ECLI:NL:RBDHA:2021:3713
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van toevoeging voor verblijfsrecht als au pair en verblijf bij partner
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. [eiser], en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, vertegenwoordigd door mr. J.M. Stevers en H.J. Spiegelenberg. De zaak betreft de intrekking van een voor een toevoeging vastgestelde vergoeding door de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had in twee procedures bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst rechtsbijstand verleend aan een au pair, die haar verblijfsvergunning wilde behouden, en aan dezelfde au pair die een verblijfsvergunning bij haar partner wilde aanvragen. De Raad voor Rechtsbijstand stelde dat beide procedures hetzelfde rechtsbelang hadden, wat eiser betwistte. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van hetzelfde rechtsbelang, omdat de doelstellingen van de procedures wezenlijk verschilden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de Raad voor Rechtsbijstand, verklaarde het bezwaar van eiser gegrond en herstelde de intrekking van de vergoeding. Tevens werd de Raad voor Rechtsbijstand veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht.