8.8.Tot slot heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank kunnen tegenwerpen dat eiser en referente anders verklaren over wat zij beiden in het weekend (zaterdag en zondag) voorafgaand aan de hoorzitting hebben gedaan en tevens over wat zij hebben gedaan met de verjaardag van referente. Referente verklaart dat zij meestal thuis blijven op zaterdag en dat soort zaken niet zo makkelijk onthoudt en over de zondag verklaart referente dat zij zich niet kan herinneren omdat er niets bijzonders is gebeurd. Over haar verjaardag - te weten 2 dagen voor de hoorzitting - verklaart referente dat zij met eiser naar zee in Den Haag is geweest en daar nog naar een café is geweest. Eiser heeft verklaard dat hij niet meer weet wat hij en referente gedaan hebben. Eiser denkt dat zij naar de stad zijn gegaan en thuis zijn geweest. Eiser geeft aan dat er ‘niks bijzonders’ gedaan is met de verjaardag van referente. Eiser heeft daarna, geconfronteerd met de verklaring van referente, aangegeven dat hij dacht dat bedoeld werd dat er feest was gevierd.
9. Hoewel uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat eiser en referente tijdens die zitting ook op onderdelen gelijkluidend hebben verklaard, heeft verweerder zich gelet op dat verslag terecht op het standpunt gesteld dat eiser en referente op essentiële punten verschillend en met name onwetend hebben verklaard, zoals hierboven is weergegeven.
Verweerder heeft dan ook terecht aan de tegenstrijdigheden in de door eiser en referente afgelegde verklaringen zwaarder gewicht toegekend dan aan de overeenkomsten daarin. Aan hetgeen eiser en referente als verklaring voor die tegenstrijdigheden in bezwaar naar voren hebben gebracht en ook de uitleg, met deels een onderbouwing met documenten in bezwaar, die op onderdelen is gegeven, heeft verweerder terecht niet die waarde gehecht die zij zelf eraan hechten. De (in bezwaar) overgelegde door eiser en referente ondertekende huurovereenkomst en de verklaring van de verhuurder maakt dat niet anders.
10. De in beroep overgelegde stukken, over het huwelijk van 2 november 2020, de betaling van de huur van januari 2021 tot en met mei 2021, de huurovereenkomst van het nieuwe adres per 1 april 2020, het inschrijfbewijs bij de Kamer van Koophandel van
19 maart 2021 over het eigen bedrijf van referente in fotografie en de uitzendovereenkomst van referente, kunnen, gelet op de ex-tunc toetsing, niet bij de beoordeling van onderhavig beroep worden betrokken. Het feit dat eiser en referente inmiddels gehuwd zijn en (al die tijd) samenwonen, kan uiteraard wel naar voren worden gebracht in een nieuwe aanvraag. De rechtbank merkt daarbij ten overvloede op dat er op enig moment een omslagpunt komt in de geloofwaardigheid van een relatie door tijdsverloop.
11. Ten aanzien van het beroep van eiser op de schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat van het horen in bezwaar slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het bestreden besluit en de gronden die zijn aangevoerd in de bezwaarfase is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien.
12. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder de relatie van eiser en referente niet ten onrechte als schijnrelatie aangemerkt. Verweerder heeft de aanvraag van eiser om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000 derhalve op goede gronden afgewezen.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.M. Horsten-Kuijpers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 mei 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.