ECLI:NL:RBDHA:2021:5458

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
NL 21.4243 VK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse eiseres afgewezen, maar rechtbank vernietigt besluit en vraagt om herbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een asielberoep van een Iraanse eiseres. De eiseres had een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar haar aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van het beroep van de eiseres tegen dit besluit. De eiseres heeft verklaard dat zij in Iran problemen heeft ondervonden vanwege haar politieke opvattingen en uitlatingen, en dat zij is verkracht door haar baas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eiseres geen bescherming zou kunnen krijgen van de Iraanse autoriteiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de asielaanvraag ten onrechte als ongegrond is afgewezen en heeft het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de verklaringen van de eiseres opnieuw op geloofwaardigheid moeten worden beoordeeld. Tevens heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.068,-. De uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4243

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1] , v-nummer: [V-nummer] , eiseres,

mede namens haar minderjarige dochter
[eiseres 2]
(gemachtigde: [naam] ),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

ProcesverloopBij besluit van 15 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond en aan haar een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk in de taal Farsi was [naam] aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Eiseres is op 24 november 2019 met een geldig Schengen-visum naar Nederland gereisd, samen met haar man, haar dochter ( [leeftijd] ), haar zus en de twee kinderen van haar zus ( [leeftijd] en [leeftijd] ). De man van eiseres is vervolgens naar Iran teruggekeerd. Eiseres, haar zus en de kinderen hebben een asielaanvraag ingediend.
Asielrelaas
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende relaas ten grondslag gelegd. Eiseres is in 2007 getrouwd met [naam] en sindsdien heeft zij in de stad [plaatsnaam] gewoond. Eiseres heeft [omschrijving] gestudeerd en werkte als [beroep] en als [beroep] . Ook gaf ze [omschrijving] voor het [omschrijving] en [omschrijving] . Vanaf ongeveer 2017, toen een artikel van eiseres buiten haar wil om met grote aanpassingen werd gepubliceerd, is zij zich in haar lessen kritischer gaan uiten ten opzichte van de islam en de regering. In 2019 is eiseres zowel door haar baas bij de [omschrijving] als door haar baas bij het [omschrijving] gewaarschuwd over haar meningsuitingen. Op 2 oktober 2019 is eiseres verkracht door haar baas bij het [omschrijving] . Op 16 oktober 2019 is teruggegaan naar haar baas om ontslag te nemen. Hij heeft haar toen voorgesteld om een relatie met haar aan te gaan en bedreigd als zij daar niet mee akkoord zou gaan. Op 30 oktober 2019 werd haar door de [omschrijving] meegedeeld dat zij daar niet meer welkom was, omdat zij ervan werd verdacht een politieke activist tegen de regering en de islam te zijn. Ze was op een zogeheten zwarte lijst gezet. Op 16 november 2019 heeft eiseres enige tijd meegelopen met een protest tegen de regering. Een vriend van haar schoonvader, [functie] [naam] , heeft daarna haar schoonvader gebeld met de waarschuwing dat zij voorzichtig moest zijn en voor enige tijd moest vertrekken. Ook vertelde hij dat eiseres zich voor een verhoor bij de geheime dienst moest melden. Verder heeft eiseres verklaard dat zij nooit in de islam heeft geloofd en dat zij sinds haar verkrachting een grote hekel aan de islam heeft gekregen. Bij terugkeer in Iran wil zij niet meer aan de islamitische verplichtingen voldoen.
Bestreden besluit
3.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) problemen vanwege haar overtuiging en uitlatingen tijdens lezingen;
3) verkrachting en bedreiging door haar baas;
4) deelname aan de protesten in 2019;
5) afwending van de islam.
3.2.
Verweerder vindt de elementen 1, 3 en 4 geloofwaardig maar vindt de elementen 2 en 5 niet geloofwaardig. Volgens verweerder kunnen de geloofwaardig bevonden elementen er niet toe leiden dat eiseres bij terugkeer naar Iran een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] of dat zij moet worden aangemerkt als een vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. [2] Het is niet gebleken dat eiseres in Iran wordt gezocht vanwege haar deelname aan de demonstratie van 16 november 2019. Tegen de verkrachting door haar baas kan eiseres bescherming inroepen van de Iraanse autoriteiten. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag van eiseres afgewezen. De asielaanvraag is kennelijk ongegrond omdat zij niet direct na aankomst in Nederland haar asielaanvraag heeft ingediend, maar pas na vijf dagen.
