaakt van bekeringsactiviteiten die vanuit het huis van haar moeder plaatsvonden, welke de Iraanse autoriteiten dan wel derden zouden kunnen aanmerken als anti-islamitische activiteiten.
Conclusie
80. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder de motieven voor en het proces van bekering (pijler 1) en de daaruit voortvloeiende problemen zowel op zichzelf als in relatie tot elkaar niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
Over de pijlers 2 en 3 en de compensatiemogelijkheid
81. De rechtbank komt vervolgens voor de vraag te staan of de kennis van het nieuwe geloof (pijler 2) en de activiteiten, zoals bezoeken aan religieuze bijeenkomsten die een persoon onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de verandering (pijler 3) de niet aannemelijke verklaringen die eisers hebben afgelegd met betrekking tot pijler 1 (nog) kunnen compenseren.
82. De rechtbank constateert dat verweerder in eerste instantie zowel in de zaak van eiseres als in de zaak van eiser afzonderlijk heeft gekeken naar de pijlers 2 en 3, daarvan een beoordeling heeft gemaakt en deze heeft gewogen in het licht van zijn beoordeling op pijler 1. Zo heeft verweerder in het bestreden besluit ten aanzien van eiseres, waarvan het voornemen van 11 mei 2021 deel uitmaakt, overwogen dat hij geen geloof hecht aan haar verklaringen over het motief en proces van bekering omdat zij daarover inconsistent, ongerijmd en algemeen heeft verklaard. Dat eiseres kennis heeft van de Bijbel en activiteiten heeft verricht, weegt hier niet tegenop, aldus verweerder, daar kennis en activiteiten door eenieder vergaard kunnen worden en deze persoonlijk gemaakt dienen te worden. Volgens verweerder heeft eiseres niet overtuigd dat aan haar kennis en activiteiten een diepgewortelde overtuiging ten grondslag ligt.
83. In de zaak van eiser had verweerder zich in het bestreden besluit, waarvan het voornemen van 11 mei 2021 uitmaakt, op het standpunt gesteld dat het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling blijkens WI 2019/18 bij de motieven voor en het proces van bekering ligt. Verweerder concludeerde dat geen sprake is van een aannemelijke diepgewortelde innerlijke overtuiging. Dat eiser over kennis van het christendom beschikt, dat hij deze kennis tot op zekere hoogte heeft gepersonaliseerd en dat hij in Nederland deelneemt aan christelijke activiteiten, weegt in positieve zin mee maar kan niet meer de doorslag geven in het voordeel van de geloofwaardigheid, aldus verweerder.
84. Verweerder heeft die overweging echter laten vallen en op dit onderdeel het aanvullend besluit genomen. Samengevat weergegeven zegt verweerder in dit aanvullend besluit van 27 augustus 2021 dat het feit dat eiser kennis heeft van het christendom en verzen persoonlijk kan maken, niet opweegt tegen het feit dat hij ongerijmd, vaag en summier en onvoldoende persoonlijk heeft verklaard over zijn motieven voor en proces van bekering én tevens niet persoonlijk heeft weten te maken waarom hij christelijke activiteiten, zoals kerkbezoeken en activiteiten op sociale kanalen voor de kerk, onderneemt. Het positieve punt van de kennis van de Bijbel en verzen weegt niet op tegen alle ander punten, die blijk geven van een niet oprechte bekering, waarbij de innerlijke overtuiging voor de bekering en het ondernemen van christelijke activiteiten wordt gemist.
