ECLI:NL:RBDHA:2021:5158
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning AOW-pensioen naar norm van gehuwde en beoordeling van duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een AOW-pensioen aan eiser, die met ingang van 8 september 2019 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) had aangevraagd. Verweerder, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), heeft het pensioen aan eiser toegekend naar de norm van een gehuwde, omdat hij en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden leven. Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en zijn echtgenote sinds 2005/2006 niet meer samenwonen en hun affectieve relatie is verbroken. Echter, er is sprake van financiële verwevenheid en een zekere mate van onderling contact en wederzijde zorg. Eiser heeft aangevoerd dat hij en zijn echtgenote wel degelijk duurzaam gescheiden leven, maar de rechtbank oordeelt dat de feiten en omstandigheden, waaronder gezamenlijke eigendom van een woning en een gezamenlijke bankrekening, erop wijzen dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser voor de toepassing van de AOW als gehuwde moet worden aangemerkt. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.