Beroepsgronden
4. Eiseres voert in beroep aan dat het wel geloofwaardig is dat zij nooit in de islam heeft geloofd. Ze heeft daar niet tegenstrijdig over verklaard. Ze wordt in Iran als afvallige gezien en dat wordt daar niet geaccepteerd. Ze verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 19 augustus 2020. [3] Verder vindt eiseres dat de geloofwaardig geachte verkrachting en bedreiging door haar baas er wel degelijk toe leidt dat zij in Iran gevaar loopt. Hij is immers op de hoogte van haar plaatsing op de zwarte lijst en van het feit dat er een dossier tegen haar is opgebouwd. Dat zij bij uitreis uit Iran niet is gearresteerd, komt omdat haar baas haar bedenktijd had gegeven. Ook door haar deelname aan de demonstratie in november 2019 loopt zij gevaar bij terugkeer. Daarnaast heeft eiseres met een foto van een brief onderbouwd dat zij in Iran op een zwarte lijst staat. Dit moet als bewijs mee worden genomen bij de beoordeling. Verder heeft verweerder haar werkzaamheden en haar opvattingen over de islam geloofwaardig geacht. Al deze omstandigheden tezamen maken dat zij bij terugkeer een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de deelname aan de protesten in 2019
5.1.
Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiseres in november 2019 heeft deelgenomen aan een protest tegen de regering. Verweerder vindt het echter niet geloofwaardig dat eiseres als gevolg hiervan in de negatieve aandacht van de autoriteiten is komen te staan.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit standpunt voldoende gemotiveerd. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiseres heeft verklaard dat zij slechts tien tot vijftien minuten met het protest heeft meegelopen en dat zij geen spandoek heeft gedragen of leuzen heeft geroepen. Zij was bij toeval bij het protest aanwezig en heeft geen cruciale rol gespeeld. Ook heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiseres niet heeft kunnen uitleggen hoe [functie] [naam] , die haar schoonvader zou hebben gebeld over haar aanwezigheid bij het protest, erachter is gekomen dat zij daar was. Ook mocht verweerder tegenwerpen dat niet is gebleken dat eiseres of haar familieleden na het telefoontje van de [functie] nog iets hebben gehoord over deze kwestie. Verweerder kon daarom concluderen dat het niet aannemelijk is geworden dat eiseres als gevolg van haar deelname aan het protest in november 2019 bij terugkeer naar Iran een risico loopt op een onmenselijke behandeling door de autoriteiten.
Ten aanzien van de uitingen van eiseres tijdens haar lezingen
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het niet geloofwaardig is dat eiseres in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten staat als gevolg van haar uitingen tijdens haar lezingen. De rechtbank motiveert dat als volgt.
6.2.
Verweerder acht geloofwaardig dat eiseres als [beroep] en dat zij in die hoedanigheid lezingen gaf aan studenten. Eiseres heeft verklaard dat zij tijdens haar lezingen haar mening heeft gegeven over de oorlog in Syrië en over andere politiek gevoelige onderwerpen. Ze heeft gedetailleerd verklaard over hoe ze een veelbelovende Afghaanse student heeft afgeraden om aan de oorlog in Syrië deel te gaan nemen. [4] Ook heeft ze verklaard dat haar afstudeerscriptie niet werd geaccepteerd omdat zij daarin de islamitische revolutie als een marxistische revolutie had afgebeeld.
6.3.
Verweerder heeft eiseres niet in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat het niet geloofwaardig is dat zij haar meningen op deze manier heeft geuit, enkel omdat zij daarmee een risico zou lopen. Het gebeurt immers vaker dat mensen meningen uiten omdat zij daar erg van overtuigd zijn, ondanks dat zij daarmee een risico lopen. Ook kon verweerder niet in redelijkheid aan eiseres tegenwerpen dat het onwaarschijnlijk is dat zij in 2017 al begon met het uiten van haar meningen en dat zij pas in 2019 daarmee problemen kreeg. Eiseres heeft immers verklaard dat zij eerst voorzichtig was omdat zij bang was. [5] Ook heeft zij verklaard dat zij begin 2019 al een waarschuwing heeft gekregen over haar meningsuitingen. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom dit een onwaarschijnlijke gang van zaken zou zijn.
6.4.
Daarnaast betrekt de rechtbank hierbij dat eiseres bij haar zienswijze een foto van een brief van de [omschrijving] heeft overgelegd, waarin staat dat zij is geschorst vanwege het verspreiden van linkse en anti-islamitische ideeën tijdens haar eindwerk en omdat zij ervan beschuldigd wordt stappen te hebben ondernomen tegen de nationale veiligheid. Hoewel verweerder in het bestreden besluit terecht heeft opgemerkt dat de echtheid van deze brief niet kan worden geverifieerd omdat het om een kopie gaat, betekent dit nog niet dat er in het geheel geen waarde aan de inhoud van deze brief kan worden toegekend. Ook heeft verweerder niet aan eiseres gevraagd waarom zij het origineel niet kan overleggen en waarom zij deze brief niet eerder heeft ingediend.
6.5.
