In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een herhaalde asielaanvraag van een Iraanse vrouw. Eiseres, die in 1972 is geboren, heeft in 2015 haar eerste asielaanvraag ingediend, die werd afgewezen op grond van ongeloofwaardigheid van haar bekering tot het christendom. In haar herhaalde aanvraag, ingediend op 18 oktober 2020, stelde zij dat er nieuwe elementen waren, waaronder een verklaring van haar voorganger en een beroep op nieuw beleid van de overheid. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de aanvraag echter niet-ontvankelijk, omdat er volgens hem geen nieuwe elementen of bevindingen waren.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de aanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen en geconcludeerd dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de nieuwe elementen niet als zodanig konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres wel degelijk nieuwe informatie heeft gepresenteerd die relevant is voor de beoordeling van haar geloofsbeleving en bekering. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de nieuwe elementen opnieuw moeten worden beoordeeld.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres toegewezen, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral wanneer het gaat om geloofsgerelateerde kwesties.