Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft de Afghaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1995. Op 26 juni 2013 heeft eiser in Zweden asiel aangevraagd. Op 11 juli 2016 heeft eiser in Nederland asiel aangevraagd. Bij besluit van 12 augustus 2016 is deze aanvraag niet in behandeling genomen. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 15 september 2016 is het beroep van eiser ongegrond verklaard. Op 30 januari 2019 heeft eiser onderhavige aanvraag asiel ingediend.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- afvalligheid van de islam;
- bekering tot het christendom.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder heeft ongeloofwaardig geacht dat eiser zich heeft
afgewend van de islam en zich heeft bekeerd tot het christendom. Verweerder heeft bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.
4. Eiser voert in beroep aan hij geloofwaardig heeft verklaard over het feit dat hij zich heeft afgewend van de islam. Volgens eiser werd hij geconfronteerd met een onwaarheid van de mullah en was de hemelvaart van Mohammed de reden voor het onderzoek naar de islam. Eiser heeft gelezen over een ezel. Niet valt in te zien dat deze vertaling niet juist is. Tevens stelt eiser dat hij het om hulp vragen van zijn god en die hulp niet krijgen reden vormt om te twijfelen aan die god, zeker als het gaat om iets wezenlijks, zoals een verblijfsvergunning. Eiser voert verder aan dat hij in zijn geloof en in zijn geloofsleven te maken had met een mullah. De lichamelijke en geestelijke mishandeling door de mullah hebben negatieve invloed gehad op het geloofsleven van eiser. Ook de oorlogen van de islam in het verleden hebben een rol gespeeld. Eiser is daarom gaan twijfelen aan de islam. Volgens eiser moet verweerder alle elementen in onderlinge samenhang bekijken.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiser zich heeft afgewend van de islam. Van belang is dat dat eiser heeft verklaard over de hemelvaart van Mohamed op een ezel terwijl er sprake is van een wit paard met vleugels aan de hoeven. Tevens is het niet geloofwaardig dat een praktiserende en gelovige moslim onwetend is van een belangrijke vertelling (de hemelvaart) binnen de islam. Verder is van belang dat de motieven van eiser om zich af te wenden van de islam los staan van deze religie. Immers het ontvangen van een negatieve beschikking en het worden mishandeld door een mullah heeft niets met religie te maken. Ook het feit dat er oorlogen uit naam van de religie zijn gevoerd, kan niet worden gezien als reden omdat ook uit naam van het christendom oorlogen zijn gevoerd. Nu de gestelde afvalligheid van de islam niet geloofwaardig wordt geacht, doet dit op voorhand afbreuk aan de gestelde bekering tot het christendom.
Bekering tot het christendom
6. Eiser voert in beroep aan dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft gemotiveerd waarom hij moet duiden hoe de jongens door het christelijk geloof zijn geholpen. Dit is immers een innerlijke geloofsovertuiging van die jongens. Eiser kan enkel verklaren wat hij zag en waarom dit een trigger voor hem is geweest. Eiser heeft uitgebreid verklaard over zijn verslaving. Het geloof heeft eiser van zijn verslaving afgeholpen. Eiser is door zijn geloof veranderd. Over de kennis van het geloof stelt eiser dat er niet is doorgevraagd over de specifieke kennis over de pinkstergemeente. Verweerder vraagt steeds naar de kerk en niet naar de stroming. De vraag over de drie-eenheid heeft eiser goed beantwoord. Over de feestdagen heeft eiser verklaard dat ze allemaal belangrijk zijn. Ook over de doop heeft eiser eenduidig verklaard wat dit voor hem betekent. Eiser stelt verder dat de samenhang van de getoonde kennis, het beschreven proces en de activiteiten de eventuele twijfel met betrekking tot het proces wegnemen.
7. Uit werkinstructie 2019/18 volgt dat het belangrijk is dat alle de drie de elementen (de motieven voor en het proces van bekering, kennis van het nieuwe geloof en de activiteiten die in het kader daarvan worden ontplooid) in onderlinge samenhang worden
betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de bekering. Hierbij kan in het algemeen worden gesteld dat het zwaartepunt in de meeste gevallen ligt bij de motieven voor en het proces van bekering.
8. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)1 volgt dat verweerder is gehouden in de motivering van zijn besluit zijn beoordeling van de andere twee elementen, kennis en activiteiten, te betrekken, ook al ligt het zwaartepunt nog steeds bij de motieven voor en het proces van bekering. Ook in de situatie dat een vreemdeling ontoereikende verklaringen over de motieven voor en het proces van bekering heeft afgelegd, zal verweerder kenbaar moeten motiveren wat hij van de verklaringen van een vreemdeling over de andere twee elementen vindt en indien die verklaringen overtuigend zijn, waarom deze verklaringen diens ontoereikende verklaringen over het eerste element niet kunnen compenseren.