Verder heeft verweerder niet in redelijkheid aan eiseres tegengeworpen dat zij legaal het land heeft kunnen verlaten. Hoewel dit feit er inderdaad op wijst dat er geen uitreisverbod aan haar is opgelegd, kan dit niet zonder meer tot de conclusie leiden dat zij daarom niet in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. Verweerder heeft niet onderbouwd dat iedereen die in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat vanwege zijn of haar politieke opvattingen direct een uitreisverbod opgelegd krijgt. Ook de omstandigheid dat eiseres niet weet of haar man in Iran problemen heeft gehad als gevolg van haar vertrek, is onvoldoende om tot de conclusie leiden dat haar relaas over haar uitingen op de universiteit daardoor ongeloofwaardig is. De rechtbank betrekt hierbij dat eiseres heeft uitgelegd dat zij vermoedt dat haar man haar niet alles vertelt, omdat zij al genoeg heeft om zich zorgen over te maken.
Ten aanzien van de afvalligheid
7. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het ongeloofwaardig is dat eiseres als afvallige van de islam is aan te merken. Eiseres heeft verklaard dat zij persoonlijk nooit in de islam heeft geloofd, maar dat zij zich wel buitenshuis aan de regels van de islam heeft geconformeerd omdat dat in Iran nou eenmaal moet. In het voornemen staat dat eiseres op p. 24 van het nader gehoor zou hebben verklaard dat zij tot haar achttiende overtuigd moslim is geweest, maar dat staat niet zo in het gehoor. Ze heeft daar juist verklaard dat er tot haar achttiende wel vakken waren op school die haar hebben getriggerd om na te denken over de islam, maar dat ze nooit overtuigd is geweest. Verweerder heeft dit daarom niet als tegenstrijdigheid aan eiseres kunnen tegenwerpen. Ook heeft eiseres verklaard dat haar verkrachting de oorzaak ervoor is geweest dat zij volledig afstand van de islam heeft genomen. [6] Ze heeft uitgelegd dat zij voor deze gebeurtenis min of meer neutraal ten opzichte van de islam stond, maar dat zij op dat moment de islam begon te haten. [7] Zonder nadere toelichting van verweerder valt niet in te zien waarom iemand die nooit in de islam heeft geloofd, niet op een latere leeftijd nog een (verdere) aversie tegen de islam kan ontwikkelen. Verweerder heeft in het bestreden besluit daarom onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over haar afvalligheid tegenstrijdig met elkaar zouden zijn.
Ten aanzien van de verkrachting en bedreiging door haar baas
8.1.
Verweerder acht geloofwaardig dat eiseres is verkracht door haar baas bij het [naam] en dat deze baas een hoge functie in de [naam] bekleedt. Ook vindt verweerder het geloofwaardig dat hij heeft gedreigd om haar op basis van een dossier dat hij over haar heeft te laten aanhouden, als zij niet een relatie met hem begint. Verweerder vindt echter dat eiseres zich voor bescherming tot de Iraanse autoriteiten kan wenden, omdat zij daar aangifte kan doen en omdat op verkrachting zelfs de doodstraf staat. Dit blijkt uit het Algemeen ambtsbericht Iran van maart 2019.
8.2.
Uit vaste Afdelingsjurisprudentie [8] volgt dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen, eerst door verweerder moet worden onderzocht of door de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij dient verweerder informatie over de algemene situatie in een land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties, te betrekken. Als verweerder die vraag bevestigend heeft beantwoord, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht.
8.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende onderzocht of door de Iraanse autoriteiten in het algemeen bescherming wordt geboden tegen een bedreiging zoals de baas van eiseres tegen haar heeft geuit. Het feit dat het in Iran in beginsel mogelijk is om aangifte te doen van verkrachting en dat verkrachting strafbaar is, is daartoe onvoldoende. De rechtbank betrekt hierbij dat verweerder geloofwaardig acht dat de dader een hoge functie in de [naam] bekleedt, dat er geen getuigen van de verkrachting zijn en dat hij heeft gedreigd om eiseres te laten aanhouden op basis van een dossier dat hij over haar heeft. Verweerder zal daarom nader moeten onderzoeken of de autoriteiten in een geval als deze in het algemeen bescherming bieden.
Conclusie
10.1.
De asielaanvraag van eiseres is ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan verweerder is om de verklaringen van eiseres opnieuw te beoordelen op geloofwaardigheid, met inachtneming van deze uitspraak. Ook zal verweerder beter moeten motiveren dat er in Iran in het algemeen bescherming wordt geboden. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
10.2.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Als aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen.
4.Nader gehoor, p. 7 onderaan.
5.Nader gehoor, p. 7 in het midden.
6.Nader gehoor, p. 24 in het midden.
7.Nader gehoor, p. 24 onderaan en p. 25 bovenaan.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2087.