ECLI:NL:RBDHA:2021:14471
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 27 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) betwist. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Leiden, had bij besluiten van 16 en 18 maart 2021 de uitkering van verzoeker per 1 januari 2021 ingetrokken en een terugvordering ingesteld van eerder betaalde uitkeringen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot de bestreden besluiten van 21 september 2021, waarin het bezwaar gedeeltelijk gegrond werd verklaard.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij in acute financiële nood verkeert, zonder inkomen en niet in staat om zijn huur en andere noodzakelijke uitgaven te betalen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 14 december 2021, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang met betrekking tot de intrekking van de bijstandsuitkering, maar niet voor de terugvordering.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Leiden, wat een voorwaarde is voor het recht op bijstandsverlening. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de bestreden besluiten niet in stand kunnen blijven vanwege een onjuiste motivering en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Verweerder is veroordeeld in de proceskosten van verzoeker en moet het griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.