ECLI:NL:RBDHA:2021:13740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
NL20.12777TUSSENUITSPRAAK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van een Iraanse vreemdeling met betrekking tot lidmaatschap van een huiskerk en de beoordeling van geloofwaardigheid door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 december 2021, wordt de asielaanvraag van een Iraanse vreemdeling behandeld. De eiser, die in Iran lid was van een huiskerk, heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend op 24 juni 2018. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 12 juni 2020 afgewezen, waarbij hij de verklaringen van eiser over zijn bekering tot het christendom en zijn lidmaatschap van de huiskerk niet als geloofwaardig heeft aangemerkt. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en heeft aanvullende stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn relaas.

De rechtbank constateert dat de staatssecretaris niet is verschenen ter zitting, wat de rechtbank in een lastige positie plaatst. De rechtbank wijst erop dat het tijdsverloop in deze procedure onaanvaardbaar groot is en dat dit niet aan de eiser te wijten is. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris ten onrechte de verklaringen van eiser over zijn lidmaatschap van de huiskerk niet als afzonderlijk element heeft beoordeeld. De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser beter moet motiveren en dat hij de verklaringen van derden, die de betrokkenheid van eiser bij de huiskerk bevestigen, niet voldoende heeft meegewogen.

De rechtbank heropent het onderzoek en geeft de staatssecretaris de gelegenheid om zijn besluit aanvullend te motiveren. Eiser krijgt de kans om op deze aanvullende motivering te reageren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 8 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.12777 TUSSENUITSPRAAK

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , geboren [geboortedatum] en van Iraanse nationaliteit, eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 12 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Aan eiser wordt geen reguliere verblijfsvergunning verleend als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 3.6a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Eiser krijgt tevens geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 en eiser dient Nederland binnen vier weken te verlaten.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en in de beroepsfase nadere stukken overgelegd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en schriftelijk gereageerd op vragen van de rechtbank met betrekking over de in beroep overgelegde stukken.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft voorafgaand aan de behandeling ter zitting, onder het gelijktijdig aanbieden van excuses, medegedeeld dat hij niet zal verschijnen vanwege een hoog werkaanbod en het daardoor genoodzaakt zijn tot het screenen van zaken waarin ter zitting wordt verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is afkomstig uit Iran. Hij is opgegroeid in een matig islamitisch gezin. Eiser is tot 2007/2008 praktiserend moslim geweest. Nadat zijn vrouw in 2007 een zelfmoordpoging heeft gedaan omdat eiser een relatie had met een andere vrouw, heeft eiser gesprekken gevoerd met de psycholoog van zijn vrouw. Door de vragen die de psycholoog aan hem stelde is hij gaan twijfelen aan zijn geloof in de islam. Hij heeft hierdoor in 2009 afstand genomen van de islam. het harde optreden van de Iraanse autoriteiten tegen opstandelingen in 2009 is mede aanleiding geweest om afstand te nemen van zijn geloof. Vier jaar later, in 2013, toen eiser verslaafd was geraakt aan opium, heeft hij hulp gevraagd aan een vriend genaamd [naam] die hem vervolgens heeft laten kennis maken met een cursus van Narcotics Anonymous. Een aantal weken nadat hij was gestart met deze cursus begon [naam] over het christendom te praten. Vanaf eind 2013 is eiser gestart met het bijwonen van Bijbelstudie-bijeenkomsten. Toen hij in 2014 in de problemen kwam op zijn werk -eisers aanvragen voor een vervroegd pensioen werden steeds afgewezen- kreeg hij weer behoefte aan het gebruiken van drugs en is hij niet meer naar de NA-bijeenkomsten en niet meer naar de Bijbelstudie-bijeenkomsten gegaan. Op het moment dat hij weer drugs wilde gaan gebruiken -in december 2014- kreeg hij alsnog goedkeuring voor zijn pensioenaanvraag. Hij heeft dit beschouwd als een teken van God. Toen eiser op 22 mei 2015 de officiële bevestiging ontving dat hij pensioengerechtigd was, hebben zijn christelijke geloofsgenoten een verlossinggebed gedaan en heeft eiser een geloofsgetuigenis afgelegd. Vanaf dat moment beschouwt eiser zichzelf als bekeerd tot het christendom. In Iran bezocht hij huiskerkbijeenkomsten. Op 2 juni 2018 is eiser Nederland ingereisd middels een visum voor een familiebezoek. Op 14 juni 2018 ontving hij in Nederland bericht van zijn vrouw dat een van zijn geloofsgenoten was gearresteerd en agenten van de inlichtingendienst daarna bij zijn woning naar hem hebben geïnformeerd en een huiszoeking hebben gedaan. Eiser is vervolgens op 20 juni 2018 gebeld door de voorganger van zijn huiskerkgroep met de mededeling dat hijzelf ook gevaar liep. Dat is de directe aanleiding voor zijn asielaanvraag in Nederland op 24 juni 2018 geweest. Ter onderbouwing van zijn asielaanvraag heeft eiser -onder meer- foto’s overgelegd van een huiskerkbijeenkomst, een printscreen van whatsapp-gesprekken van zijn huiskerkgenootschap (inclusief vertaling), drie (vertaalde) verklaringen van leden van zijn huiskerkgenootschap ( [naam] , [naam] en de door eiser geëvangeliseerde [naam] ) en drie verklaringen van Nederlandse kerkgenootschappen waarin onder meer is verteld wat de betrokkenheid van eiser bij hen is.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- nationaliteit, identiteit en herkomst;
- de afvalligheid van de islam;
- de bekering tot het christendom en de daaruit voortvloeiende problemen.
