ECLI:NL:RBDHA:2021:4054
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling
Op 20 januari 2021 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, vergezeld van een verzoek om verweersters te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. Tijdens de zitting op 15 april 2021 zijn verzoeker en zijn schuldhulpverleners gehoord, terwijl de verweersters, UWV en Dienst Gemeentelijke Belastingen (DGB), niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een totale schuld heeft van € 169.281,23 aan vijf schuldeisers, waarbij UWV en DGB respectievelijk € 7.841,84 en € 2.078,04 vorderen. De aangeboden schuldregeling, die door de andere schuldeisers is aanvaard, werd door UWV en DGB geweigerd. UWV verwees naar een boete die aan verzoeker was opgelegd, terwijl DGB stelde dat de schuldhulpverlener niet bij de NVVK was aangesloten.
De rechtbank overweegt dat het aan schuldeisers vrijstaat om volledige betaling van hun vorderingen te verlangen, maar dat zij onder bijzondere omstandigheden kunnen worden gedwongen om in te stemmen met een schuldregeling. De rechtbank oordeelt dat de weigering van DGB niet gerechtvaardigd is, aangezien aansluiting bij de NVVK geen wettelijke vereiste is. Wat betreft UWV stelt de rechtbank vast dat, hoewel het beleid van UWV inhoudt dat zij niet meewerkt aan een vrijwillig akkoord, dit niet uitsluit dat zij onder bepaalde voorwaarden kan worden bevolen om in te stemmen met de regeling. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare is, gezien de omstandigheden van verzoeker, en dat de belangen van de overige schuldeisers beter gediend zijn met de aanvaarding van de regeling. De rechtbank beveelt UWV om in te stemmen met de schuldregeling en wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.