ECLI:NL:RBDHA:2021:6815
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. D. Berben, had de aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat er tekortkomingen waren in de Italiaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen, en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing zou zijn.
Tijdens de zitting op 8 juni 2021 heeft eiser, bijgestaan door een waarnemer en een tolk, zijn standpunten toegelicht. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië, en dat het aan eiser was om aan te tonen dat in zijn specifieke geval dit beginsel niet kon worden toegepast. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat er structurele gebreken waren in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem, en dat de zorgen over de coronapandemie niet voldoende waren om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van eiser niet zo bijzonder waren dat de Staatssecretaris een uitzondering had moeten maken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.