Overwegingen
1. Eiseressen hebben de Iraanse nationaliteit. Eiseres 1 is geboren op [geboortedatum 1] 1998 en eiseres 2 op [geboortedatum 2] 1971. Eiseres 1 is de dochter van eiseres 2.
2. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vw.
3. Eiseres 1 heeft verklaard dat zij [A] heeft leren kennen toen zij 18 jaar was. [A] was een buurjongen van haar. Zij heeft twee jaar een relatie met [A] gehad. In december
2018 vertrok [A] van Iran naar Duitsland. Twee weken daarna vroeg [A] haar om naaktfoto’s en filmpjes (beelden) naar hem te sturen. Eiseres 1 heeft dat gedaan, waarna zij door [A] werd afgeperst. Zij moest hem € 1000,- sturen. Dit bedrag heeft haar tante (zus van eiseres 2) voor haar betaald. Toen [A] daarna nog een keer om geld vroeg, heeft eiseres 1 met haar tante op 12 februari 20191 aangifte gedaan bij de politie. Eiseres 1 heeft aan [A] een foto van het aangifteformulier gestuurd. Vervolgens heeft [A] de (naakt)beelden verspreid op het internet. Eiseres stelt dat zij vanwege het versturen van de beelden veroordeeld is tot 35 zweepslagen. Daarvoor heeft zij een brief en twee dagvaardingen ontvangen van de rechtbank. Ook is zij door haar vader en ooms mishandeld, nadat zij erachter kwamen dat de beelden waren verspreid door [A] . Eiseres 1 is daarbij zo ernstig toegetakeld dat zij met haar moeder naar het ziekenhuis is gegaan. Voor haar vertrek uit Iran heeft zij een paar dagen bij haar oma (moederszijde) ondergedoken. Zij is legaal uit Iran gereisd met haar eigen paspoort. Eiseres stelt dat zij niet naar Iran kan terugkeren, omdat zij vreest voor haar familieleden en dat de Iraanse autoriteiten haar gevangen zullen zetten.
4. Het asielrelaas van eiseres 1 bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de relatie met [A] ;
- afpersing door [A] ;
- aangifte en oproepen van de rechtbank;
- problemen met de familie;
- interesse in het christendom.
5. Eiseres 2 stelt dat zij vanwege de problemen van haar dochter Iran heeft verlaten. [A] heeft geprobeerd haar dochter af te persen met de beelden die zij naar hem heeft gestuurd. Toen dat niet lukte heeft [A] de beelden op internet verspreid. Haar dochter heeft hiervan aangifte gedaan. Ook is haar dochter opgeroepen door de rechtbank, waarvoor zij twee dagvaardingen heeft ontvangen. Eiseres 2 heeft geprobeerd haar dochter tegen haar man en zijn broers te beschermen en daarvoor uiteindelijk besloten Iran te verlaten. Verder is zij geïnteresseerd in het christendom, maar dat was niet de directe aanleiding voor haar vertrek uit Iran.
6. Het asielrelaas van eiseres 2 bevat volgens verweerder de volgende elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- dochter die is afgeperst door haar vriend [A] ;
- problemen met familieleden;
- afvalligheid en interesse in het christendom.
7. In de bestreden besluiten heeft verweerder eiseressen gevolgd in hun identiteit, nationaliteit en herkomst. De overige elementen van de asielrelazen van eiseressen heeft verweerder ongeloofwaardig gevonden.
1. Zie nader gehoor eiseres 1, pagina 17.
Beroepsgrond 1: Er is onvoldoende rekening gehouden met de psychische toestand van eiseressen.