3. De nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser worden door verweerder geloofwaardig geacht. De overige elementen acht verweerder niet geloofwaardig. Eiser is volgens verweerder niet aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting naar Iran een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
4. De rechtbank overweegt dat eiser de wijze van het beoordelen van relazen die zien op afvalligheid en bekering zoals die volgt uit WI 2019/18 in zijn algemeenheid niet betwist. Voorts wijst de rechtbank op de uitspraken van 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:977 en ECLI:NL:RVS:2021:978 waarin de Afdeling nader duiding heeft gegeven aan de wijze waarop verweerder deze geloofwaardigheidsbeoordeling dient te verrichten. Uit deze uitspraken volgt onder meer dat verweerder ook daadwerkelijk en kenbaar moet motiveren hoe hij overgelegde verklaringen van derden heeft gewogen in het licht van de door de vreemdeling tegenover hem afgelegde en ongeloofwaardig geachte verklaringen over de gestelde bekering.
5. Eiser heeft gronden aangevoerd tegen de beoordeling van de gestelde afvalligheid en de gestelde bekering. Eiser stelt onder meer dat er te weinig waarde is gehecht aan het element activiteiten bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de bekering, zeker nu verweerder de gestelde kerkbezoeken, het evangeliseren en de doop op zichzelf geloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft voorts verklaard dat hij in Iran lid is geweest van een huiskerk en ook geregeld bijeenkomsten bezocht. Eiser heeft deze verklaringen onderbouwd met foto’s, whatsapp-gesprekken, verklaringen van leden van zijn huiskerkgenootschap en verklaringen dat meerdere leden van deze huiskerkgroep inmiddels internationale bescherming hebben verkregen vanwege het behoren tot deze huiskerkgroep.
6. De rechtbank zal om proceseconomische redenen allereerst ingaan op de standpunten van partijen met betrekking tot het al dan niet lid zijn van een huiskerkgroep en het hebben deelgenomen aan bijeenkomsten van een huiskerk.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder het gestelde lidmaatschap van een huiskerk niet als separaat element heeft geduid. In het asielbeleid ten aanzien van Iran – neergelegd in paragraaf C7/15 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) – is echter in paragraaf 15.3.1 onder b. opgenomen dat leden van huiskerken die bijeenkomsten bijwonen aangemerkt worden als groep die systematisch wordt blootgesteld aan vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. In paragraaf C1/4.4. van de Vc 2000 wordt onder relevante elementen verstaan, relevante gestelde gegevens die zien op de persoon van de vreemdeling en relevante gestelde gebeurtenissen. Verder staat in WI 2014/10 dat een relevant element een feit of omstandigheid is dat of die raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn en in verband staat met vluchtelingschap dan wel artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarbij is van belang om de kern van het asielverzoek te identificeren, welke bestaat uit de feiten, omstandigheden en/of gebeurtenissen die in verband staan met de definitie van vluchtelingschap dan wel vrees voor een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Ook is bepaald dat daarbij bedacht dient te worden dat een asielverzoek gebaseerd kan zijn op meerdere elementen, die al dan niet los van elkaar kunnen staan. Het is van belang om de geloofwaardigheid per relevant element te beoordelen. Er dient een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaats te vinden, waarbij alle relevante omstandigheden van het geval worden betrokken en in onderlinge samenhang gewogen. De rechtbank overweegt dan ook dat verweerder ten onrechte de verklaringen van eiser over de huiskerk waartoe hij stelt te behoren niet als afzonderlijk element heeft geduid. Dat verweerder uiteindelijk het gehele relaas van eiser ongeloofwaardig acht brengt niet mee dat verweerder in afwijking van zijn werkinstructie minder elementen hoeft te duiden. Verweerder dient namelijk eerst de elementen uit het relaas te benoemen en pas daarna tot beoordeling van die afzonderlijke elementen over te gaan om een zorgvuldige integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te kunnen verrichten.
8. Eiser heeft meerdere verklaringen afgelegd over het bezoeken van bijeenkomsten van een huiskerk en ook in de correcties en aanvullingen is ingegaan op de huiskerkgroep waartoe eiser behoorde in Iran en die in Nederland is voortgezet. Eiser heeft ten behoeve van zijn eerste gehoor op 16 december 2019 onder meer prints van whatsapp-berichten overgelegd waarin gesprekken tussen leden van de huiskerkgroep waartoe hij behoorde te lezen zijn. Tevens heeft eiser op dat moment foto’s overgelegd van de huiskerkgroep waarbij enkele namen met een pen waren bijgeschreven. Bij de correcties en aanvullingen is uitdrukkelijk gewezen op de bewijswaarde van deze gesprekken. In het nader gehoor van 18 december 2019 heeft eiser verklaard dat hij vanaf november-december 2013 tweemaal per maand naar bijeenkomsten ging waar hij samen met anderen bijbellessen van een voorganger kreeg. Op 23 augustus 2015 is eiser gedoopt en later in 2015 kwam hij samen met zijn vrienden [naam] en [naam] bij een huiskerk in Sadra. In januari 2017 moest eiser verhuizen naar Shiraz. Vanwege de reisafstand tussen Sadra en Shiraz heeft de voorganger toestemming gegeven om in Shiraz een groep te starten. Payman was twintig jaar daarvoor bekeerd in Oostenrijk en werd de leider van de groep. De huiskerkbijeenkomsten waren in de woning van eiser of in de praktijk van dr. Ahad en heel soms in een café na sluitingstijd. Tot aan zijn vertrek naar Nederland op 2 juni 2018 heeft eiser in Iran deelgenomen aan deze bijeenkomsten van de huiskerk. Eiser heeft op vragen van de hoormedewerker verklaringen afgelegd over de plaatsen van de bijeenkomsten, concrete namen van deelnemers genoemd, gesproken over de inhoud van de gesprekken en eiser heeft foto’s overgelegd die zijn gemaakt tijdens een dergelijke bijeenkomst. Eiser heeft ook toegelicht dat voor het maken van afspraken over wanneer bij wie bijeen gekomen kon worden whatsapp de veiligste manier was om te communiceren. Tijdens het nader gehoor heeft de gehoormedewerker de tolk verzocht de inhoud van enkele gesprekken te vertalen. De tolk heeft aangegeven dat de gesprekken gaan over concrete hoofdstukken in de bijbel en verschillen tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Eiser heeft in dit gehoor ook aangegeven dat eigenlijk geen foto’s gemaakt mochten worden van de huiskerkbijeenkomsten. Op een van de foto’s die is gemaakt tijdens een huiskerkbijeenkomst is eiser te zien met een bijbel in zijn hand. Bij de correcties en aanvullingen is een verklaring overgelegd van [naam] , een lid van de huiskerkgroep van eiser die was gearresteerd maar heeft weten te vluchten en aan wie in januari 2019 internationale bescherming is verleend in de VK. Tevens is aangegeven dat deze getuige bereid is nadere verklaringen af te leggen. In de overgelegde verklaring is onder meer opgenomen dat de getuige deel uitmaakte van een huiskerkgroep waar eiser ook toe behoorde. Tevens noemt deze getuige dezelfde namen als eiser om te beschrijven wie deel uit maakten van de huiskerkgroep.
In de correcties en aanvullingen zijn de namen van de door eiser reeds genoemde leden van de huiskerk volledig weergegeven, waarbij ook is verwezen naar de whatsappgesprekken die met deze leden van de groep zijn gevoerd en van wie de namen van de deelnemers aan die gesprekken blijken.
9. In de zienwijze wordt er op gewezen dat het voornemen, voor zover is vermeld dat de verklaringen van eiser over de huiskerk(bijeenkomsten) summier zijn, geen stand kan houden omdat eiser heeft verklaard over de locatie van de bijeenkomsten, de namen van de deelnemers, de geloofsactiviteiten tijdens de bijeenkomst, bijbelonderwijs tijdens de bijeenkomst en over hulp aan kwetsbare personen. Tevens zijn vertaling overgelegd van de whatsapp-berichten.
In de beroepsgronden wordt nogmaals gewezen op de religieuze inhoud van de berichten, de afspraken die worden gemaakt voor bijeenkomsten en de vermelding van het huisadres van eiser waar de bijeenkomsten zullen plaatsvinden. In de beroepsgronden wordt tevens gewezen op de omstandigheid dat aan [naam] , van wie eiser heeft verklaard dat hij hem heeft geëvangeliseerd en die dat ook heeft bevestigd in een overgelegde verklaring, door Duitsland een status is verleend. Ook is aangegeven dat de leden van de huiskerkgroep van wie eiser in Iran deel heeft uitgemaakt nog actief zijn en contact met elkaar onderhouden. Bij brief van 10 mei 2021 heeft eiser gegevens overgelegd van de heer [naam] . Eiser heeft reeds in begin van de procedure verklaard dat de heer [naam] deel uitmaakte van dezelfde huiskerkgroep als eiser en dat hij ook te zien is op de drie foto’s die reeds bij het eerste gehoor op 16 december 2019 zijn overgelegd. Eiser heeft in deze brief aangegeven dat verweerder de asielaanvraag van de heer [naam] heeft ingewilligd. Uit de overgelegde kopie van de verblijfstitel leidt de rechtbank af de vergunning voor bepaalde tijd is verleend op 21 december 2018. Bij deze brief is voorts onder meer een korte verklaring van de heer [naam] overgelegd waarin hij aangeeft dat eiser een actieve deelnemer was in zijn huiskerk.
10. De rechtbank heeft verweerder middels plaatsing in een bericht in het digitale dossier om een reactie op de informatie over de heer [naam] verzocht en meer in het bijzonder gevraagd of de vergunningverlening aan de heer [naam] gevolgen heeft voor de beslissing op de aanvraag van eiser.
11. Verweerder heeft aangegeven dat de omstandigheid dat aan de heer [naam] een verblijfsvergunning is verleend geen gevolgen heeft voor eiser omdat iedere aanvraag op zijn eigen merites wordt beoordeeld. Eiser heeft zijn relaas volgens verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt met zijn eigen verklaringen. Op de foto’s waar eiser en de heer [naam] op zouden zijn afgebeeld is niet te zien of eiser zich daadwerkelijk bij een huiskerk bevindt en uit de foto’s kan niet worden afgeleid of sprake is van een oprechte bekering. De verklaring van de heer [naam] kan niet worden aangemerkt als een objectieve bron en eiser heeft slechts summier verklaard over de bijeenkomsten van de huiskerk.
12. De rechtbank overweegt dat de motivering van verweerder waarom hij niet geloofwaardig acht dat eiser lid is van een huiskerk en in Iran gedurende langere tijd bijeenkomsten van deze huiskerk bij hem thuis organiseerde dan wel bezocht ontoereikend is.
13. De rechtbank overweegt dat verweerder vanzelfsprekend iedere zaak op zijn eigen merites dient te beoordelen. In het onderhavige geval wordt echter gewezen op de omstandigheid dat drie personen waarmee eiser staat afgebeeld op foto’s asielaanvragen hebben ingediend die zijn ingewilligd. Ter zitting heeft eiser op verzoek van de rechtbank aangewezen wie de verschillende personen zijn die op de foto’s zijn afgebeeld. Eiser heeft verklaard met de drie leden van de huiskerkgroep die vanwege het lidmaatschap internationale bescherming hebben gekregen contact te onderhouden en bereid te zijn de contactgegevens te overleggen zodat verweerder en/of de rechtbank de verklaringen van eiser kan verifiëren.
