ECLI:NL:RBDHA:2021:4736

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
NL20.13768
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Guinese eiser op basis van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en vergewisplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Guinese eiser. De eiser, die op 9 augustus 2019 naar Nederland was gereisd met een geldig toeristenvisum, had op 10 augustus 2019 asiel aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig werden geacht, maar zijn asielrelaas ongeloofwaardig werd bevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet in bewijsnood verkeerde, ondanks zijn claim dat er geen contra-experts beschikbaar waren om de documenten uit Guinee te verifiëren. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, op basis van het onderzoek van Bureau Documenten, had voldaan aan de vergewisplicht en dat de onderliggende stukken de conclusie van het onderzoek konden dragen. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij problemen had ondervonden van de autoriteiten in Guinee als gevolg van zijn deelname aan demonstraties. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.13768
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A. Hol),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. B. Kemalli).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn toenmalige gemachtigde, mr. R.S. Nandoe. Als tolk is verschenen
J.P.M. Olsthoorn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om de onderliggende stukken die ten grondslag liggen aan de verklaring van het onderzoek van Bureau Documenten van 5 november 2019 en de vragen die, naar aanleiding van de zienswijze, zijn gesteld aan Bureau Documenten en de antwoorden die zijn gegeven, te verstrekken.
Bij uitspraak van 5 maart 2021 heeft een andere rechter geoordeeld dat het verzoek van verweerder tot beperkte kennisname van de onderliggende stukken van Bureau Documenten gerechtvaardigd is.
Op 18 maart 2021 heeft eiser toestemming verleend om mede op grondslag van de onderliggende stukken uitspraak te doen,
Nadat partijen toestemming hebben toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. Eiser heeft de Guinese nationaliteit en is geboren op [1994] . Eiser is op 9 augustus 2019 met een geldig toeristenvisum naar Nederland gereisd. Eiser heeft op
10 augustus 2019 asiel aangevraagd.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • lidmaatschap van de partijen UFDG en FNDC;
  • deelname aan demonstraties;
  • problemen door ontvangen oproepen van de politie als gevolg van deelname aan demonstraties.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser lid was van de UFDG en FNDC en dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties. Verweerder heeft ongeloofwaardig geacht dat eiser oproepen van de politie heeft ontvangen als gevolg van deelname aan demonstraties en dat hij daardoor problemen heeft gehad met de autoriteiten. Volgens verweerder komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel.
Onderzoek Bureau Documenten
4. Eiser stelt in beroep dat hij in bewijsnood verkeert omdat er geen contra-experts zijn inzake documenten die afkomstig zijn uit Guinee. Eiser stelt verder dat verweerder niet aangeeft welke vragen hij wanneer aan Bureau Documenten heeft gesteld. Evenmin geeft verweerder aan wanneer Bureau Documenten deze vragen heeft beantwoord en welke antwoorden zijn gegeven. Eiser wijst op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 19 augustus 20201 en verzoekt de rechtbank om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder, naar aanleiding van de zienswijze van eiser, Bureau Documenten nader heeft bevraagd over de totstandkoming van de conclusie van de verklaring van onderzoek van 5 november 2019. Op grond van de informatie die Bureau Documenten heeft verstrekt, heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de verklaring van het onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
6. Na inzage van de onderliggende stukken, is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft voldaan aan de vergewisplicht en dat de onderliggende stukken de conclusie van de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten, dat de oproepen van de politie niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven, kunnen dragen. Verweerder heeft daarom het onderzoek van Bureau Documenten aan zijn besluitvorming ten grondslag mogen leggen.
7. Eiser heeft niet middels een contra-expertise de conclusie van Bureau Documenten bestreden. De stelling dat eiser in bewijsnood verkeert, betekent niet dat er sprake is van strijd met het beginsel van ‘equality of arms’. Eiser heeft namelijk de mogelijkheid om zijn asielrelaas aannemelijk te maken door middel van het afleggen van geloofwaardige verklaringen of door te komen met ander relevant bewijs.
