Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
in de zaak met nummer: AWB 20/04099,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Turkse vreemdeling en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling, eiser, had een inreisverbod van twee jaar opgelegd gekregen, waartegen hij in beroep ging. De rechtbank ontving het beroepschrift op 15 juni 2020, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 11 maart 2021 de zitting gehouden, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat het hem niet tegengeworpen kon worden dat hij geen zienswijze had ingediend tegen het voornemen tot het opleggen van het inreisverbod. Eiser had geen zienswijze ingediend, ondanks dat hij voldoende gelegenheid had gekregen om dit te doen. De rechtbank oordeelde dat de persoonlijke en zakelijke belangen van eiser niet voldoende waren om het inreisverbod te laten vervallen, aangezien hij deze belangen niet in de bestuurlijke fase had aangevoerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris het inreisverbod voor de duur van twee jaar mocht opleggen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.