14. De rechtbank overweegt dat niet valt in te zien waarom de verklaringen van eiser op dit punt als summier worden gekwalificeerd. Verweerder is bovendien bij zijn beoordeling van die verklaringen geheel voorbij gegaan aan de ondersteunende bewijsmiddelen die eiser voor deze verklaringen heeft aangedragen. De tegenwerpingen van verweerder op dit punt zijn naar het oordeel van de rechtbank onbegrijpelijk. Niet valt in te zien dat uit een foto een oprechte bekering kan blijken, daargelaten dat de foto ook niet met dat doel is overgelegd. De tegenwerping dat uit de foto’s niet blijkt dat de afgebeelde groep mensen op dat moment een huiskerkbijeenkomst hielden miskent dat bezwaarlijk een bord aan de muur kan worden gehangen met het doel van de bijeenkomst of dat op andere wijze voor iedere derde zichtbaar is waarom deze personen in deze samenstelling bijeenkomen en met welk doel. De tegenwerping dat de omstandigheid dat eiser te zien is met een bijbel in zijn hand niets zegt omdat het kopen van een bijbel in Iran niet strafbaar is acht de rechtbank een miskenning van de verklaringen van eiser en een miskenning van de plicht van verweerder om actief te onderzoeken of eiser zijn verklaringen kan onderbouwen en mogelijk behoefte aan internationale bescherming behoeft. Door het formuleren van bovengenoemde tegenwerpingen lijkt verweerder zijn landgebonden beleid over het hoofd te zien waarin expliciet is opgenomen dat dermate grote risico’s zijn verbonden aan het lidmaatschap van een huiskerk en het deelnemen aan bijeenkomsten van een huiskerk dat tot vluchtelingschap wordt geconcludeerd . Verweerder heeft bovendien geen enkele waarde toegekend aan de verklaring van [naam] , die door eiser is bekeerd en aan wie internationale bescherming is verleend. In het landgebonden beleid is ook benoemd dat christenen die evangeliseren in aanmerking voor bescherming komen. Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiser in Nederland evangeliseert maar werpt tegen dat eiser te summier heeft verklaard over zijn “persoonlijke beleving hierbij”. Deze tegenwerping valt niet te rijmen met het landgebonden beleid zodat verweerder inhoudelijk zal moeten ingaan op de overgelegde verklaring. Verweerder dient ook alsnog inhoudelijk in te gaan op de overgelegde verklaring van de heer [naam] .
Het komt de rechtbank hierbij onwaarschijnlijk voor dat een vreemdeling aan wie internationale bescherming is verleend na vergunningverlening verklaringen in strijd met de waarheid zal afleggen omdat dit mogelijk gevolgen heeft voor zijn eigen verblijfsrecht. Dus voor zover verweerder de verklaring aanmerkt als niet afkomstig uit een objectieve bron zal verweerder dit nader moeten motiveren. Dat een verklaring op verzoek wordt opgemaakt en dient ter ondersteuning van een het asielrelaas van eiser brengt immers niet vanzelfsprekend mee dat de inhoud van de verklaring geen juiste weergave van feiten is of dat diegenen die instemmen om op verzoek een verklaring af te leggen ook zonder meer bereid zijn om in strijd met de waarheid te verklaren. Verweerder zal de verklaring van de heer [naam] dus (beter) moeten betrekken bij de beoordeling of hij het besluit wil handhaven.
Verweerder is bovendien eenvoudig in staat te verifiëren wat door de heer [naam] is verklaard in de gehoren die tot inwilliging van zijn aanvraag heeft geleid. Verweerder kan zich er dus van vergewissen wat de heer [naam] in zijn gehoren heeft verklaard over de huiskerk en of hij reeds in zijn eigen procedure de naam van eiser heeft genoemd als zijnde een van de leden van de huiskerk.
Verweerder kan ook, indien hij twijfelt aan de verklaringen van eiser of van de getuigen gebruik maken van het aanbod om de leden van de huiskerkgroep die door een andere lidstaat of door de VK verblijf hebben gekregen te benaderen of zich bij die vergunningverlenende autoriteiten te vergewissen. Verweerder dient immers actief te onderzoeken of eiser internationale bescherming behoeft om daarmee invulling te geven aan zijn samenwerkingsplicht.
15. Verweerder had dus het behoren tot een huiskerk en het deelnemen aan bijeenkomsten van deze huiskerk als afzonderlijk element moeten benoemen alvorens het relaas te beoordelen. Verweerder dient beter te motiveren waarom hij de verklaringen van eiser (te) summier en daardoor ongeloofwaardig acht en dient uit te leggen waarom de overgelegde foto’s en verklaringen van derden onvoldoende steunbewijs opleveren voor de verklaringen van eiser. Verweerder heeft meerdere mogelijkheden om zich nader te vergewissen van de inhoud en beweegredenen van de door derden afgelegde verklaringen. Verweerder dient bovenal te motiveren waarom de omstandigheid dat aan drie personen, die met eiser op meerdere foto’s zijn afgebeeld tijdens een gestelde huiskerkbijeenkomst, internationale bescherming is verleend, niet wordt betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van het relaas van eiser. Eiser heeft concreet verwezen naar vergunningverlening door verweerder aan de heer [naam] en de door hem afgelegde verklaring over de betrokkenheid van eiser bij zijn huiskerk. Indien zou blijken dat verweerder aan de heer [naam] bescherming heeft verleend vanwege onder meer het lid zijn van een huiskerk/het bijwonen van huiskerkbijeenkomsten en hij de naam van eiser heeft genoemd en het relaas geloofwaardig is geacht, dient verweerder nadrukkelijk te motiveren waarom hij het relaas van eiser, voor zover dat ten aanzien van de huiskerk sterke overeenkomsten zal vertonen, niet geloofwaardig wordt bevonden.
De rechtbank overweegt dat het overleggen van de verklaring van de heer [naam] en het wijzen op de vergunningverlening heeft plaatsgevonden na het nemen van het bestreden besluit en daarom bij de besluitvorming hier geen rekening mee kon worden gehouden. De rechtbank heeft verweerder wel na het besluit en voorafgaand aan de behandeling ter zitting om een andere reactie gevraagd. De rechtbank stelt vast dat deze schriftelijke reactie niet adequaat is.
16. De rechtbank heeft ter zitting aan eiser aangegeven dat de keuze van verweerder om in deze procedure niet te verschijnen met zich brengt dat in de beroepsgronden en ter zitting ingenomen standpunten niet kunnen worden betwist door verweerder. De rechtbank heeft eveneens aangegeven dat gelet op het aanzienlijke tijdsverloop in de onderhavige procedure, de rechtbank eigenlijk geen mogelijkheden ziet om de behandeling van het beroep aan te houden of verweerder alsnog te laten ingaan op argumenten van eiser.
Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 24 juni 2018 en heeft op 22 juni 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 12 juni 2020. De rechtbank hoort eiser pas drie jaar, vier maanden en tien dagen na zijn asielaanvraag op zijn beroep en is er evenmin in geslaagd binnen een week na sluiting van het onderzoek uitspraak te doen. De rechtbank acht het tijdsverloop, zowel bij verweerder als bij de rechtbank, sinds de asielaanvraag van eiser onaanvaardbaar groot en stelt hierbij vast dat eiser geen mogelijkheden heeft om voortvarend handelen bij verweerder en de rechtbank te bewerkstelligen. Weliswaar heeft verweerder een dwangsom verbeurd en is deze ook toegekend, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat dit ook daadwerkelijk tot snellere besluitvorming heeft geleid en op de planning door de rechtbank hebben partijen geen invloed.
17. Het niet verschijnen van verweerder, waardoor verweerder ter zitting niet kan worden voorgehouden dat zijn motivering deels ontoereikend is, plaatst de rechtbank dus voor een dilemma.
Het tijdsverloop in deze procedure dat op geen enkele wijze is te wijten aan gedragingen van eiser is onaanvaardbaar groot. Gevolgen van de keuze om niet te verschijnen dienen in beginsel voor rekening van de partij die niet verschijnt te komen. Als het echter verweerder is die niet verschijnt wordt de rechtbank daarmee verhinderd om de opdracht om zoveel mogelijk tot finale geschillenbeslechting na te komen omdat daarbij immers beide partijen moeten worden betrokken. Indien de rechtbank het besluit “gewoon” vernietigt ontstaat er weer tijdsverloop, waarbij het de vraag is of verweerder, indien partijen geen rechtsmiddel aanwenden, kan en zal voldoen aan de termijn die de rechtbank zal verbinden aan het nemen van een nieuw besluit. Door het doen van een tussenuitspraak zal verweerder sneller moeten nagaan of mede door de overgelegde stukken in beroep en de voorgaande overwegingen van de rechtbank alsnog geloofwaardig kan worden geacht dat eiser lid is van een huiskerk en heeft deelgenomen aan huiskerkbijeenkomsten in Iran en op grond daarvan tot inwilliging van de asielaanvraag van 24 juni 2018 kan worden overgegaan.
