3.2Bureau Documenten heeft jarenlang analyses uitgevoerd op Eritrese documenten, waaronder huwelijksaktes. Met de resultaten van deze analyses en de resultaten uit de Factfindings missie naar Eritrea in 2015 heeft Bureau Documenten kunnen vaststellen dat de verschijningsvorm van de litigieuze huwelijksakte en de stempels niet overeenkomen met echte door de 'Public Registration Office' afgegeven huwelijksakten. Ook betreffende de opmaak en afgifte van het document zijn er afwijkingen geconstateerd.
Bureau Documenten heeft in de verschijningsvorm van de litigieuze huwelijksakte zodanige afwijkingen aangetroffen dat de technische eigenschappen niet meer relevant zijn.
Gelet op bovenstaande ziet Bureau Documenten geen aanleiding om de conclusie over het document te wijzigen.”
9. Bij het bestreden besluit is het door eiser tegen het primaire besluit ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij betrekt verweerder het weerwoordrapport van Bureau Documenten van 9 juli 2020. Aangezien Bureau Documenten bij zijn onderzoeksresultaat blijft, volgt verweerder niet dat eiser en referente getrouwd zijn. De verder overgelegde verklaring van de gemeente kan niet alsnog de huwelijksrelatie aantonen, aangezien het om een kopie gaat waarvan de echtheid niet is vast te stellen. Ook de getuigenverklaringen en identiteitskaarten maken de huwelijksrelatie niet aannemelijk. Eisers beroep op artikel 11 van de Gezinsherenigingsrichtlijnkan volgens verweerder niet slagen, omdat de familierechtelijke relatie niet is aangetoond. Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat het opmerkelijk is dat referente haar echtgenoot niet op de hoogte heeft gesteld van haar zwangerschap en de geboorte van het kind. Zeker gelet op de verklaring van referente dat het in Eritrea gebruikelijk is dat veel kinderen binnen één gezin niet dezelfde ouders hebben en dat haar buitenechtelijke kind dan ook geen problemen zal opleveren.
10. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte de deskundigheid van de contra-expert in twijfel trekt. Het NFO wordt regelmatig als getuige deskundige benoemd door rechtbanken. Verder verzoek eiser de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen om de huwelijksakte nogmaals te onderzoeken. Eiser verkeert in bewijsnood voor wat betreft de weerlegging van het weerwoord van Bureau Documenten, omdat dit weerwoordrapport niet aan het NFO kan worden voorgelegd. De betreffende onderzoeker, J.R. ten Hove, is in 2020 komen te overlijden. Het is daarom aan de rechtbank om compensatie te bieden in een dergelijk ongelijke positie. Eiser is verder gerechtigd om ander relevant bewijs over te leggen, ook al is een overgelegd document vals bevonden. Dit blijkt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 19 augustus 2020.Dit heeft eiser gedaan door 3 getuigenverklaringen over te leggen en een verklaring van de gemeente. In dat kader is volgens eiser artikel 589 van het Eritrees Burgerlijk Wetboek van belang. Daaruit blijkt dat een huwelijk is bewezen wanneer twee personen zich als echtgenoten gedragen en de omgeving hen als zodanig beschouwt. Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder zijn hoorplicht heeft geschonden door eiser geen vragen te stellen over de huwelijksrelatie.
De rechtbank overweegt als volgt.
11. Uit vaste jurisprudentie van de Afdelingvolgt dat een door Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies is aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden, waar verweerder in beginsel van uit mag gaan.Uit de uitspraken van de Afdeling van 19 september 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1232) en 16 oktober 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3269) volgt dat de beoordeling of een door een vreemdeling overgelegd document authentiek of vals of vervalst is, een specifieke deskundigheid vereist die verweerder, noch de bestuursrechter, heeft. Indien verweerder een deskundigenadvies aan zijn besluit ten grondslag legt, dient verweerder zich er gelet op artikel 3:2 van de Awbvan te vergewissen dat dit advies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is.Indien verweerder zich voldoende heeft vergewist, zal een vreemdeling de uitkomst van een beoordeling door Bureau Documenten slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen. 12. Niet is gesteld of gebleken dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. Uit het hiervoor onder 11 weergegeven toetsingskader volgt daarom dat eiser de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten slechts kan bestrijden met een andersluidend deskundigenrapport.
