ECLI:NL:RBDHA:2021:9279
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod wegens achterhouden van gegevens
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres, een Vietnamese nationaliteit houdende vrouw, en het opleggen van een inreisverbod. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had op 18 oktober 2019 de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken met terugwerkende kracht tot 15 mei 2018, omdat eiseres en haar referent, die een dienstverband had bij [B.V.] B.V., bewust gegevens hadden achtergehouden over het eindigen van dat dienstverband. Eiseres heeft tegen het besluit van verweerder bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 7 mei 2020. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 10 juni 2021, die via een Skype-verbinding plaatsvond, waren eiseres en referent niet aanwezig, maar de gemachtigde van eiseres had zich ook afgemeld. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heropende het onderzoek omdat eiseres door technische problemen niet aanwezig kon zijn. Bij de heropening van de zitting op dezelfde dag, waren eiseres en referent telefonisch aanwezig.
De rechtbank oordeelde dat verweerder de verblijfsvergunning terecht had ingetrokken, omdat referent ten tijde van het inwilligende besluit niet voldeed aan het middelenvereiste. De rechtbank concludeerde dat eiseres en referent bewust gegevens hadden achtergehouden, wat leidde tot de conclusie dat zij de voorwaarden voor de verblijfsvergunning hadden willen ontduiken. De rechtbank oordeelde verder dat er geen schending van de hoorplicht was, omdat verweerder op basis van de ingediende stukken kon concluderen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard.