ECLI:NL:RBDHA:2021:15887
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit, zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser eerder asiel had aangevraagd in Nederland, maar deze aanvraag was niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk werd geacht. Eiser werd op 25 februari 2021 vanuit Zwitserland aan Nederland overgedragen op basis van de Dublinverordening en diende op 27 februari 2021 opnieuw een asielaanvraag in.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de afwijzingsgronden van de staatssecretaris beoordeeld. De staatssecretaris had de aanvraag primair afgewezen op basis van de beoordeling dat Algerije als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Subsidiair werd de aanvraag afgewezen omdat de eiser zijn asielrelaas niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank heeft de uitleg van de staatssecretaris gevolgd en geconcludeerd dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims over bedreigingen door een religieuze groepering in Algerije.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over de eerdere Dublinprocedure en de geloofwaardigheid van zijn verklaringen beoordeeld. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris ten onrechte de afwijzing van zijn asielaanvraag door Zwitserland had betrokken zonder nadere motivering. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris voldoende eigen beoordeling had gemaakt en dat de eiser niet in zijn belangen was geschaad. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris standhield.