ECLI:NL:RBDHA:2021:16248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
NL21.10812
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Eritrese verzoekster. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 20 juli 2021 was de verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar waarnemend gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoekster haar beroep niet mocht afwachten, aangezien haar asielverzoek als kennelijk ongegrond was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen strijd met het arrest Gnandi vastgesteld en volgde de stelling van de verzoekster dat zij ten onrechte een voorlopige voorziening moest indienen niet. Tevens werd op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL21.10811), waardoor de voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Ettikhoven, en is op 22 juli 2021 bekendgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.10812
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. G. van Reemst),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.10811, op 20 juli 2021 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door mr. W.C. Boelens, als waarnemer van haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Ogbamichael. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoekster stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster haar beroep niet mocht afwachten omdat haar asielverzoek als kennelijk ongegrond is afgewezen1. Van strijd met het arrest Gnandi is geen sprake. De stelling dat verzoekster ten onrechte een voorlopige voorziening heeft moeten indienen, volgt de voorzieningenrechter daarom niet.
3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.10811, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
1. Zie bijvoorbeeld ABRvS 19 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4358).
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
22 juli 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.