Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , eiseres
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
.
Overwegingen
Verder had er, gelet op de uitkomsten van de leeftijdsschouw, een leeftijdsonderzoek moeten plaatsvinden. Hierbij verwijst eiseres naar de uitspraak van rechtbank Haarlem van 19 maart 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:2669). Verweerder heeft haar verklaringen over de wijze waarop de leeftijdsregistratie in Italië heeft plaatsgevonden niet betwist, en de verklaringen van eiseres zijn voor het overige concludent en niet tegenstrijdig. Dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in haar uitspraak van
5 augustus 2020 heeft besloten dat de leeftijdsregistratie in Italië zorgvuldig plaatsvindt gaat in dit geval dan ook niet op, aldus eiseres.
Verder kan eiseres niet worden tegengeworpen dat zij geen identificerende documenten heeft overgelegd. In de periode tussen haar vertrek uit Eritrea en aankomst in Nederland verbleef zij in Soedan en Libië. In deze landen kon zij niet haar documenten verzamelen. Zo heeft zij in Libië vastgezeten in een gesloten centrum. Daarnaast geldt in Eritrea een algehele lockdown en is er maar één DHL kantoor aanwezig aldaar, dat op honderden kilometers afstand van haar geboortedorp ligt. Dit zijn reële feitelijke belemmeringen waardoor zij niet aan haar bewijslast kan voldoen, aldus eiseres.
30 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1454) en van 14 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1911) volgt dat de informatie uit een andere lidstaat waaruit blijkt dat de vreemdeling meerderjarig is, volstaat om de vreemdeling ook in Nederland meerderjarig te verklaren, mits in Nederland geen authentieke, identificerende documenten zijn overgelegd. Volgens paragraaf C1/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 moeten de documenten met betrekking tot de identiteit van de vreemdeling officiële, door de overheid van het land van herkomst van de vreemdeling afgegeven documenten zijn met daarin ten minste een pasfoto en de geboorteplaats en -datum van de vreemdeling. Dergelijke identificerende documenten heeft eiseres niet overgelegd. Zelfs andere dan door de Eritrese overheid uitgegeven documenten, zoals bijvoorbeeld een schoolpas, zijn niet overgelegd. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij sinds haar verblijf in Nederland heeft geprobeerd identificerende documenten uit Eritrea te verkrijgen, hetgeen wel van haar mag worden verwacht. De stelling dat de omstandigheden in het land van herkomst alsmede in Soedan en Libië de afgelopen jaren zodanig waren dat het niet mogelijk zou zijn geweest om identificerende documenten te verkrijgen volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft deze stelling geenszins met stukken of verwijzingen naar openbare bronnen hieromtrent onderbouwd. Verder volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2219) dat verweerder er - gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel - in beginsel vanuit mag gaan dat de registratie van de geboortedatum zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Het is dan aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat de in die lidstaat geregistreerde geboortedatum onjuist is. Hierin is eiseres niet geslaagd. De verwijzing naar de uitspraak van rechtbank Haarlem van 19 maart 2020 kan eiseres niet baten. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1888), waarin de Afdeling heeft beslist op het ingestelde hoger beroep tegen voornoemde uitspraak van rechtbank Haarlem van 19 maart 2020. Uit deze Afdelingsuitspraak volgt, evenals uit de voornoemde uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2017, dat in beginsel ervan uit mag worden gegaan dat de registratie in de andere lidstaat zorgvuldig heeft plaatsgevonden, zodat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de in de andere lidstaat geregistreerde meerderjarigheid onjuist is. De enkele niet onderbouwde stelling van eiseres dat bij de registratie in Italië geen gebruik is gemaakt van een tolk kan niet tot de conclusie leiden dat de leeftijdsregistratie onzorgvuldig tot stand is gekomen, of dat bij Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Daarnaast volgt uit de antwoorden op Kamervragen (Aanhangsel van de Handelingen II 2018/19, nr. 3162) waar eiseres op wijst, niet dat verweerder na het antwoord van de Italiaanse autoriteiten nadere vragen had moeten stellen. Tot slot kan het beroep op de zaak van de rechtbank Rotterdam van 30 april 2021 eiseres niet baten. Die zaak gaat over de vraag of de vreemdeling nog een verblijfstitel had in Italië, terwijl in de onderhavige zaak verweerder in het kader van de Dublinverordening mag aannemen dat de aanvraag van eiseres aldaar zal worden behandeld. Gelet op het voorgenoemde is verweerder terecht uitgegaan van de in Italië geregistreerde meerderjarigheid en is daarom ook terecht geen leeftijdsonderzoek aangeboden.