Uitspraak
Alimentatie
Beschikking op het op 3 oktober 2019 ingekomen verzoek van:
[Y] ,
Procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het verweerschrift met zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van 14 oktober 2020 van de zijde van de man;
- de twee brieven van 17 maart 2021, met producties 6 tot en met 10, van de zijde van verzoekers.
- het faxbericht van 18 maart 2021, met bijlagen, van de zijde van de man.
- de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
Feiten
- De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd geweest van [datum huwelijk] 1988 tot [datum echtscheiding] 2014.
- Zij zijn de ouders van de meerderjarigen [voornaam zoon] en [voornaam dochter] .
- Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van [beschikkingsdatum] 2014 is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken en zijn het convenant en het ouderschapsplan aan de beschikking gehecht.
- In het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan zijn de man en de vrouw – voor zover hier van belang – overeengekomen:
- dat zij jegens elkaar over en weer afzien van hun afspraken op een bijdrage in de kosten van levensonderhoud, gelet op de inkomenspositie van iedere van partijen ten tijde van het ondertekenen van het echtscheidingsconvenant;
- dat de man aan de vrouw een kinderalimentatie verstrekt van € 302,- per maand per kind, voor zowel het minderjarige kind als voor het meerderjarige kind die nog een opleiding volgt;
- dat de man en de vrouw een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie verstrekken aan het meerderjarige kind, waarbij de bijdrage naar draagkracht van partijen een percentage is van de totale kosten die gemaakt moeten worden voor levensonderhoud en studie van het kind;
- dat de verplichting van de ouders om het kind financieel te ondersteunen vervalt indien het kind zelfstandig in staat is om in zijn levensonderhoud te voorzien;
- dat partijen er mee bekend zijn dat een kinderalimentatie of een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie vervalt aan het einde van de maand waarin een kind zich zelf redelijkerwijze in het levensonderhoud kan voorzien, niet langer een opleiding volgt of de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
- de man betaalt € 873,- kinderalimentatie voor twee kinderen en € 157,- bruto partneralimentatie;
- ten tijde van het maken van die afspraken was [voornaam zoon] 21 jaar en was [voornaam dochter] 18 jaar.
Verzoek en verweer
- primair [voornaam zoon] en [voornaam dochter] niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot een bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud, subsidiair het verzoek van [voornaam zoon] en [voornaam dochter] af te wijzen, meer subsidiair de bijdrage van [voornaam zoon] te bepalen op € 300,- per maand en per 1 september 2019 op nihil te stellen en de bijdrage van [voornaam dochter] te bepalen op € 300,- per maand en per 1 september 2020 op nihil te stellen, dan wel een bijdrage en een begin- en einddatum door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
- primair de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot een bijdrage in haar levensonderhoud, subsidiair het verzoek van de vrouw af te wijzen, meer subsidiair de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw per 1 maart 2015 op nihil te stellen, dan wel een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw in goede justitie te bepalen;
- te bepalen dat de vrouw met ingang van 1 maart 2015, dan wel een datum die de rechtbank in goede justitie juist acht, het teveel ontvangen bedrag aan partneralimentatie aan de man terug dient te betalen;
Beoordeling
Beslissing
- in de kosten van studie en levensonderhoud van [voornaam dochter] op € 436,50 per maand van 1 maart 2015 tot en met 1 augustus 2020;
- in de kosten van studie en levensonderhoud van [voornaam zoon] op € 436,50 per maand van 1 maart 2015 tot 1 februari 2021;
- in de kosten van levensonderhoud van de vrouw op € 157,- bruto per maand van 1 maart 2015 tot 1 februari 2021;