ECLI:NL:RBDHA:2021:8093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
SGR21/2502
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omzetten AOW-pensioen voor duurzaam gescheiden levende echtgenoten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser, die sinds 14 mei 2019 een AOW-pensioen ontvangt naar de norm voor gehuwden, heeft verzocht om zijn pensioen om te zetten naar dat van een alleenstaande, omdat hij en zijn vrouw sinds 20 augustus 2020 duurzaam gescheiden leven. De Sociale Verzekeringsbank heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven, onder andere vanwege de financiële verstrengeling tussen de echtgenoten en het gezamenlijk bezit van onroerend goed.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser maandelijks € 700,00 aan zijn vrouw overmaakt en dat zij samen eigenaar zijn van de woning waarin zijn vrouw woont. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelt dat hij volledig gescheiden leeft van zijn vrouw en dat de gezamenlijke bankrekening inmiddels is opgeheven, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft zich gebaseerd op eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin is vastgesteld dat duurzaam gescheiden leven pas aan de orde is als beide partijen hun leven als ongehuwd leiden en deze situatie als bestendig wordt ervaren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de bevindingen van de Sociale Verzekeringsbank voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat er in dit geval geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2502

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. K Verbeek).

Procesverloop

Bij besluit van 22 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van Algemene Ouderdomswet (AOW) geweigerd het pensioen van eiser voor een gehuwde om te zetten naar een pensioen voor een alleenstaande.
Bij besluit van 12 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Aan eiser is met ingang van 14 mei 2019 een AOW-pensioen toegekend naar de norm voor een gehuwde. Op 10 september 2020 heeft hij een formulier “Onderzoek woonsituatie” ingediend bij verweerder, waarin hij meldt dat hij en zijn vrouw sinds 20 augustus 2020 uit elkaar zijn en dat hij niet verwacht dat zij in de toekomst weer op één adres zullen gaan wonen.
2.1
Op basis van de informatie in dit formulier heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de weigering het AOW-pensioen om te zetten naar dat van een alleenstaande gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. Daarbij baseert verweerder zich vooral op de bijdrage van eiser van € 700,00 per maand in het levensonderhoud van zijn huwelijkspartner, het gezamenlijk bezitten van onroerend goed en het hebben van een gezamenlijke bankrekening.
3. Eiser bestrijdt dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Hij heeft reeds zeven jaar een vriend en leeft inmiddels volledig gescheiden van zijn vrouw. De door hen beiden opgebouwde pensioenen worden gelijkelijk verdeeld, waaronder een Duits pensioen, waarvan eiser maandelijks € 700,00 aan zijn gewezen vrouw overmaakt. Verder is hij inderdaad voor 50% eigenaar van de woning waarin zijn gewezen vrouw nog steeds woont, maar daar zijn redenen voor die niets met zorg van doen hebben: eiser zelf heeft het geld niet direct nodig, de kinderen willen niet dat eiser hun moeder op straat zet en de woningwaarde stijgt voortdurend, waar eiser nu van meeprofiteert. Overigens betaalt zijn vrouw alle woonkosten. Tot slot is een scheiding in zijn geval niet zo makkelijk vanwege een schuld aan de Belastingdienst van ongeveer € 50.000,00. Bij scheiding zal deze voor de helft voor rekening van zijn gewezen vrouw komen, terwijl eiser de schuld heeft aan de vervreemding tussen hen beiden. De gezamenlijke bankrekening is inmiddels opgeheven.
4. Volgens vaste rechtspraak, zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2918, is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten pas sprake indien het een door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving betreft, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden. Het gegeven dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning is niet voldoende om duurzaam gescheiden leven aan te nemen. Eveneens is vaste rechtspraak, zie de uitspraak van de CRvB van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932, dat de echtelijke samenleving kan bestaan zonder dat van samenwonen sprake is. De motieven op grond waarvan de echtelijke samenleving niet, nog niet, niet langer of niet opnieuw is verbroken, zijn voor de beoordeling van de vraag of sprake is van duurzaam gescheiden leven niet relevant, zie de uitspraken van de CRvB van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen van het onderzoek van verweerder voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat in het geval van eiser geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
5.2
Uit de verklaringen van eiser blijkt van financiële verstrengeling tussen eiser en zijn huwelijkspartner. Ze zijn samen eigenaar van de woning die de huwelijkspartner bewoont. Verder maakt eiser elke maand € 700,00 aan haar over van een hem toekomend pensioen. Op grond van deze feiten en omstandigheden is sprake is van financiële verstrengeling. De redenen die eiser noemt voor deze verstrengeling laten bovendien zien dat daaraan een aspect van verzorging niet vreemd is. Dit alles duidt niet op een situatie waarin eiser en zijn huwelijkspartner een leven leiden als waren zij ongehuwd. De rechtbank ziet steun voor haar oordeel in de uitspraak van de CRvB van 28 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3792. De gronden van eiser slagen niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van
E.T. Rietbroek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.