8. Eiseressen voeren aan dat verweerder de psychische toestand van hen onvoldoende heeft meegewogen in de besluitvorming. Daarbij wijzen eiseressen erop dat zij in de zienswijze en in de correcties en aanvullingen er al op hebben gewezen dat eiseres 2 ernstig in de war en zeer emotioneel is over wat haar dochter is overkomen en dat zij concentratieproblemen heeft. Ook heeft eiseres 2 in detentie nachtmerries gehad en voelde zich tijdens de gehoren psychisch niet in orde. Eiseressen kunnen zich werkelijk niet herinneren wanneer de verschillende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Volgens eiseressen hebben zij in grote lijnen hetzelfde verklaard en mag verweerder hen – vanwege hun psychische toestand – niet tegenwerpen dat zij tegenstrijdig en inconsistente verklaringen over de afpersing en mishandeling van eiseres 1 hebben afgelegd. Ter zitting hebben eiseressen aangevoerd dat ze bij aankomst in Nederland heel erg in paniek waren, dat het moeilijk is om consistent te verklaren over de ingrijpende gebeurtenissen die ze in Iran hebben meegemaakt en dat ze niet zo goed zijn in het onthouden van data, omdat deze
– anders dan in Westerse landen – niet zo’n grote rol in hun leven spelen.
9. Uit het procesdossier blijkt dat verweerder voorafgaand aan de gehoren onderzoek heeft laten verrichten naar de medische gesteldheid van eiseressen. In de medische adviezen van het FMMU2 van 22 juli 2019 (eiseres 1) en 23 juli 2019 (eiseres 2) is geconcludeerd dat eiseressen gehoord kunnen worden, maar dat rekening moet worden gehouden met emotionele reacties. Voor eiseres 1 heeft het FMMU geadviseerd om zo nodig extra pauzes in te lassen en aan haar voldoende tijd te geven om vragen te beantwoorden.
Het FMMU heeft bij eiseres 2 medische klachten geconstateerd die beperkingen geven voor het horen en of beslissen, waaronder een verkorte aandachtspanne. Voor eiseres 2 is geadviseerd om korte en duidelijke vragen te stellen, deze zo nodig te herhalen en te verduidelijken of de vraag anders te stellen. Ook is gemeld dat het mogelijk is dat eiseres 2 een migraineaanval krijgt en dat als de klachten – ook na het nemen van een pauze – niet verbeteren het gehoor dan gestopt moet worden. Uit de FMMU-adviezen blijkt niet dat eiseressen moeite hebben om data te reproduceren en ook niet dat zij niet in staat zijn om consistent te verklaren
10. De rechtbank overweegt dat de nadere gehoren van eiseressen, op 27 juli en
31 juli 2019, dus verdeeld over twee dagen, hebben plaatsgevonden. In de bestreden besluiten heeft verweerder – in reactie op de zienswijzen van eiseressen – uitgebreid gemotiveerd dat en op welke wijze tijdens de nadere gehoren voldoende rekening is gehouden met de adviezen van het FMMU. De rechtbank is van oordeel dat dit ook uit de verslagen van de nader gehoren van 6 augustus 2019 blijkt. Daaruit valt – kort gezegd – af te leiden dat aan het begin van de nadere gehoren is meegedeeld dat rekening wordt gehouden met de FMMU-adviezen, dat regelmatig pauzes zijn ingelast en tussentijds aan eiseressen is gevraagd of ze (voldoende energie hebben om) het gehoor – ook na getoonde emoties/of aangegeven moeheid – kunnen voortzetten en hoe het met ze gaat. Eiseressen hebben daarop bevestigend geantwoord en aangegeven dat het goed gaat. Aan eiseres 2 is ook gevraagd of ze last heeft van migraine of hoofdpijn, waarop zij ontkennend heeft geantwoord. Bij de voortzetting van de nadere gehoren op 31 juli 2019 is aan eiseres 1 gevraagd of er nog medische redenen zijn waarom het gehoor niet kan plaatsvinden, waarop zij ontkennend heeft geantwoord. Ook is nogmaals meegedeeld dat rekening zal worden
