ECLI:NL:RBDHA:2021:5010
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand voor bedrijfsmatig handelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer, en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had een aanvraag ingediend voor een toevoeging voor rechtsbijstand, omdat hij juridische werkzaamheden voor een derde had verricht en een geschil had over de betaling daarvan. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat de procedure noodzakelijk was voor het voortbestaan van zijn bedrijf. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat zijn recht op toegang tot de rechter werd geschonden.
De rechtbank overwoog dat het aan eiser was om de benodigde financiële informatie te verstrekken, zodat de Raad voor Rechtsbijstand een inhoudelijke beoordeling kon maken. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag rechtmatig was, omdat eiser niet had voldaan aan de eisen die gesteld werden voor het verkrijgen van een toevoeging in het kader van bedrijfsmatig handelen. De rechtbank verwierp ook de beroepsgrond van eiser over de schending van zijn recht op toegang tot de rechter, omdat de relevante wetgeving niet in strijd was met het EVRM.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de besluiten van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser werd erop gewezen dat hij binnen zes weken na de uitspraak een hogerberoepschrift kon indienen als hij het niet eens was met de uitspraak.