In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan over de afwijzing van meerdere aanvragen om een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden. Eiser had aanvragen ingediend voor het legaliseren van een rolluik en andere aanpassingen aan zijn pand. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder de aanvragen in redelijkheid had kunnen afwijzen, omdat het rolluik het uitwendig karakter van het karakteristieke pand wijzigde en in strijd was met het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Eiser had ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar dit werd afgewezen omdat de omstandigheden van de andere gevallen niet vergelijkbaar waren met die van eiser. Daarnaast werd de invordering van een dwangsom van € 8.000,- door verweerder gerechtvaardigd, omdat eiser niet aan de opgelegde last had voldaan. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.