9. Van belang is dat eiser heeft verklaard dat hij een groep jongens heeft ontmoet maar hij kan niet goed verklaren hoe die jongens door het geloof zijn veranderd. Eiser heeft verder verklaard dat hij was verslaafd aan pornografie en bier. Eiser maakt niet concreet op welke manier zijn nieuwe geloof hem heeft geholpen verlost te raken van zijn verslavingen. Eiser blijft in abstracte begrippen spreken over hoe het christendom hem heeft veranderd. In werkinstructie 2019/18 staat in paragraaf 3.3 ‘kennis’ dat van een vreemdeling mag worden verwacht dat hij kan vertellen bij wat voor soort kerk hij zich heeft aangesloten en waarom hij zich daarbij heeft aangesloten. Over de kennis heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat hij niet goed kan motiveren waarom hij zich heeft aangesloten bij de pinkstergemeente. Het feit dat [A] op zijn pad kwam en daarmee ook de pinkstergemeente, is hiervoor onvoldoende. Eiser heeft verder geen weet van de bijzonderheden van de pinkstergemeente. Ook de beschrijving van de dienst is algemeen en oppervlakkig. Ook over de feestdagen kan eiser niet specifiek verklaren welke dagen voor hem specifiek bijzonder zijn. Wat betreft de geloofsactiviteiten heeft verweerder gesteld dat er wel activiteiten worden verricht maar dat de activiteiten niet van voldoende betekenis zijn om de andere twee elementen te compenseren. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd.
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiser zich heeft bekeerd tot het christendom.
11. Eiser stelt in beroep dat zijn twitteraccount niet privé is en dat ook niet is geweest. Bepaalde twitterberichten zijn door 3000 mensen bekeken. Deze hoeveelheid exposure kan niet ongedaan worden gemaakt door het account offline te halen. Er is dus bij meer dan 3000 mensen kennis van de afvalligheid van eiser. Als Hazara is eiser extra kwetsbaar in Afghanistan en door deze twitterberichten wordt deze kwetsbaarheid versterkt. Eiser loopt daarom het risico op vervolging.
12. Niet in geschil is dat eiser behoort tot de Hazara-bevolkingsgroep. In het landgebonden beleid van verweerder worden Hazara aangemerkt als risicogroep2. In het beleid van verweerder is verder bepaald dat een vreemdeling die tot een risicogroep behoort, indien er sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen, met geringe indicaties aannemelijk kan maken dat zijn problemen die verband houden met één van de vervolgingsgronden leiden tot een gegronde vrees voor vervolging. Het individualiseringsvereiste blijft van toepassing op de vreemdeling die behoort tot een risicogroep3.
13. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Afghaanse autoriteiten of de taliban op de hoogte zijn van zijn twitteraccount. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat van eiser mag worden verwacht, gelet op de ongeloofwaardig bevonden afvalligheid en bekering, dat hij zijn twitteraccount niet langer openstelt. Ook zijn eisers verklaringen omtrent de afvalligheid en de bekering ongeloofwaardig bevonden. Gelet hierop behoort eiser weliswaar tot een risicogroep, maar heeft hij niet met geringe indicaties aannemelijk gemaakt dat hem problemen te wachten staan die verband houden met één van de vervolgingsgronden die leiden tot een gegronde vrees voor vervolging.
Ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
14. Eiser voert in beroep aan dat Hazara niet alleen als risicogroep maar ook als kwetsbare minderheidsgroep moeten worden beschouwd. Verweerder heeft ten onrechte enkel gewezen naar het beleid waarin niet is gemotiveerd waarom Hazara niet als kwetsbare minderheidsgroep zijn aangemerkt. Dat Hazara in bepaalde gebieden niet in de minderheid zijn, sluit niet uit dat zij daar een kwetsbare minderheidsgroep vormen. Eiser heeft hierbij verwezen naar de uitspraak van de ABRvS van 18 december 20194. Eiser wijst er verder op dat hij geen sociaal vangnet heeft en daarom extra kwetsbaar is.
15. De rechtbank stelt vast dat verweerder, naar aanleiding van bovengenoemde uitspraak van de ABRvS, het landgebonden beleid heeft aangepast en dat Hazara in het beleid zijn aangemerkt als risicogroep. Verweerder heeft Hazara niet aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep. Uit de uitspraak van de ABRvS volgt ook niet dat Hazara moeten worden aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd hoe het feit dat eiser behoort tot de Hazara- bevolkingsgroep is betrokken bij de beoordeling. Gebleken is dat eiser niet afkomstig is uit een leefgebied waar hij behoort tot een (gemarginaliseerde) etnische minderheid, die aldaar problemen heeft ondervonden. Eiser komt juist uit een gebied waar de Hazara in de meerderheid zijn. Eiser heeft niet verklaard dat hij vreest voor problemen omdat hij een Hazara afkomst heeft. Eiser heeft evenmin onderbouwd waarom Hazara moeten worden aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep. Ook is niet onderbouwd dat eiser in Afghanistan geen sociaal vangnet heeft. Gelet op het voorgaande heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
16. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.