ECLI:NL:RBDHA:2021:9134
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het bestreden besluit inzake asielaanvraag met behoud van rechtsgevolgen in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Syrische nationaliteit bezit. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend in Nederland, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had deze niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 3 augustus 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat hij een gezinslid is van zijn partner die in Nederland woont en dat hun relatie bescherming verdient op grond van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft ter zitting een nieuw standpunt ingenomen, waarbij hij stelde dat er sprake was van een terugnamesituatie, wat betekende dat eiser zich niet kon beroepen op artikel 9 van de Dublinverordening.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit een zorgvuldigheidsgebrek vertoonde, omdat verweerder ten onrechte had getoetst aan artikel 9 van de Dublinverordening. Desondanks heeft de rechtbank het nieuwe standpunt van verweerder gevolgd, wat leidde tot de conclusie dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling kon worden genomen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand gelaten. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.496,-.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.