ECLI:NL:RBDHA:2021:16904
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Afwijzing op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel en gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. M.S. Janssen-Polet, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aanvroeg. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door F.F.M. van de Kamp, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat Italië niet langer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, gezien de recente ontwikkelingen in de opvang en asielprocedures in Italië.
De rechtbank heeft de zaak op 30 november 2021 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank overweegt dat de verweerder zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, en dat het aan eiser is om aan te tonen dat dit beginsel in zijn geval niet opgaat. Eiser heeft verschillende rapporten over de situatie in Italië ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze informatie onvoldoende is om te concluderen dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij onder artikel 9 van de Dublinverordening valt vanwege een gezinsband met zijn broer, die al geruime tijd in Nederland verblijft. De rechtbank oordeelt echter dat eiser en zijn broer geen 'gezinsleden' zijn in de zin van de Dublinverordening en dat de gestelde afhankelijkheid van eiser van zijn broer niet voldoende is aangetoond. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden niet zodanig zijn dat de aanvraag van eiser aanvaard had moeten worden, en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.