2 Forensische Medische Maatschappij Utrecht.
gehouden met het FMMU-advies. Aan het einde van de nadere gehoren op beide dagen heeft eiseres 1 aangegeven dat ze tevreden was over hoe het gesprek was verlopen. Op 31 juli 2019 heeft eiseres 1 verklaard dat ze het fijn vond dat de gehoormedewerker vriendelijk was, dat zij zich zeker voelde en dat ze goed kon praten. Eiseres 2 heeft na afloop van het gehoor op 27 juli 2019 verklaard dat ze tevreden was over het verloop van het gesprek en dat zij zich echt op haar gemak voelde. Tijdens het gehoor op 31 juli 2019 heeft eiseres verklaard dat zij zich lichamelijk en geestelijk in staat voelde om gehoord te
worden, dat ze tevreden was over het verloop van het gesprek, dat de gehoormedewerkers haar veel rust hebben geschonken en dat zij zich – anders dan bij haar binnenkomst in Nederland – goed voelde. De rechtbank stelt vast dat eiseressen in de zienswijze noch in beroep stukken hebben overgelegd, waaruit blijkt dat zij concentratie- of geheugenproblemen hebben als gevolg waarvan zij geen data kunnen noemen of niet consistent kunnen verklaren. In wat eiseressen hebben aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder zijn besluitvorming niet heeft mogen baseren op de verklaringen die eiseressen tijdens de nadere gehoren hebben afgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.
Beroepsgrond 2: Verweerder heeft de relevante elementen van de asielrelazen ten onrechte ongeloofwaardig gevonden
11. Eiseressen voeren in beroep aan dat verweerder ten onrechte aan eiseres 2 tegenwerpt dat zij niet van de relatie tussen eiseres 1 en [A] afwist en dat eiseres 1 haar medische dossier – waaruit de opname/behandeling na de mishandeling door haar vader en ooms zou kunnen blijken – niet heeft overgelegd.
Eiseres 1 stelt dat zij de data niet kent van de stukken die zij van de rechtbank heeft ontvangen, omdat zij deze niet zelf heeft gelezen. De stukken zijn bezorgd bij haar ouders en zij hebben deze geopend en gelezen. Volgens eiseres 1 heeft zij geen invloed op wat haar door de rechtbank ten laste is gelegd en is dat een verklaring waarom de inhoud van het vonnis van 2 maart 2019 niet overeenkomt met wat zij tijdens de gehoren heeft verklaard.
Zij heeft bij de politie verklaard dat [A] beelden van haar op internet heeft gezet, omdat zij hem geen geld wilde geven. Waarom in het vonnis staat dat zij is veroordeeld voor het online publiceren van de beelden en het bekennen van dit feit, is eiseres 1 dan ook onduidelijk. Zij heeft geen beelden van haarzelf op internet gezet. Feit is dat de beelden nog steeds op een Iraanse website zijn te raadplegen. Volgens eiseressen is dit al voldoende om aan te nemen dat zij bij terugkeer naar Iran voor de Iraanse autoriteiten en voor hun familieleden te vrezen hebben. In dit verband stellen eiseressen dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat eiseres 1 geen aangifte heeft gedaan van de mishandeling door haar vader en ooms. Volgens eiseressen gaat verweerder eraan voorbij dat in Iran de mannelijke familieleden de macht hebben over de vrouwen. Als eiseres aangifte zou hebben gedaan, dan zou zij daarvoor gestraft worden. Zeker, omdat een neef van eiseres 2 bij de politie werkt en hij zou voorkomen dat de vader en ooms gestraft zouden worden. Deze neef heeft ook laten weten dat hij eiseres 2 verantwoordelijk houdt voor de vlucht van zijn zus [B] die tegelijk met eiseressen uit Iran naar Nederland is gevlucht. In beroep hebben eiseressen verwezen naar de inwilligende beschikking van [B] en gesteld dat zij bij terugkeer in handen zullen komen van familieleden die afkomstig zijn uit de fundamentalistisch islamitische stam van Seyeds. Verder heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat zij geen originele stukken van de rechtbank hebben overgelegd. De originele stukken liggen bij haar vader. Tijdens een bezoek heeft haar tante een kopie van de stukken gemaakt, omdat zij de originelen – uit angst voor represailles – niet durfde mee te nemen.
12. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in de besluitvorming een veelvoud aan inconsistenties, vage, summiere, wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft tegengeworpen op grond waarvan hij de asielrelazen van eiseressen niet geloofwaardig acht. De rechtbank onderschrijft verweerders standpunt en oordeelt als volgt.
Over het asielrelaas van eiseres 1
De relatie met [A]
Over de relatie met [A] heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze ongeloofwaardig is. Daarbij heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiseres geen gedetailleerde, maar vage en summiere verklaringen over haar relatie met [A] heeft afgelegd. Zo kon eiseres niet aangeven wanneer zij met [A] een relatie is aangegaan. In haar toelichting op wat zij leuk vond aan [A] is zij slechts in algemene bewoordingen blijven steken. Zij heeft slechts verklaard dat zij [A] schattig, communicatief en grappig vond en dat hij lief voor haar was. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gedetailleerdere verklaringen van eiseres 1 mocht verwachten, omdat zij heeft verklaard dat zij twee jaar lang een relatie had met [A] , dat zij hem regelmatig in de wijk zag en dat zij telefonisch contact onderhielden met elkaar. Eiseres 1 heeft in beroep niet gereageerd op deze tegenwerpingen. Nu de verklaringen van eiseres 1 al afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van dit element, kan wat eiseres 2 daarover heeft verklaard niet tot een ander oordeel leiden.
De afpersing door [A]
De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit element niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Daarbij heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiseres 1 geen betaalbewijs heeft overgelegd waaruit blijkt dat haar tante € 1.000,- aan [A] heeft overgemaakt. Dit terwijl eiseres 1 heeft verklaard dat haar tante het geld via een geldwisselkantoor heeft overgemaakt, dat zij een betaalbewijs heeft meegekregen en dat ze dit betaalbewijs naar [A] heeft gestuurd.3 Niet gesteld of gebleken is waarom eiseres dit betaalbewijs niet heeft kunnen overleggen. In dit verband heeft verweerder ook mogen tegenwerpen dat eiseres 1 wisselende verklaringen heeft afgelegd over het stoppen van de afpersing. Zo heeft eiseres 1 eerst verklaard dat [A] meer foto’s van haar heeft verspreid, omdat zij niet meer wilde betalen, dat de problemen nooit gestopt zijn en dat zij steeds lastiggevallen werd. Later heeft eiseres 1 verklaard dat haar foto’s niet langer op de websites zoals X-video, YouTube en Looti staan, omdat een vriend uit Engeland een officieel verzoek had ingediend bij deze
websites om haar foto’s te verwijderen.4 Van dit officiële verzoek heeft eiseres 1 geen stukken overgelegd. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres 1 alleen verklaard dat zij dit aan die vriend zou moeten vragen. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres dit heeft gedaan, terwijl verweerder dit wel van haar mocht verlangen om haar asielrelaas te onderbouwen. De rechtbank stelt vast dat eiseressen voornoemde tegenwerpingen in beroep niet hebben bestreden of weerlegd. Reeds hierom heeft verweerder de gestelde afpersing door [A] niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden.
3 Zie nader gehoor eiseres 1, pagina 6.
4 Zie nader gehoor eiseres 1, pagina’s 18 en 37.
De aangifte en oproepen van de rechtbank Over de aangifte
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft
gesteld dat dit element ongeloofwaardig is. Daarbij heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiseres 1 geen stukken heeft overgelegd waaruit haar aangifte tegen [A] blijkt. Dit terwijl eiseres 1 heeft verklaard dat zij een foto van het aangifteformulier heeft gemaakt en dit naar [A] heeft gestuurd.5 De enkele stelling van eiseres 1 dat zij de foto heeft verwijderd en dat zij deze ook niet meer bij vrienden heeft kunnen opvragen, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden, om dit niet tegen te werpen. Ook heeft verweerder aan eiseres 1 mogen tegenwerpen dat zij geen eenduidige verklaring heeft afgelegd over waar de documenten van de rechtbank liggen. Zo heeft eiseres 1 eerst verklaard deze documenten wel te hebben, maar later heeft eiseres 1 verklaard dat haar tante deze heeft weggegooid.