85. Uiteindelijk heeft verweerder in beide zaken een ander standpunt ingenomen. Op 10 september 2021 heeft hij zich in zijn schriftelijke aanvulling op het besluit van eiseres op het standpunt gesteld dat zij geen genoegzame verklaring heeft kunnen geven waarom zij inconsistent, ongerijmd en algemeen verklaard heeft over de motieven en het proces van bekering. Volgens verweerder volgt uit WI 2019/18 en de Afdelingsuitspraak van 12 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:977) dat eiseres in dat geval de ongeloofwaardigheid van de verklaringen niet met kennis en activiteiten kan compenseren. Ter zitting heeft verweerder dit zelfde standpunt ingenomen ten aanzien van eiser en te kennen geven dat hij dus welbeschouwd het aanvullend besluit van 27 augustus 2021 niet had hoeven nemen. Voorts heeft verweerder desgevraagd ter zitting aangegeven dat dit zijn standpunt is in
allebekeringszaken. Hij kijkt alleen nog naar de andere pijlers als de vreemdeling een genoegzame verklaring heeft voor de omstandigheid dat hij op één van de pijlers (elementen) minder goed kan verklaren. Dit betekent voor eisers dat het er niet mee toe doet of zij verweerder hebben weten te overtuigen op de pijlers 2 en 3. Deze pijlers kunnen pijler 1 nooit meer compenseren omdat zij geen genoegzame verklaring hebben waarom zij ongeloofwaardig over hun motieven voor en proces van bekering hebben verklaard.
86. Ofschoon de rechtbank niet degene is die de werkinstructie heeft gemaakt en ten uitvoer brengt, heeft zij twijfels over de uitleg die verweerder thans over zijn eigen beleid en werkwijze geeft. Die twijfel wordt niet alleen ingegeven door de verschillende standpunten die verweerder heeft ingenomen in deze zaken, maar ook gevoed door het feit dat de rechtbank ambtshalve bekend is met vergelijkbare bekeringszaken waarin met in achtneming van WI 2019/18 wel gekeken wordt of niet aannemelijke verklaringen ten aanzien van de motieven voor en het proces van bekering nog gecompenseerd kunnen worden met overtuigende verklaringen ten aanzien van de kennis en de activiteiten.
87. De rechtbank vraagt zich bovendien af of verweerders uitleg wel strookt met de tekst en strekking van de werkinstructie en bovendien met de uitleg die de Afdeling daaraan geeft. In paragraaf 4 (pagina 7) van de werkinstructie staat het volgende:
“Indien er ten aanzien van één element minder goede verklaringen zijn afgelegd, kunnen de andere elementen dit ‘compenseren’, mits de vreemdeling in staat is daarover wel verklaringen af te leggen die overtuigend genoeg zijn om de zwakkere elementen te ‘compenseren’. De vreemdeling zal wel een genoegzame verklaring moeten geven voor de omstandigheid dat hij op één van de elementen minder goed kan verklaren. Daarbij dient uiteraard rekening gehouden te worden met het referentiekader van de vreemdeling en het gegeven dat niet iedere vreemdeling gewend is om over zijn persoonlijke gevoelens te vertellen.”
Blijkens de uitspraak van de Afdeling van 12 mei 2021(ECLI:NL:RVSL:2021), rechtsoverweging 5.7) heeft verweerder hierop nog de volgende toelichting gegeven:
“5.7. (…) De staatssecretaris heeft in hoger beroep desgevraagd toegelicht dat (…) als een vreemdeling met zijn verklaringen in het geheel geen proces van bekering met de daarbij behorende eigen ervaringen en persoonlijke belevingen inzichtelijk maakt, de verklaringen over kennis en activiteiten dit niet kunnen compenseren. Echter, als een vreemdeling wel, zij het volgens de staatssecretaris onvoldoende, kan verklaren over de motieven en het proces en een genoegzame verklaring heeft waarom hij hierover minder goed kan verklaren, wordt hij in de gelegenheid gesteld om dit te compenseren met overtuigende verklaringen over de ander twee elementen (…)”
88. In WI 2019/18 staat ook dat verweerder zich om de geloofwaardigheid van een bekering te kunnen toetsen richt op de drie elementen (pijlers), te weten: 1) de motieven voor en het proces van bekering, 2) de kennis van het nieuwe geloof en 3) de activiteiten die een persoon onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de verandering. Volgens de werkinstructie moeten de verklaringen van de vreemdeling over deze drie elementen
steedsbezien worden in hun onderlinge samenhang, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van een vreemdeling en door hem versterkte gegevens in de eventueel eerder procedures. Dit betekent dat de IND een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maakt, waarin alle informatie uit het dossier wordt betrokken en waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling (zie pagina’s 3 en 4 van de werkinstructie).