13. De rechtbank ziet allereerst geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige benoemen. Het weerwoord van Bureau Documenten is – met het bestreden besluit – op 2 december 2020 aan eiser kenbaar gemaakt. Dat betekent dat hij sinds die datum de gelegenheid heeft gehad om inhoudelijk op het weerwoord te reageren. De rechtbank volgt eiser in zoverre dat het overlijden van J.R. ten Hove hem wel in een lastigere bewijspositie brengt. Dat eiser in het geheel niet in staat is geweest om op het weerwoord te reageren, is echter niet gebleken. Eiser heeft zijn stelling dat hij via het NFO geen enkele nadere informatie kan verkrijgen over het door J.R. ten Hove verrichte onderzoek niet onderbouwd. Gelet op het feit dat eiser een contra-expertise heeft laten uitvoeren en dat niet is gebleken dat hij in het geheel geen gelegenheid heeft gehad om te reageren op het weerwoord van Bureau Documenten, is de rechtbank van oordeel dat aan het vereiste van een gelijke procespositie is voldaan.
14. Verweerder heeft de deskundigheid van J.R. ten Hove echter naar het oordeel van de rechtbank niet concreet en gemotiveerd betwist. In het bestreden besluit wordt enkel naar het oordeel van Bureau Documenten in het weerwoord verwezen, voor zover dit betrekking had op de bevestiging van het reeds verrichte documentenonderzoek van 27 september 2017. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat, nu Bureau Documenten al had geconcludeerd dat niet is aangetoond dat de contra-expert is opgeleid om dergelijk onderzoek te doen, in het bestreden besluit enkel nog een standpunt is ingenomen voor het geval de deskundigheid van de contra-expert toch moet worden aangenomen. Uit het bestreden besluit blijkt dan ook niet of de deskundigheid van de contra-expert tot de in het besluit getrokken conclusies heeft geleid. Voor zover verweerder de deskundigheid van de contra-expert ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit, diende dit naar het oordeel van de rechtbank reeds in het bestreden besluit te worden gemotiveerd. Dit heeft verweerder ter zitting erkend.
15. Ten aanzien van het beroep van eiser op schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat van het horen in bezwaar slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Awb mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Nu verweerder, naar aanleiding van het in de bezwaarfase ingebrachte contra-expertise rapport, Bureau Documenten om een weerwoord heeft gevraagd, is in dit geval niet aan die maatstaf voldaan. Hieruit kan niet worden afgeleid dat voor verweerder meteen bleek dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en dat daarover redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat er hier sprake is van een bijzondere opeenvolging van omstandigheden. Gelet op het beginsel van hoor en wederhoor lag het op de weg van verweerder om eiser, alvorens het bestreden besluit te nemen, in de gelegenheid te stellen om inhoudelijk op het weerwoord te reageren. Eiser raakte pas op 2 december 2020 bekend met het weerwoord van Bureau Documenten en werd daarop geconfronteerd met een complicerende factor: het overlijden van de contra-expert. Alle omstandigheden in onderling verband bekeken, had eiser in de gelegenheid moeten worden gesteld om nadere toelichtingen te verschaffen. Zo zou eiser diploma’s van de door de contra-expert gevolgde opleidingen kunnen overleggen. De rechtbank acht het in dit kader van belang dat het contra-expertise rapport de door eiser gestelde huwelijksrelatie bevestigt en dat het bovendien niet reeds op voorhand is vast te stellen dat verweerder geen waarde hoeft te hechten aan dit rapport. Verweerder had daarom niet van het horen mogen afzien.
16. Gelet op wat de rechtbank onder 14 en 15 heeft overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Het besluit komt daarom in aanmerking voor vernietiging. Nu niet valt uit te sluiten dat het rapport een concreet aanknopingspunt vormt tot twijfel aan de juistheid, dan wel volledigheid, van het documentenonderzoek, ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden bestand in stand te laten. Wat voor het overige is aangevoerd, hoeft verder niet te worden besproken.
17. Het beroep is gegrond. Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.068,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).