Bij de zienswijze van 23 oktober 2020 heeft eiseres foto’s overgelegd van twee documenten van de rechtbank. Het eerste document is het vonnis van de rechtbank van 2 maart 2019. Het tweede document is de tenuitvoerlegging van het vonnis, opgemaakt op 7 april 2019 en waarin eiseres 1 wordt opgeroepen om op 30 april 2019 te verschijnen om de straf van 35 zweepslagen te ondergaan.
Over de stukken van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verweerder weliswaar heeft tegengeworpen dat eiseres 1 alleen kopieën van deze stukken heeft overgelegd, maar desondanks de inhoud van deze stukken wel heeft beoordeeld. In dat verband heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiseres 1 inconsistente verklaringen heeft afgelegd over de inhoud van de dagvaardingen. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiseres 1 heeft verklaard dat zij de eerste dagvaarding op 2 maart 2019 heeft ontvangen, dat daarin niets stond behalve dat ze bij de rechtbank langs moest gaan en dat ze niet heeft gelezen wat er in stond omdat het te pijnlijk was.6 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres tegenstrijdig zijn met de inhoud van de overgelegde stukken. Zo blijkt het eerste overgelegde document een vonnis (en geen dagvaarding) van de rechtbank van 2 maart 2019 te zijn, waarin eiseres 1 is veroordeeld vanwege publicatie van obscene foto's op internet en het plegen van daden tegen de deugdzaamheid en de openbare zedelijkheid. Dit komt niet overeen met de verklaring van eiseres 1 dat er niets in dit stuk van de rechtbank stond. Daarnaast heeft verweerder het bevreemdingwekkend mogen vinden dat het tweede overgelegde document op 7 april 2019 is opgemaakt en een oproep van 30 april 2019 vermeldt, terwijl eiseres deze data in het geheel niet heeft genoemd en zij tijdens de gehoren ook niet over een kennisgeving tenuitvoerlegging van een vonnis heeft verklaard. Verder heeft verweerder het inconsistent mogen vinden dat eiseres heeft verklaard dat zij de eerste dagvaarding van 2 maart 2019 en de tweede dagvaarding van
5 mei 2019 niet heeft gelezen, maar later wel heeft gesteld dat de tweede dagvaarding een oproep was om zweepslagen toegediend te krijgen. In dit kader heeft verweerder ook mogen tegenwerpen dat eiseres niet eenduidig heeft verklaard waar zij was op het moment dat haar vader de tweede dagvaarding in ontvangst nam. Zo heeft eiseres eerst verklaard dat zij pas na ontvangst van de tweede dagvaarding naar haar oma is gegaan om onder te duiken voor haar ooms. Later heeft eiseres 1 verklaard dat zij al bij haar oma ondergedoken zat toen haar
5 Zie nader gehoor eiseres 1, pagina 7.
6 Zie nader gehoor eiseres 1, pagina 15.
vader de tweede dagvaarding in ontvangst nam.7 Tot slot heeft verweerder ook mogen tegenwerpen dat in het vonnis van 2 maart 2019 staat dat eiseres 1 is veroordeeld, omdat zij beelden online heeft gepubliceerd en dat dit niet overeenkomt met de verklaring van eiseres dat [A] deze beelden heeft gepubliceerd. Wat eiseres hierover in beroep stelt maar niet onderbouwt, (zie rechtsoverweging 9) is onvoldoende om verweerders standpunt te weerleggen.
