ECLI:NL:RBDHA:2021:6233

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
SGR 20/3708
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AIO-aanvulling wegens onduidelijke financiële situatie en gebrek aan informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) door de Sociale verzekeringsbank. Eiseres had op 13 augustus 2019 haar aanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze op 19 december 2019 afgewezen, omdat eiseres niet alle gevraagde informatie over haar financiële situatie, woning en winkel in het buitenland had verstrekt. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep heeft ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiseres niet voldoende informatie heeft aangeleverd om haar recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank benadrukt dat de financiële situatie van de aanvrager essentieel is voor de beoordeling van de aanvraag en dat eiseres verplicht is om de benodigde gegevens te overleggen. Ondanks de verklaringen van eiseres en haar gemachtigden, blijft de financiële situatie onduidelijk, wat leidt tot de conclusie dat de aanvraag voor de AIO-aanvulling terecht is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3708

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T. Scholtus),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: drs. W. van den Berg).

Procesverloop

In het besluit van 19 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) ingevolge de Participatiewet (Pw) afgewezen.
In het besluit van 23 april 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft zich op 13 augustus 2019 bij verweerder gemeld voor het doen van een aanvraag om een AIO-aanvulling. Op 22 augustus 2019 heeft zij de aanvraag ingediend. In verband met de aanvraag heeft verweerder eiseres bij brief van 29 augustus 2019 gevraagd om de in die brief vermelde informatie te overleggen. Bij brief van 9 oktober 2019 heeft verweerder om aanvullende informatie verzocht omdat eiseres niet alle vragen heeft beantwoord en geen bewijsstukken heeft meegezonden. Op 28 oktober 2019 heeft verweerder van eiseres stukken ontvangen. Bij brief van 6 november 2019 heeft verweerder wederom om informatie gevraagd, omdat eiseres niet alle vragen heeft beantwoord en niet alle gevraagde bewijsstukken heeft meegezonden. Daarbij heeft verweerder eiseres laten weten dat de stukken noodzakelijk zijn om het recht op AIO-aanvulling te kunnen vaststellen. Op 7 november 2019 heeft de Sociaal Casemanager van eiseres gereageerd. Naar aanleiding van deze reactie heeft verweerder op 18 november 2019 aanvullende vragen gesteld. Deze vragen hebben onder andere betrekking op de eigendom van de woning waarnaar de bankafschriften van de Roemeense bankrekening van eiseres worden verzonden en informatie over de winkel [winkel] (de winkel). Nadat de Sociaal Casemanager van eiseres hier op 11 december 2019 op heeft gereageerd, heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder overweegt daartoe dat eiseres niet alle gevraagde informatie heeft overgelegd. Volgens verweerder zijn er sterke aanwijzingen dat eiseres een winkel in [buitenland] heeft,. Daarnaast worden bankafschriften van eiseres op een ander adres in [buitenland] bezorgd. Omdat het inkomen en het vermogen van invloed zijn op het mogelijke recht op een AIO-aanvulling, is het volgens verweerder niet onredelijk om eiseres om informatie en bewijsstukken te vragen over haar inkomen, de woning en de winkel in [buitenland] . Door het ontbreken van de gevraagde gegevens kan volgens verweerder niet worden vastgesteld of en zo ja, in welke mate, eiseres in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde, zodat de aanvraag terecht is afgewezen.
3. Eiseres voert aan dat op 11 december 2019 is verklaard dat het winkelpand is gehuurd en dat de winkel op naam van de dochter van eiseres stond of staat. De uitleg van verweerder is hiermee niet te rijmen. Dat de winkels niet van eiseres, maar van haar dochter zijn, blijkt uit de huurovereenkomst van de winkel. Bovendien zijn deze al langer geleden gesloten. Uit de verstrekte gegevens blijkt voldoende dat eiseres geen toereikende inkomsten heeft, zij niet beschikt over verdere inkomsten en vermogen en de woning werd gehuurd door de dochter van eiseres.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.1.
De te beoordelen periode loopt van 13 augustus 2019 (de datum van de melding) tot en met 19 december 2019 (de datum van het besluit op de aanvraag).
4.2.
Voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden, is de financiële situatie van de aanvrager een essentieel gegeven. De aanvrager is gehouden de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens te overleggen.
4.3.
De beroepsgrond van eiseres dat het recht op bijstand op grond van de door haar verstrekte informatie kan worden vastgesteld, slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.3.1.
Uit het dossier blijkt onder andere dat bankafschriften van een Roemeense bankrekening van eiseres zijn geadresseerd aan een adres in [plaats] in [buitenland] . Verweerder heeft daarom om informatie gevraagd betreffende de eigendom en/of huur van de woning op dat adres. Daarnaast heeft de Sociaal Casemanager van eiseres op 7 november 2019 schriftelijk verklaard dat eiseres samen met haar dochter in 2006 de winkel is begonnen. Verweerder heeft daarom om informatie over die winkel gevraagd. De gevraagde informatie heeft onder andere betrekking op de eigendom van de winkel, het huidige gebruik daarvan en of eiseres nog inkomsten uit de winkel heeft.
4.3.2.
Gelet op wat onder 4.2 is overwogen, heeft verweerder terecht om informatie over de woning en de winkel gevraagd. Deze informatie heeft namelijk betrekking op de vraag of eiseres over inkomen of vermogen kan beschikken en zijn bedoeld om met de andere beschikbare gegevens een compleet beeld te krijgen van de financiële situatie van eiseres.
4.3.3.
Vast staat dat eiseres niet alle gevraagde informatie heeft overgelegd. Hierdoor is de financiële situatie van eiseres onduidelijk gebleven. Als gevolg hiervan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
4.4.
Dat de Sociaal Casemanager van eiseres op 11 december 2019 heeft verklaard dat de winkel van de dochter van eiseres is, leidt niet tot een ander oordeel. Dit betoog is namelijk niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. De overgelegde huurovereenkomst is daartoe onvoldoende, nu daaruit slechts blijkt dat de dochter van eiseres de winkel heeft vertegenwoordigd. Hieruit blijkt niet wie in de periode in geding de eigendom van de winkel had, hoe het gebruik toen was en of eiseres toen inkomsten uit de winkel had. Op grond van vaste rechtspraak mag eiseres daarom aan de eerdere verklaring van 7 november 2019 worden gehouden. [1] Aan het achteraf intrekken, ontkennen of nuanceren van een dergelijke verklaring komt dan weinig betekenis toe. [2]
4.5.
Het door eiseres in beroep overgelegde ‘fiscal certificate’ leidt evenmin tot een ander oordeel. Hieruit zou volgens eiseres blijken dat zij geen onroerend goed in eigendom heeft in [plaats] . De rechtbank stelt vast dat het certificaat op 16 december 2020 is opgesteld. Hoewel daaruit blijkt dat eiseres in [plaats] niet is geregistreerd als eigenaar van onroerende goederen die aan belasting zijn onderworpen, blijkt uit het certificaat niet vanaf welke datum dit het geval is. Het certificaat vermeldt niet of eiseres in de periode in geding al dan niet onroerende zaken in eigendom had. De rechtbank hecht in deze zaak dan ook niet de waarde aan het certificaat, die eiseres hieraan gehecht zou willen zien.
4.6.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 26 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV2512.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 24 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1605.