Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[Naam 1], eiseres
[Naam 3],
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eisers hebben op 23 oktober 2019 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft zich in de besluiten van 20 november 2020, waarbij de aanvragen ingewilligd werden, niet uitgesproken over de vraag of hij eisers een bestuurlijke dwangsom verschuldigd is. In zijn verweerschrift van 3 juni 2020 heeft verweerder het standpunt ingenomen dat vanwege overmacht geen bestuurlijke dwangsom aan eisers verschuldigd is. Uit het bericht van eisers van 18 december 2020 blijkt dat zij zich niet kunnen verenigen met verweerders standpunt en verzocht hebben verweerder te veroordelen tot betaling van de bestuurlijke dwangsom van € 1.442 en vergoeding van de proceskosten.
.Nu de beslistermijn nog niet verstreken was, betekent dit dat verweerder geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is aan eisers en dat zowel de beroepen als het verzoek tot betaling van een bestuurlijke dwangsom prematuur zijn. Om die reden verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk op grond van artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.