De rechtbank acht het daarom in het belang van eiser dat verweerder gedurende deze procedure alsnog om een nader standpunt wordt gevraagd over de verklaringen over de huiskerk, de bewijsmiddelen hiervoor en de verwijzing naar vergunningverlening aan andere leden van dezelfde huiskerkgroep en het aanbod nader contact met hen op te nemen.
De rechtbank zal dan ook, omdat de rechtbank dit in het belang van eiser acht, het onderzoek heropenen en verweerder opdragen om aan te geven of hij van het aanbod om zijn besluit aanvullend te motiveren gebruik wil maken.
18. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om zijn standpunt over het relaas van eiser dat hij lid is van een huiskerk en in Iran huiskerkbijeenkomsten organiseerde en bijwoonde nader te motiveren. De rechtbank merkt evenwel reeds nu op dat verweerder in strijd met zijn werkinstructie onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de zogenaamde derde pijler. Ook indien verweerder zich op het standpunt stelt dat eiser moet kunnen uitleggen wat de geloofsactiviteiten voor hem betekenen, kan verweerder niet eenvoudigweg voorbij gaan aan alle -geloofwaardig geachte- feitelijke gedragingen van eiser zoals het evangeliseren en de kerkgang. Dit geldt temeer nu eiser deze feitelijke activiteiten heeft onderbouwd met verklaringen van derden die verweerder ook terzijde heeft gelegd met de enkele constatering dat in een van de verklaringen een tegenstrijdigheid is vastgesteld in vergelijking met de verklaringen van eiser.
19. De rechtbank overweegt ook reeds nu dat indien verweerder bij een mogelijk nieuw te nemen besluit, indien hij de aanvraag nog immer niet voor inwilliging vatbaar vindt, eiser opnieuw zal moeten horen over zijn geloofsactiviteiten en mogelijk daarmee gepaard gaande geloofsgroei. Eiser heeft verklaard ook in Nederland geloofsactiviteiten te hebben verricht. Eiser heeft in zijn aanmeldgehoor op 2 juli 2018 verklaard dat hij dagelijks bidt en de bijbel leest. Net als in Iran probeert hij in Nederland anderen te evangeliseren. Eiser bezoekt ook vanaf aankomst in Nederland kerkdiensten en hij onderhoudt contacten met andere gelovigen. Ter zitting heeft eiser desgevraagd uitvoerig verklaard dat zijn geloofsactiviteiten sinds juli 2018 zijn toegenomen en dat hij bijvoorbeeld ook zelf groepen opricht voor gelovigen uit Iran om met elkaar te kunnen spreken over het geloof. Voorafgaand aan het eerste gehoor heeft eiser ook drie brieven overgelegd van voorgangers van kerken die eiser in Nederland heeft bezocht. Eiser zal, indien verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid zijn besluit aanvullend te motiveren en de rechtbank het besluit zal vernietigen, eiser dus opnieuw over deze feitelijke activiteiten en mogelijke geloofsgroei moeten horen.
20. De rechtbank ziet dus aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de hiervoor geconstateerde gebreken te herstellen door zijn standpunt over “de huiskerk” nader te motiveren. Voor zover verweerder van deze gelegenheid gebruik wenst te maken bepaalt de rechtbank deze termijn op vier weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier. Omdat verweerder door de rechtbank in de gelegenheid wordt gesteld om zijn besluit aanvullend te motiveren zal eiser, in het kader van hoor en wederhoor, in de gelegenheid worden gesteld om op de aanvullende motivering schriftelijk in te gaan.
21. De rechtbank overweegt hierbij uitdrukkelijk dat het verweerder vanzelfsprekend vrij staat om ook in deze fase van de procedure over te gaan tot intrekking van het besluit en inwilliging van de aanvraag.
22. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
  • heropent het onderzoek;
  • draagt verweerder op binnen een week na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier de rechtbank mede te delen of hij gebruik wil maken van de gelegenheid om zijn besluit aanvullend te motiveren;
  • stelt verweerder hiertoe in de gelegenheid met inachtneming van de aanwijzingen in deze tussenuitspraak binnen vier weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier;
  • bepaalt dat eiser in de gelegenheid zal worden gesteld om nader te reageren op de aanvullende motivering van verweerder;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
drs. B. Bertens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 8 december 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat geen rechtsmiddel op en kan pas tegelijk met een mogelijke einduitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.