Problemen met familieleden
De rechtbank stelt vast dat verweerder zich in de voornemens en de bestreden besluiten gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseressen inconsistente verklaringen hebben afgelegd over het moment waarop eiseres 2 op de hoogte is gesteld van de problemen van eiseres 1, over het moment waarop eiseres 1 bij haar oma is gaan onderduiken en over het moment waarop de vader van eiseres 1 over haar problemen wist.8. De rechtbank onderschrijft verweerders standpunt dat die inconsistente verklaringen, waar eiseressen in beroep niet inhoudelijk op hebben gereageerd, maken dat dit element ongeloofwaardig is.
Met de enkele stelling van eiseres 1 dat zij niet in staat is om haar medisch dossier in Iran op te vragen, heeft zij voornoemde inconsistente verklaringen niet weggenomen. De stelling
van eiseressen dat er nog steeds naaktfoto’s/video’s van eiseres 1 op een Iraanse website te vinden zijn en dat dit al voldoende is om de gestelde vrees bij terugkeer in Iran aannemelijk te achten, volgt de rechtbank niet. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat alle door eiseres 1 genoemde links waarop de gestelde naaktfoto’s en video’s gepubliceerd zouden zijn, zeer recentelijk door gespecialiseerde medewerkers van de Immigratie- en naturalisatiedienst zijn onderzocht en dat deze niet gevonden zijn. Bij het raadplegen van de link die in het beroepschrift wordt genoemd, is volgens verweerder slechts een trailer van een Hollywood film te zien. Daarnaast heeft verweerder op basis van fotovergelijking van de overgelegde screenshots op verschillende websites gezocht, maar ook niets van eiseres 1 kunnen vinden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze toelichting van verweerder te twijfelen. De enkele stelling van eiseressen dat de beelden van eiseres 1 nog steeds op een Iraanse website te raadplegen zijn, is onvoldoende om verweerders standpunt te weerleggen. Nu niet vaststaat dat er beelden van eiseres 1 op internet staan, hebben eiseressen ook niet aannemelijk gemaakt dat zij om die reden voor de Iraanse autoriteiten of hun familieleden in Iran te vrezen hebben. De verwijzing naar de inwilligende beschikking van het nichtje van eiseres 2, maakt dat niet anders. Het is immers onduidelijk op grond van welke feiten en omstandigheden aan haar een verblijfsvergunning is verleend en in hoeverre haar asielrelaas verband houdt met het asielrelaas van eiseressen.
Interesse in het christendom
De rechtbank stelt vast dat eiseres 1 verweerders standpunt dat haar interesse in het christendom ongeloofwaardig is, niet heeft bestreden.
13. De rechtbank concludeert dat verweerder het asielrelaas van eiseres 1 niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
7 Zie nader gehoor eiseres 1, pagina’s 9 en 16.
8 Zie voornemen eiseres 1, pagina’s 7 en 8
Over het asielrelaas van eiseres 2
14. De rechtbank overweegt dat het asielrelaas van eiseres 2 in overwegende mate steunt op het asielrelaas van eiseres 1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het asielrelaas van eiseres 2 – ten aanzien van de afpersing door [A] en gestelde familieproblemen – op dezelfde gronden en overwegingen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank volstaat voor die elementen dan ook naar wat zij over het asielrelaas van eiseres 1 heeft overwogen en geoordeeld.
Beroepsgrond 3: Eiseres 2 is bekeerd tot het christendom. Verweerder heeft dit ten onrechte niet in deze procedure beoordeeld.
15. Eiseres 2 voert aan dat zij zich in de afgelopen twee jaren verder heeft verdiept in het christendom, dat zij een innerlijk proces heeft doorgemaakt, waarna zij zich heeft laten dopen. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres een doopakte overgelegd. Eiseres 2 stelt dat zij is bekeerd en dat zij dit heeft gedeeld met haar neef in [plaats] . Deze neef is onlangs in Iran geweest en heeft aan haar familie verteld dat zij bekeerd is. Hierdoor heeft zij bij terugkeer naar Iran voor haar leven te vrezen. Eiseres 2 stelt dat haar verklaringen in de nadere gehoren van 27 en 31 juli 2019 niet meer toereikend zijn om haar asielaanvraag te beoordelen. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat verweerder haar aanvullend had moeten horen over de bekering tot het christendom en hiervoor verwezen naar de werkinstructie 2019/18 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 3 juli 20199.