Oproepen van de politie en verklaringen van eiser
8. Eiser stelt in beroep, samengevat, dat het rapport van de Immigration and Refugee Board of Canada van 7 december 2015 niet gaat over oproepen die afkomstig zijn van de politie. Volgens eiser staan op de oproepen wel degelijk voldoende adresgegevens van de politie vermeld. Eiser wijst op een e-mailbericht van [A] ( [A] ), advocaat en voorzitter van de Guineese mensenrechtenorganisatie [mensenrechtenorganisatie] , van 29 juni 2020. In deze e-mail wordt door [A] antwoord gegeven op vragen die door eiser zijn gesteld over de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden in de oproepen en de verklaringen. Volgens eiser werd hij na zijn deelname aan de manifestatie in februari 2019 in de gaten gehouden en onder deze omstandigheden is het volgens eiser aannemelijk dat hij tijdens zijn deelname aan de demonstratie op 1 augustus 2019 werd geïdentificeerd. Eiser wijst op een internetartikel waarin hij als militant lid van de partij wordt omschreven. Van eiser kan niet worden verlangd dat hij weet waarom een journalist over hem schrijft. Volgens eiser heeft hij veel vragen over zijn partij weten te beantwoorden en is het aannemelijk dat hij in Guinee als politiek activist van een oppositiepartij wordt aangemerkt.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is.
Gebleken is dat de oproepen van de politie strijdig zijn met informatie die afkomstig is uit algemene bronnen. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat het rapport van de Immigration and Refugee Board of Canada van 7 december 2015 betrekking heeft op oproepen die zijn afgegeven door de politie en dat de oproepen tegenstrijdig zijn met informatie uit dit rapport. Gebleken is dat de oproepen niet de adresgegevens bevatten van de instantie die de oproepen heeft afgegeven. Daarnaast bevatten de oproepen niet de naam van de politieofficier die de oproepen heeft opgesteld. Bovendien is in de oproepen naar een verkeerd wetsartikel verwezen. Ook is in de oproepen het verkeerde wetsartikel met pen gewijzigd in een ander verkeerd wetsartikel.
Verder is van belang dat ook de verklaringen van eiser tegenstrijdig zijn met informatie die blijkt uit algemene bronnen. Eisers verklaring dat hij na de demonstraties is opgeroepen komt niet overeen met informatie uit openbare bronnen waaruit blijkt dat demonstranten ter plekke worden gearresteerd zonder een arrestatiebevel. Daarnaast wordt niet ingezien hoe de politie heeft geweten dat eiser één van de demonstranten is geweest en waar hij woonde.
Hierbij is van belang is dat eiser heeft verklaard dat bij de demonstratie geen politie aanwezig was maar alleen journalisten. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat er wel sprake was van infiltratie door de politie terwijl uit openbare bronnen juist blijkt dat politie en gendarmerie opzichtig aanwezig zijn bij demonstraties.
10. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door [A] is gesteld, niet leidt tot een ander oordeel. [A] heeft niet – met objectief verifieerbare stukken – zijn verklaringen en stellingen onderbouwd. Reeds hierom kan aan de verklaringen van [A] niet de waarde worden gehecht die eiser hier aan gehecht wil zien. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat bepaalde tegenstrijdigheden in de oproepen niet worden weerlegd door [A] . [A] heeft bijvoorbeeld geen verklaring gegeven waarom het verkeerde wetsartikel met pen is gewijzigd in een ander verkeerd wetsartikel. Ook de stelling dat politieambtenaren “wel eens” vergeten om de oproep met naam te ondertekenen, verklaart niet waarom op alle vier de oproepen die eiser heeft overgelegd de naam van de ondertekenaar ontbreekt.
11. Wat betreft het artikel dat over eiser is geschreven en dat is gepubliceerd op [website] is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat de inhoud van het artikel niet overeenkomt met de verklaringen van eiser. Bovendien heeft eiser geen verklaring gegeven waarom een journalist juist over hem heeft geschreven terwijl hij daar met honderden partijgenoten voor de rechtbank stond en eiser geen belangrijk lid was. Hierbij is van belang dat uit zowel het ambtsbericht Guinee van 2014 als de Media Sustainability Index 2012 naar voren komt dat journalisten steekpenningen accepteren doordat zij slecht worden betaald. Aan de inhoud van het artikel komt daarom niet de door eiser gewenste waarde toe.
Conclusie
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de uitkomst van het onderzoek van Bureau Documenten, de tegenstrijdigheden in de oproepen van de politie en de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser, het asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
13. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
19 april 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. G.P. Loman M. van Ettikhoven
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.