89. Ook de Afdeling benadrukt in rechtsoverweging 9.2. van eerdergenoemde uitspraak van 12 mei 2021, dat verweerder nog steeds de verklaringen over zijn gestelde geloofsovertuiging in hun onderlinge samenhang beziet en dat verweerder in dit verband ook
altijdkenbaar in zijn besluit zal beoordelen of, bij ontoereikende verklaringen over één van de elementen, de verklaringen over de andere twee elementen de ontoereikendheid van de verklaringen over het andere element kunnen compenseren.
90. Het komt de rechtbank voor dat verweerder gelet op de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling als uitgangspunt neemt dan wel zou moeten nemen dat hij alle drie de elementen (pijlers) afzonderlijk beoordeelt en vervolgens in onderlinge samenhang beziet en tegen elkaar afweegt, waarbij hij het zwaartepunt mag leggen op pijler 1. Naar het oordeel van de rechtbank lijkt het er veeleer op dat hij slechts bij hoge uitzondering hiervan kan afwijken, namelijk alleen in de situatie dat de vreemdeling in het geheel geen (enkel) inzicht geeft in zijn motieven voor en het proces van bekering of in het geval de vreemdeling onvoldoende over zijn motieven voor en proces van bekering heeft kunnen verklaren en bovendien ook geen verklaring heeft waarom hij daarover zo weinig kan verklaren. De rechtbank leest WI 2019/18 dan ook eerder zo dat verweerder alleen in die situaties niet meer toekomt aan een beoordeling van de andere pijlers omdat die nooit meer compenserend kunnen werken. Die uitzondering lijkt niet tevens bedoeld voor vreemdelingen die, net als eisers, zeer uitvoerig, doch ongeloofwaardig, over hun motieven voor en proces van bekering hebben verklaard. Zou dat wel zo bedoeld zijn dan zou verweerder in veel bekeringszaken niet meer toekomen aan de compensatiemogelijkheid, wat in zijn algemeenheid strijdig lijkt te zijn met de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en meer in het bijzonder met de letter en strekking van de werkinstructie.
91. De rechtbank constateert dan ook dat verweerder zijn werkinstructie thans op het punt van de compensatiemogelijkheid veel beperkter uitlegt dan voorheen. Zoals al is overwogen betwijfelt de rechtbank of dit ook daadwerkelijk de bedoeling is en of verweerder echt in alle bekeringszaken uitvoering geeft aan zijn werkinstructie op de wijze zoals hij nu doet in de zaken van eisers. Het is uiteraard aan verweerder om aan zijn werkinstructie gestalte te geven, maar kennelijk is deze op het punt van de compensatiemogelijkheid voor meerdere uitleg vatbaar, hetgeen verwarrend werkt en tot verschillende wijzen van afdoening van bekeringszaken kan leiden. Dat laatste is onaanvaardbaar en kan dus niet de bedoeling zijn. De rechtbank acht het daarom van het grootste belang om hier eerst een eenduidig antwoord op te krijgen. Dat is niet alleen in het belang van eisers en andere vreemdelingen die een bekering aan hun asielaanvraag ten grondslag leggen, maar ook van de beslissers binnen de IND en de rechtbank opdat zij weten hoe zij bekeringszaken aan de hand van de werkinstructie dienen te beoordelen en te toetsen.
De rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten worden niet in stand gelaten
92. De rechtbank ziet op grond van het vorenstaande dan ook geen aanleiding om de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten geheel of gedeeltelijk in stand te laten alvorens hier helderheid over te krijgen. Dat verweerder in de zaak van eiser zijn aanvullend besluit heeft gehandhaafd en ter zitting heeft gepresenteerd als een ‘subsidiair’ standpunt, wordt niet gevolgd. Indien het werkelijk de bedoeling van de werkinstructie is dat beslissers van de IND geen mogelijkheid wordt geboden om pijler 1 te compenseren als een vreemdeling geen genoegzame verklaring heeft waarom hij ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd op dat onderdeel, is er in feite geen ruimte voor een subsidiair standpunt. Het is het een of het ander. Een subsidiair standpunt zou er immers op neerkomen dat verweerder de mogelijkheid openhoudt dat zijn werkinstructie ook anders gelezen kan worden en in dat geval voor de zekerheid ook nog voor een ander anker gaat liggen. Hierin blijft het gevaar schuilen dat bekeringszaken door verweerder niet allemaal op dezelfde wijze worden beoordeeld als het om de compensatiemogelijkheid gaat. Een bijkomende reden voor de rechtbank om nu niet op dit ‘subsidiaire’ standpunt in te gaan, is dat wanneer dat door de rechtbank akkoord zou worden bevonden, verweerder mogelijk niet aanstonds aanleiding ziet om zijn werkinstructie te verduidelijken, terwijl daar wel noodzaak toe bestaat. De rechtbank ziet dan ook in dit geval geen aanleiding om verder te onderzoeken of zij het geschil finaal kan beslechten.
93. Verweerder zal dus opnieuw op de asielaanvragen van eisers moeten beslissen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. Daarbij zal hij zich, indien hij de door eisers gestelde bekeringen tot het christendom ongeloofwaardig blijft vinden, tevens rekenschap moeten geven van de afvalligheid van eisers. Verweerder heeft dit aangemerkt als een apart element in hun asielrelazen en geloofwaardig geacht. Hij heeft dit relevante element ook doorgetoetst onder het kopje ‘vluchtelingschap’. Verweerder heeft zich in dat verband evenwel niet uitgelaten over de vraag of van eisers verlangd kan worden dat zij dit geloofwaardig geachte asielmotief bij terugkeer in Iran desgevraagd op de luchthaven verborgen houden of daarover liegen (in de zin dat ze de Iraanse autoriteiten vertellen dat zij dit enkel als asielmotief hebben aangevoerd in Nederland om zo een vergunning te krijgen) om eventuele problemen te voorkomen. Ter zitting kon gemachtigde van verweerder daarop geen antwoord geven. De rechtbank vraagt verweerder om daar – indien nodig – in de nieuw te nemen besluiten alsnog op in te gaan.
De proceskostenveroordeling
94. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.992,- (2 punten voor het indienen van de beroepschriften; 2 punten voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank kent 2 punten toe voor zowel het indienen van de beroepschriften als het verschijnen ter zitting, omdat beide zaken, ofschoon zij tot op zekere hoogte met elkaar verband houden, ook apart op hun eigen merites zijn beoordeeld.
De hoger beroepstermijn
95. De rechtbank zal verder bepalen dat partijen na bekendmaking van deze uitspraak vier weken de tijd hebben om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak. De aanvragen van eisers zijn weliswaar in eerste instantie afgedaan binnen de algemene asielprocedure, maar door de aanvullende- dan wel herstelbesluiten en het gewijzigde standpunt van verweerder ter zitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet langer worden volgehouden dat de zaken zijn afgewezen binnen de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde aantal dagen. Nu de aanvragen van eisers bovendien zijn afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw 2000 en niet op een van de andere de andere afdoeningsmodaliteiten, bedraagt de (hoger) beroepstermijn conform artikel 69 van de Vw 2000 vier weken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op nieuwe besluiten op de aanvragen van eisers te nemen met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.992,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. van Marle, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.M.J. Smulders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 22 november 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.