16. Tijdens de nadere gehoren heeft eiseres 2 verklaard dat zij interesse heeft in het christendom, maar dat zij zich daar nog niet in heeft kunnen verdiepen vanwege de problemen van eiseres 1. In de zienswijze van 23 oktober 2020 heeft eiseres 2 naar voren gebracht dat zij sinds een jaar kerkdiensten bijwoont en Bijbelstudie doet. Ook heeft eiseres aangevoerd dat zij bij terugkeer naar Iran als een afvallige zal worden gezien en dat zij haar bekering tot het christendom dan niet voor haar familie verborgen kan houden. De rechtbank acht deze informatie onvoldoende concreet voor het oordeel dat verweerder in deze procedure had moeten toetsen of eiseres 2 tot het christendom is bekeerd. Zoals verweerder terecht aanvoert, heeft eiseres na de zienswijze – dus na bijna negen maanden – niets meer ingebracht of aangevoerd over haar gestelde bekering tot het christendom. Eerst ter zitting heeft eiseres 2 aangevoerd dat verweerder haar op dit punt aanvullend had moeten horen. Hiermee heeft eiseres 2 – in feite – voor het eerst in beroep aan verweerder gevraagd om haar nadere verklaringen over de interesse in/bekering tot het christendom te onderzoeken en te beoordelen.10 Daar komt bij dat eiseres eerst op 5 juli 2021 (dus één week voor de zitting) een doopakte van 11 april 2021 heeft overgelegd om haar bekering tot het christendom te onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres dit nieuwe asielmotief dermate laat heeft aangevoerd dat zij geen mogelijk ziet om dit bij de beoordeling van het beroep te betrekken. De behandeling van de huidige procedure zal hierdoor immers ontoelaatbaar worden vertraagd, te meer nu verweerder de gelegenheid moet krijgen om eiseres 2 over dit asielmotief eerst te horen. Het staat eiseres vrij om hiervoor een nieuwe asielaanvraag in te dienen.
10 Zie rechtsoverweging 3 van de uitspraak van de ABRvS van 3 juli 2019, onder punt 103 van het arrest van het Hof
Beroepsgrond 4: Verweerder heeft de aanvragen van eiseressen ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond.
17. Eiseressen voeren in beroep aan dat verweerder hun asielaanvragen ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Daarbij stellen eiseressen dat geen sprake is van misleiding omtrent hun identiteit en nationaliteit. Immers, verweerder heeft die geloofwaardig geacht. Ook hebben zij geen onwaarschijnlijke verklaringen afgelegd die in strijd zijn met informatie over hun land van herkomst, Iran. De verklaringen die zij hebben afgelegd over hun problemen zijn, in het licht van de informatie die bekend is in Iran, geloofwaardig. De artikelen 30b, eerste lid, onder c en e, van de Vw, zijn dan ook ten onrechte aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd, aldus eiseressen.
18. De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting heeft aangevoerd dat hij de afwijzingsgrond in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van Vw niet langer handhaaft, zodat deze geen bespreking meer behoeft. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvragen van eiseressen heeft kunnen afwijzen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw. Daarbij overweegt de rechtbank dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseressen een vals Spaanse identiteitsbewijs en laissez-passer hebben gebruikt om Nederland binnen te komen. Hiermee hebben eiseressen geprobeerd in een gunstigere positie te komen door bewust informatie te verstrekken die aantoonbaar onjuist is. Dat eiseressen daarna hun Iraanse paspoorten tevoorschijn hebben gehaald, maakt dat niet anders.
19. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.