ECLI:NL:RBDHA:2021:16282
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. H.M. Pot, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië niet binnen de gestelde termijn van twee maanden heeft gereageerd op het overnameverzoek, waardoor de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag sinds 20 mei 2021 vaststaat. Eiser heeft aangevoerd dat de overdrachtstermijn op vier dagen na is verstreken en dat er geen sprake kan zijn van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië, verwijzend naar rapporten van AIDA en SFH/OSAR.
De rechtbank oordeelt dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat eiser niet heeft aangetoond dat in zijn geval van dit beginsel moet worden afgeweken. De rechtbank heeft geen informatie ontvangen die aantoont dat er structurele gebreken zijn in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank concludeert dat de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië voldoen aan de vereisten en dat de omstandigheden van eiser niet zodanig zijn dat de overdracht aan Italië een onevenredige hardheid zou opleveren. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.