ECLI:NL:HR:2010:BM3975
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechter om UWV te bevelen in te stemmen met een schuldregeling onder de Faillissementswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) als verzoeker tot cassatie optrad tegen [verweerder]. De zaak betreft een verzoek van [verweerder] aan de rechtbank om UWV te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling op basis van artikel 287a F van de Faillissementswet. UWV weigerde medewerking aan deze regeling, onder verwijzing naar de socialezekerheidswetgeving die hen verbiedt om in bepaalde gevallen mee te werken aan een schuldregeling. De rechtbank heeft UWV echter bevolen in te stemmen met de schuldregeling, en dit vonnis werd door het gerechtshof bekrachtigd. UWV heeft cassatie ingesteld, waarbij de Hoge Raad zich moest buigen over de vraag of de rechter bevoegd is om UWV te dwingen tot instemming met de schuldregeling, ondanks de wettelijke beperkingen die voor UWV gelden.
De Hoge Raad oordeelt dat de rechter onder de voorwaarden van artikel 287a F bevoegd is om UWV te bevelen in te stemmen met een schuldregeling, ook al heeft UWV gerechtvaardigde redenen om te weigeren. De rechter moet daarbij een belangenafweging maken tussen de belangen van UWV en die van de schuldenaar en andere schuldeisers. De Hoge Raad concludeert dat de omstandigheden waaronder UWV kan weigeren om mee te werken aan een schuldregeling niet in de weg staan aan de mogelijkheid voor de rechter om een bevel te geven. Dit arrest bevestigt de mogelijkheid voor de rechter om in te grijpen in de medewerking van UWV aan schuldregelingen, mits de rechter de belangen van alle betrokken partijen in overweging neemt.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de Faillissementswet en de rol van UWV in schuldregelingen, en benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging door de rechter. De Hoge Raad verwerpt het beroep van UWV en veroordeelt hen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 2.184,34.